Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 3],
1.De procedure
2.De feiten
Voor Rabobank blijft het verdienmodel en de toegevoegde waarde van uw ondernemingen in de keten onduidelijk. Rabobank constateert dat de rekeningen met name worden gebruikt om gelden via verschillende entiteiten rond te pompen, dat kortlopende leningen worden verstrekt en vrijwel direct worden afgelost en dat gelden worden doorgeboekt naar uw particuliere rekeningen bij andere banken.
verplicht zijn de klantrelatie met u op te zeggen.”
4.6. Op de mondelinge behandeling van dit kort geding is de advocaat van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] er niet in geslaagd de terechte twijfels van Rabobank weg te nemen. Ook [eiser 3] is er na vragen van de voorzieningenrechter niet in geslaagd op heldere wijze uiteen te zetten wat zijn bedrijfsactiviteiten en verdienmodel zijn. In dit verband wordt nog gewezen op de verplichting van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] op grond van artikel 2 lid 2 en artikel 7 ABV, die er onder meer op neerkomt dat een klant verplicht is die informatie te geven die de bank nodig heeft. Dat een medewerker van Rabobank op 27 januari 2022 heeft gemaild “Dit heeft een hoop onduidelijkheden voor ons weggenomen”, wil niet zeggen dat Rabobank nadien niet het standpunt zou mogen innemen dat onvoldoende informatie is verschaft. Ook uit het feit dat enige maanden zijn verstreken tussen het laatste informatieverzoek van Rabobank en haar voornemen tot beëindiging van de relatie, hebben [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] niet mogen afleiden dat het zo’n vaart niet zou lopen. Rabobank heeft in dat verband verklaard dat de daadwerkelijke beëindiging van een klantrelatie (‘offboarding’) plaatsvindt op een andere afdeling dan de afdeling die het klantenonderzoek doet, en dat daar nu eenmaal enige tijd mee gemoeid is.