In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juli 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.N. Koek, en de vader, vertegenwoordigd door advocaat M. Amrani, zijn betrokken in een geschil over de omgangsregeling. De rechtbank heeft eerder op 9 februari 2022 een verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag afgewezen en de verzoeken van de vader tot contactregelingen afgewezen. De zaak is opnieuw behandeld op 21 juni 2022 en 24 oktober 2022, waarbij de vader niet altijd zijn afspraken nakwam. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Akwaaba Zorg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader vaak afspraken niet nakomt en dat dit leidt tot teleurstelling bij de minderjarige. De moeder heeft verklaard dat het goed gaat met [minderjarige], maar dat hij problemen vertoont in zijn gedrag, vooral in de omgang met de vader. De vader heeft aangegeven dat hij zijn best doet om contact te onderhouden, maar dat hij zich soms niet kan houden aan afspraken. De Raad heeft geadviseerd om een minimale regeling vast te stellen voor de omgang tussen de vader en de minderjarige.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de vader om de week op zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur contact met [minderjarige] zal hebben. Deze regeling is bedoeld als een minimale regeling en de ouders worden aangemoedigd om in onderling overleg tot uitbreiding van de regeling te komen. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening voor zowel de ouders als de minderjarige om de situatie te verbeteren.