ECLI:NL:RBAMS:2023:5101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
13.073723-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Slowaakse nationaliteit en onherroepelijkheid van de beslissing

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Slowaakse onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het District Court Prešov op 2 maart 2023, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Slowakije is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vier maanden. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 juni 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit bezit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing van de Slowaakse autoriteiten onherroepelijk is en dat er geen weigeringsgrond is op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, maar de rechtbank oordeelt dat de dagvaarding in persoon aan de opgeëiste persoon is uitgereikt. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden zijn.

De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft gewezen op de relevante wetsbepalingen en de procedurele stappen die zijn genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.073723-23
Datum uitspraak: 6 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 maart 2023 door
the District Court Prešov, Slowakije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Slowakije) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 juni 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem en door een tolk in de Slowaakse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the District Court Prešov of 9 June 2021, file reference 6T/33/2021 in connection with the order of the Regional Court in Prešov of 4 August 2022, file reference 2To/29/2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
Door de raadsman is bepleit, zakelijk weergegeven, dat het onduidelijk is of de aan het EAB ten grondslag liggende beslissing wel onherroepelijk is. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus als heeft de raadsman willen betogen dat er geen voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke beslissing aan het EAB ten grondslag ligt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het arrest van
the Regional Court in Prešovvan 4 augustus 2022 onherroepelijk is. Het EAB en de aanvullende informatie bevatten geen aanknopingspunten voor hetgeen de raadsman heeft betoogd en daarnaast is onder rubriek f) weergegeven:
Actions leading to criminal prosecution of the accused from the commission of the crime to the issuance of the European arrest warrant:
  • 16 December 2020 - order initiating criminal prosecution and bringing charges
  • 19 April 2021 – indictment
  • 9 June 2021 - Judgment of the District Court Prešov
  • 4 August 2022 - order of the Regional Court in Prešov rejecting the appeal
  • 31 January 2023 - issuance of Delivery to serve a custodial sentence
  • 23 February 2023 - Information Presidium of the Police Force, Bureau of International Police Cooperation, National Sirene Bureau
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt ook uit deze opsomming dat het arrest voor tenuitvoerlegging vatbaar is, nu op 31 januari 2023 een ‘
Delivery to serve a custodial sentence’ is uitgevaardigd. Het verweer slaagt niet.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Inleiding
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Aan de uitvaardigende justitiële autoriteit is door het Internationaal Rechtshulpcentrum in Amsterdam gevraagd of de zaak in hoger beroep door
the Regional Court in Prešovopnieuw in feite en in rechte ten gronde is behandeld en zo ja, of rubriek d) dan kan worden ingevuld
me betrekking tot de procedure in hoger beroep.
Uit de omstandigheid dat de uitvaardigende justitiële autoriteit als antwoord op die vragen rubriek d) heeft ingevuld en toegezonden, leidt de rechtbank af dat de strafzaak tegen de opgeëiste persoon in hoger beroep opnieuw ten gronde is behandeld. Om die reden valt naar het oordeel van de rechtbank enkel de procedure in hoger beroep onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
4.2
Standpunten raadsman en officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep en dat hij ter zitting niet door een advocaat is vertegenwoordigd. Dat hij op 22 juli 2022 in persoon zou zijn gedagvaard doet hier niet aan af, want de opgeëiste persoon heeft nooit een oproeping ontvangen. Hij werkte op dat moment namelijk elders in Slowakije en Duitsland. Evenmin waren er familieleden die op de hoogte waren van de behandeling van het hoger beroep. Op basis van de door de Slowaakse justitiële autoriteit verstrekte stukken kan niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte is geraakt van de behandeling van de zaak in hoger beroep. Nu zich geen omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder a tot en met d OLW voordoet, moet de overlevering daarom worden geweigerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding in persoon aan de opgeëiste persoon is uitgereikt en artikel 12 OLW daarom niet aan overlevering in de weg staat.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van 22 mei 2023 blijkt echter dat in rubriek d) optie 3.1a is aangekruist, inhoudende dat de opgeëiste persoon op 22 juli 2022 in persoon is gedagvaard.
Nu zich aldus de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub a OLW heeft voorgedaan, staat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd doet hier niet aan af. De enkele, niet onderbouwde, ontkenning van de opgeëiste persoon dat hij de dagvaarding in persoon in ontvangst heeft genomen, leidt niet tot twijfel aan de verstrekte informatie door de Slowaakse autoriteiten.

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De opgeëiste persoon is in Slowakije veroordeeld wegens het zich onttrekken aan de executie van een hem aldaar opgelegde vrijheidsstraf.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft dit feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De raadsman heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd omdat niet aan deze eisen is voldaan. Het feit is naar Nederlands recht immers niet strafbaar. Evenmin is er reden om van weigering af te zien omdat de opgeëiste persoon de straf waaraan hij zich heeft onttrokken nadien wel heeft uitgezeten. Bovendien valt moeilijk in te zien hoe de Slowaakse staat benadeeld is doordat de opgeëiste persoon zich niet heeft gemeld om de straf uit te zitten. Evenmin zijn er andere benadeelden. Gelet daarop is de straffeloosheid die de weigering van de overlevering tot gevolg kan hebben, overkomelijk.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat kan worden afgezien van weigering van de overlevering wegens het ontbreken van dubbele strafbaarheid. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Er zijn geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, want het feit is in Slowakije begaan door een Slowaaks onderdaan. Verder kan de opgeëiste persoon niet met een Nederlander worden gelijkgesteld en leidt weigering van de overlevering daarom tot straffeloosheid. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd doet hier niet aan af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court Prešov(Slowakije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (