ECLI:NL:RBAMS:2023:4968

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
22/5548
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan schoonmaakbedrijf wegens overtreding van het Arbobesluit na arbeidsongeval

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2023, wordt het beroep van Treinschoon B.V. tegen een boete van € 14.175 behandeld. De boete is opgelegd vanwege een overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) na een arbeidsongeval op 23 augustus 2021, waarbij een werknemer ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelt dat de werkgever onvoldoende maatregelen heeft genomen om het risico van het ongeval te voorkomen. De inspectie concludeerde dat de elektrokar niet veilig was ingericht, wat leidde tot de verwondingen van de werknemer. De rechtbank stelt vast dat de werkgever niet kan aantonen dat zij adequate instructies heeft gegeven of dat er voldoende toezicht was op de veiligheid van de werknemers. Eiseres betoogt dat zij de risico's voldoende heeft geïnventariseerd, maar de rechtbank oordeelt dat de risico's van het gebruik van de elektrokar niet adequaat zijn beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de boete terecht is opgelegd en dat er geen aanleiding is voor matiging. Het beroep van de eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete blijft staan en er geen terugbetaling van griffierechten of proceskosten plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5548

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Treinschoon B.V. , uit Amsterdam , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Sabur),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(gemachtigde: mr. A.M. Pelgrim).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete vanwege een overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit (het Arbobesluit).
2. Op 23 augustus 2021 heeft een arbeidsongeval plaatsgevonden. Het slachtoffer, een werknemer van eiseres, zat in een elektrokar. Zijn rechterbeen stak uit de kar. Toen de bestuurder van de elektrokar een U-bocht maakte, werd een perscontainer met uitstekende metalen vorken gepasseerd. Het slachtoffer werd door een metalen vork geraakt en heeft als gevolg hiervan letsel opgelopen. Het letsel bestond uit een verbrijzeld scheenbeen, letsel aan de knie en twee pijnlijke polsen. Het slachtoffer is hiervoor van 23 augustus 2021 tot en met 8 september 2021 in het ziekenhuis opgenomen.
3. Naar aanleiding van dit ongeval hebben arbeidsinspecteurs onderzoek gedaan. Zij zijn onder andere ter plaatse geweest en hebben de elektrokar geïnspecteerd. Daarnaast hebben zij het slachtoffer, de arbeidsomstandigheden-coördinator van eiseres en getuigen gesproken. De inspecteurs hebben hun bevindingen en hun conclusie neergelegd in het boeterapport van 6 januari 2022.
4. Op basis van het boeterapport heeft de minister geconcludeerd dat de elektrokar niet zodanig werd ingericht of gebruikt dat het gevaar dat het slachtoffer bekneld kon raken werd voorkomen of zoveel mogelijk werd beperkt. Om die reden is sprake van een overtreding van artikel 7.4, derde en vierde lid, van het Arbobesluit. In het derde lid staat onder andere dat een arbeidsmiddel zodanig moet worden ingericht of gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk wordt voorkomen. In het vierde lid wordt verwezen naar artikel 3.17 van het Arbobesluit. Hierin staat onder andere dat het gevaar om bekneld te raken tussen voorwerpen of onderdelen daarvan wordt voorkomen of zoveel mogelijk wordt beperkt.
5. Gelet op de bedrijfsgrootte van eiseres en gelet op de omstandigheid dat het slachtoffer meer dan zeven nachten in het ziekenhuis verbleef is het boetebedrag voor deze overtreding € 21.600. Op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving kan de boete gematigd worden, als de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval. Het gaat om de volgende inspanningen: a) het inventariseren van de risico’s van de concrete werkzaamheden en het ontwikkelen van een veilige werkwijze, b) het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor een veilige werkwijze, c) het geven van adequate instructies en d) het houden van adequaat toezicht. Elke matigingsgrond kan leiden tot matiging van de boete met 25%. De minister zag aanleiding het boetebedrag op grond van b) te matigen. Met het boetebesluit van 3 juni 2022 heeft de minister een boete van € 16.200 opgelegd.
6. Met het bestreden besluit van 10 oktober 2022 heeft de minister de boete verder gematigd met 12,5%, omdat eiseres na het ongeval snel adequate maatregelen heeft genomen om soortgelijke ongevallen in de toekomst te voorkomen. [1] Het uiteindelijk opgelegde boetebedrag is € 14.175.
7. Eiseres is in beroep gegaan. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
8. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank stelt eerst vast dat geen geschil bestaat over de feiten. Ook zijn partijen het er over eens dat zich een ongewilde gebeurtenis heeft voorgedaan.
Is er sprake van een overtreding?
10. Eiseres betoogt dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7.4, derde en/of vierde lid van het Arbobesluit. Eiseres heeft namelijk de gevaren zoveel mogelijk beperkt, maar kon niet voorzien dat het slachtoffer zijn been uit zou steken. Eiseres kon daarom het ongeval ook niet voorkomen. Eiseres wijst erop dat iedereen die gehoord is, inclusief het slachtoffer zelf, wist dat alle ledematen binnen de elektrokar gehouden moesten worden. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het naar buiten steken van een been vanuit een rijdend voertuig gevaar oplevert.
11. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat eiseres geen verwijt valt te maken. Het is voorstelbaar en dus voorzienbaar dat een werknemer een been buitenboord steekt, aangezien de elektrokar een open voertuig is, in de zin van een voertuig zonder deuren en ramen. Dat het volgens eiseres in het maatschappelijke verkeer niet logisch is om een been buitenboord te steken, maakt dat niet anders. Het gaat erom dat het objectief bezien mogelijk is om (bewust of onbewust) ledematen buitenboord te steken. Het is daarom aan de werkgever om maatregelen te nemen om een gevaarlijke situatie te voorkomen. Dit heeft eiseres onvoldoende gedaan. Hierbij is van belang dat de chauffeur op het moment van vertrek niet heeft gecontroleerd of de passagiers hun benen binnenboord hadden. Hij heeft alleen gevraagd of iedereen goed zat, maar niet concreet gemaakt wat daaronder moet worden verstaan. Verder was er in de werkinstructie niets opgenomen over de zithouding in de elektrokar en was hierover in de elektrokar zelf ook niets aangegeven. Met de minister is de conclusie van de rechtbank daarom dat er sprake is van een overtreding.
Moet de boete gematigd worden?
Risico-inventarisatie, ontwikkeling veilige werkwijze (matigingsgrond a)
12. Eiseres betoogt dat zij de risico’s voldoende heeft geïnventariseerd en een veilige werkwijze heeft ontwikkeld. Eiseres heeft een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Hierin staat dat aanrijdgevaar bij het gebruik van een elektrokar mogelijk is. Eiseres heeft daarom de verplichting opgenomen dat voor het besturen van een elektrokar een rijbewijs benodigd is. Het risico dat een werknemer zijn benen buitenboord heeft, was niet te voorzien, dus dit risico hoefde niet vooraf geïnventariseerd te worden.
13. Dit betoog slaagt niet. De risico’s van het gebruik van een elektrokar zijn onvoldoende geïnventariseerd, omdat geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat ledematen van een werknemer zich buiten de elektrokar kunnen bevinden. Zoals hiervoor overwogen, had de werkgever hier wel rekening mee moeten houden. Omdat dit risico niet in beeld was, is er dus ook geen veilige werkwijze ontwikkeld. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om de boete vanwege matigingsgrond a te matigen.
Adequate instructies (matigingsgrond c)
14. Eiseres wijst erop dat in het boeterapport staat dat het slachtoffer heeft genoemd dat hij instructies heeft gekregen dat hij ‘goed moest zitten’ in de elektrokar en ook dat hij ‘veilig moest zitten’. Er zijn dus adequate instructies gegeven.
15. Dit betoog slaagt ook niet. Hoewel duidelijk is dat mondelinge instructies zijn gegeven, is de inhoud daarvan onvoldoende concreet. Uit de verklaringen blijkt dat is gezegd dat iedereen goed en veilig moet zitten, maar dit is te algemeen. Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij adequate instructies heeft gegeven met betrekking tot het binnenboord houden van ledematen.
Adequaat toezicht (matigingsgrond d)
16. Eiseres betoogt dat een werkgever tot op een zekere hoogte ervan uit mag gaan dat een werknemer de algemene veiligheidsinstructies opvolgt. Eiseres verwijst in dit verband naar een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 29 oktober 2018 [2] over een arbeidsongeval waarbij twee medewerkers overleden. Het gerechtshof oordeelde dat niet van de werkgever kan worden gevergd dat hij voortdurend toezicht houdt. Eiseres vindt dat zij in dit geval ervan uit mocht gaan dat het slachtoffer de veiligheidsinstructies zou volgen. De bestuurder heeft bovendien voordat hij wegreed gevraagd of iedereen goed zat en gekeken of dit het geval was. Ook waren de objectleider en de voorlieden aanwezig rondom het magazijn waar de elektrokar was. Ze waren enkele tellen na het ongeval ter plaatse.
17. De rechtbank overweegt dat voor adequaat toezicht inderdaad niet is vereist dat voortdurend toezicht wordt gehouden. [3] Bij het beoordelen of adequaat toezicht is gehouden speelt wel een rol dat geen veilige werkwijze was ontwikkeld voor wat betreft het zitten in een elektrokar. Aangezien eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat een veilige werkwijze was opgesteld, is ook niet aannemelijk dat het toezicht adequaat was. Zonder veilige werkwijze is immers niet duidelijk waar de toezichthouder toezicht op moet houden. Ook is niet gebleken dat toezichthouders in de praktijk toezicht hielden op de zithouding in de elektrokarren. De rechtbank oordeelt daarom dat de minister terecht ook deze matigingsgrond niet heeft toegepast.
Kan eiseres een geslaagd beroep doen op het evenredigheidsbeginsel?
18. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting nog aangevoerd dat de boete niet evenredig is.
19. De rechtbank overweegt dat eiseres, los van de hiervoor besproken matigingsgronden, geen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat de boete niet evenredig zou zijn. De enkele stelling dat iets niet evenredig is, is onvoldoende. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter, en mr. C.A.E. Wijnker en mr. A.M. van der Linden-Kaajan, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 12 van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2500.