ECLI:NL:RBAMS:2023:5011

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
22/6265
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in verband met noodsituatie

Op 30 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam aan eiseres, een arts uit Heemstede, een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Eiseres had haar auto geparkeerd op een fiscale parkeerplek, maar had geen parkeerbelasting betaald. Na een uitspraak op bezwaar van 1 december 2022, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, heeft zij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 juli 2023 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, terwijl de heffingsambtenaar zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres stelde dat zij in een noodsituatie verkeerde, omdat zij terminale zorg verleende aan een patiënt en dat de aanmelding van haar kenteken op de bezoekersvergunning door de familie pas later was geregeld. De rechtbank oordeelt echter dat parkeerbelasting een objectieve belasting is en dat persoonlijke omstandigheden niet kunnen meewegen bij de beoordeling van de naheffingsaanslag, tenzij er sprake is van overmacht. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij absoluut, feitelijk en fysiek niet in staat was om parkeerbelasting te betalen op het moment van de controle. De verantwoordelijkheid voor het betalen van de parkeerbelasting ligt bij de belastingplichtige, in dit geval eiseres.

De rechtbank wijst erop dat, hoewel de omstandigheden zwaar zijn, dit niet leidt tot een uitzondering op de verplichting om parkeerbelasting te betalen. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd en het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/6265
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Heemstede, eiseres

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

Op 30 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 1 december 2022 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , kantoorgenoot van de gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Tussen partijen is niet geschil dat de auto van eiseres op een fiscale parkeerplek stond en dat voor het parkeren van de auto geen parkeerbelasting is betaald. Op zitting is besproken dat partijen van mening verschillen of de auto later wel is aangemeld op een bezoekersvergunning. Wat hier verder ook van zij, niet in geschil is dat eiseres op het moment van de controle niet aan haar verplichting tot het betalen van parkeerbelasting had voldaan en dat dit bepalend is voor de vraag of er terecht een naheffingsaanslag is opgelegd. Of er later wel parkeerbelasting is betaald, kan dan ook in het midden blijven.
3. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een noodsituatie. Zij is arts en had haar auto op de betreffende parkeerplaats geparkeerd om terminale zorg te leveren aan een patiënt. Zij had afgesproken met de familie dat die zouden zorgdragen voor aanmelding van haar kenteken op de bezoekersvergunning, maar door de hectiek is dat pas later gebeurd.
4. De rechtbank stelt voorop dat parkeerbelasting een objectieve belasting is. Dat betekent dat persoonlijke omstandigheden - hoe invoelbaar die ook zijn - niet kunnen meewegen bij de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Dat kan enkel in het geval van overmacht. Van overmacht is alleen sprake in geval van een (levensbedreigende) nood- of spoedsituatie, waardoor iemand absoluut, feitelijk en fysiek verhinderd is om parkeerbelasting te betalen. Iemand moet dus door die situatie daadwerkelijk niet in staat zijn om te betalen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van eiseres geen sprake van overmacht. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat de aandacht van eiseres op het betreffende moment uitging naar het leveren van de vereiste zorg, dat het voor eiseres treurige omstandigheden zijn om in te werken en dat het leveren van terminale zorg zwaar is, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij op dat moment absoluut, feitelijk en fysiek niet in staat was om parkeergeld te betalen. Of de familie van de patiënt van eiseres absoluut, feitelijk en fysiek verhinderd was om de bezoekersregeling (tijdig) te activeren en/of om op andere wijze parkeerbelasting te betalen voor de auto van eiseres, doet niet ter zake. De verantwoordelijkheid om parkeerbelasting te voldoen, rust namelijk op de belastingplichtige, in dit geval eiseres. Dat geldt ook als er afspraken zijn gemaakt over het gebruiken van een bezoekersregeling. De naheffingsaanslag is dan ook terecht aan eiseres opgelegd.
6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.