ECLI:NL:RBAMS:2023:5014
Rechtbank Amsterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om coulance
Op 26 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft dit bezwaar op 4 augustus 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Tijdens de zitting op 11 juli 2023 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat er geen geschil bestaat over het feit dat eiseres heeft geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was. Eiseres heeft bevestigd dat er geen sprake was van onmiddellijk in- of uitstappen of laden en lossen, wat zou kunnen leiden tot een uitzondering op de parkeerbelasting. De rechtbank wijst erop dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals het feit dat zij normaal gesproken altijd parkeerbelasting betaalt en slechts enkele minuten heeft geparkeerd, niet relevant zijn voor de naheffing van de belasting. De rechtbank benadrukt dat parkeerbelasting een objectieve belasting is en dat alleen in noodsituaties coulance kan worden toegepast.
Eiseres heeft verzocht om coulance, maar de rechtbank stelt dat deze bevoegdheid volledig bij de heffingsambtenaar ligt en dat de rechtbank daar niet in kan treden. De gemachtigde van de heffingsambtenaar heeft toegelicht dat het coulancebeleid in deze situatie niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.