Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank stelt eerst vast dat geen geschil bestaat over de feiten. Ook zijn partijen het er over eens dat zich een ongewilde gebeurtenis heeft voorgedaan.
Is er sprake van een overtreding?
10. Eiseres betoogt dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7.4, derde en/of vierde lid van het Arbobesluit. Eiseres heeft namelijk de gevaren zoveel mogelijk beperkt, maar kon niet voorzien dat het slachtoffer zijn been uit zou steken. Eiseres kon daarom het ongeval ook niet voorkomen. Eiseres wijst erop dat iedereen die gehoord is, inclusief het slachtoffer zelf, wist dat alle ledematen binnen de elektrokar gehouden moesten worden. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het naar buiten steken van een been vanuit een rijdend voertuig gevaar oplevert.
11. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat eiseres geen verwijt valt te maken. Het is voorstelbaar en dus voorzienbaar dat een werknemer een been buitenboord steekt, aangezien de elektrokar een open voertuig is, in de zin van een voertuig zonder deuren en ramen. Dat het volgens eiseres in het maatschappelijke verkeer niet logisch is om een been buitenboord te steken, maakt dat niet anders. Het gaat erom dat het objectief bezien mogelijk is om (bewust of onbewust) ledematen buitenboord te steken. Het is daarom aan de werkgever om maatregelen te nemen om een gevaarlijke situatie te voorkomen. Dit heeft eiseres onvoldoende gedaan. Hierbij is van belang dat de chauffeur op het moment van vertrek niet heeft gecontroleerd of de passagiers hun benen binnenboord hadden. Hij heeft alleen gevraagd of iedereen goed zat, maar niet concreet gemaakt wat daaronder moet worden verstaan. Verder was er in de werkinstructie niets opgenomen over de zithouding in de elektrokar en was hierover in de elektrokar zelf ook niets aangegeven. Met de minister is de conclusie van de rechtbank daarom dat er sprake is van een overtreding.
Moet de boete gematigd worden?
Risico-inventarisatie, ontwikkeling veilige werkwijze (matigingsgrond a)
12. Eiseres betoogt dat zij de risico’s voldoende heeft geïnventariseerd en een veilige werkwijze heeft ontwikkeld. Eiseres heeft een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Hierin staat dat aanrijdgevaar bij het gebruik van een elektrokar mogelijk is. Eiseres heeft daarom de verplichting opgenomen dat voor het besturen van een elektrokar een rijbewijs benodigd is. Het risico dat een werknemer zijn benen buitenboord heeft, was niet te voorzien, dus dit risico hoefde niet vooraf geïnventariseerd te worden.
13. Dit betoog slaagt niet. De risico’s van het gebruik van een elektrokar zijn onvoldoende geïnventariseerd, omdat geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat ledematen van een werknemer zich buiten de elektrokar kunnen bevinden. Zoals hiervoor overwogen, had de werkgever hier wel rekening mee moeten houden. Omdat dit risico niet in beeld was, is er dus ook geen veilige werkwijze ontwikkeld. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om de boete vanwege matigingsgrond a te matigen.
Adequate instructies (matigingsgrond c)
14. Eiseres wijst erop dat in het boeterapport staat dat het slachtoffer heeft genoemd dat hij instructies heeft gekregen dat hij ‘goed moest zitten’ in de elektrokar en ook dat hij ‘veilig moest zitten’. Er zijn dus adequate instructies gegeven.
15. Dit betoog slaagt ook niet. Hoewel duidelijk is dat mondelinge instructies zijn gegeven, is de inhoud daarvan onvoldoende concreet. Uit de verklaringen blijkt dat is gezegd dat iedereen goed en veilig moet zitten, maar dit is te algemeen. Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij adequate instructies heeft gegeven met betrekking tot het binnenboord houden van ledematen.
Adequaat toezicht (matigingsgrond d)
16. Eiseres betoogt dat een werkgever tot op een zekere hoogte ervan uit mag gaan dat een werknemer de algemene veiligheidsinstructies opvolgt. Eiseres verwijst in dit verband naar een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 29 oktober 2018over een arbeidsongeval waarbij twee medewerkers overleden. Het gerechtshof oordeelde dat niet van de werkgever kan worden gevergd dat hij voortdurend toezicht houdt. Eiseres vindt dat zij in dit geval ervan uit mocht gaan dat het slachtoffer de veiligheidsinstructies zou volgen. De bestuurder heeft bovendien voordat hij wegreed gevraagd of iedereen goed zat en gekeken of dit het geval was. Ook waren de objectleider en de voorlieden aanwezig rondom het magazijn waar de elektrokar was. Ze waren enkele tellen na het ongeval ter plaatse.
17. De rechtbank overweegt dat voor adequaat toezicht inderdaad niet is vereist dat voortdurend toezicht wordt gehouden.Bij het beoordelen of adequaat toezicht is gehouden speelt wel een rol dat geen veilige werkwijze was ontwikkeld voor wat betreft het zitten in een elektrokar. Aangezien eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat een veilige werkwijze was opgesteld, is ook niet aannemelijk dat het toezicht adequaat was. Zonder veilige werkwijze is immers niet duidelijk waar de toezichthouder toezicht op moet houden. Ook is niet gebleken dat toezichthouders in de praktijk toezicht hielden op de zithouding in de elektrokarren. De rechtbank oordeelt daarom dat de minister terecht ook deze matigingsgrond niet heeft toegepast.
Kan eiseres een geslaagd beroep doen op het evenredigheidsbeginsel?
18. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting nog aangevoerd dat de boete niet evenredig is.
19. De rechtbank overweegt dat eiseres, los van de hiervoor besproken matigingsgronden, geen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat de boete niet evenredig zou zijn. De enkele stelling dat iets niet evenredig is, is onvoldoende. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt dus niet.