ECLI:NL:RBAMS:2023:4943

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/717406 / FA RK 22/2906
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarige kinderen in een echtscheidingsprocedure met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 juli 2023, is een zorgregeling voor de minderjarige kinderen van de vader en de moeder aan de orde. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.E. Groot, heeft verzocht om een raadsonderzoek naar de zorgregeling, aangezien er al meer dan drie jaar geen contact is geweest tussen hem en zijn kinderen. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. A. el Aqde, heeft aangegeven dat zij openstaat voor een raadsonderzoek en een kindbehartiger, maar dat de vader geen contact met haar heeft gezocht en de kinderen zich tegen hem afzetten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met eerdere beschikkingen en de standpunten van beide ouders. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft aangegeven dat er geen grond is voor een voorlopige ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft besloten dat er een raadsonderzoek moet plaatsvinden om de mogelijkheden voor een zorgregeling te onderzoeken. De ouders hebben ingestemd met dit onderzoek en de rechtbank heeft de moeder verplicht om de vader maandelijks schriftelijk te informeren over belangrijke zaken die de kinderen aangaan.

De rechtbank heeft de behandeling van de zorgregeling aangehouden tot 8 januari 2024, waarbij verdere beslissingen worden voorbehouden. De beschikking benadrukt het belang van contact tussen de kinderen en beide ouders, en de noodzaak om de belemmeringen voor contact te onderzoeken en op te heffen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/717406 / FA RK 22/2906
Beschikking van 17 juli 2023
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. J.W.E. Groot te Amsterdam
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. A. el Aqde te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende de minderjarige kinderen van partijen:
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats 1] , Syrië en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 te [geboorteplaats 2] , Syrië hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen/de kinderen

1.1. Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikking van de kinderrechter van 17 november 2022, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij deze beschikking is de beslissing over een zorgregeling (en de dwangsom) aangehouden en is het verzoek om een bijzondere curator te benoemen afgewezen.
De rechtbank heeft nog acht geslagen op de nadien ingekomen stukken, waaronder:
-het F9 formulier ingediend van de zijde van de vader op 28 februari 2023;
-het F9 formulier ingediend van de zijde van de vader op 1 maart 2023;
-een email vanuit het Sociaal Team Ouder Amstel van 7 maart 2023 waarbij wordt gemeld dat een BOR traject niet haalbaar is en een Raadsonderzoek het meest passend wordt geacht;
-een emailbericht van de Raad van 7 april 2023 waarbij de Raad -onder meer- aangeeft open te staan voor het verrichten van een raadsonderzoek.
1.4.
De zaak is opnieuw mondeling behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 juli 2023.
Verschenen en gehoord zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Syrisch, de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk Syrisch, alsmede mevrouw [naam] namens de Raad.

2.De nadere standpunten ter zitting

2.1.
De vader heeft mede bij monde van zijn advocaat en conform zijn overgelegde schriftelijke opmerkingen onder meer verklaard dat er nog steeds geen hulpverlening of een raadsonderzoek van de grond is gekomen bij de herstart van het contact tussen de vader en de kinderen, waardoor er veel kostbare tijd verloren is gegaan. Er is al meer dan drie jaar geen contact tussen de vader en zijn dochters en tussen de halfbroer en zijn zusjes, wat kwalijk en schadelijk is. Een voorlopige ondertoezichtstelling voor drie maanden zou voorrang voor een raadsonderzoek bewerkstelligen en zal duidelijk maken of een kinderbeschermingsmaatregel verder nog nodig is. De vader is ervan doordrongen dat contact met de kinderen betekent dat er ook minimaal contact met de moeder moet zijn en dit is geen probleem voor hem. Verzocht wordt een informatieregeling van de moeder richting de vader op te nemen in de beschikking. De vader staat positief tegenover een kindbehartiger, hoewel een bijzondere curator wellicht wat gerichtere en concretere stappen kan zetten. Ook stemt de vader in met een raadsonderzoek, dit is bij het inleidende verzoek reeds verzocht.
2.2.
De moeder heeft mede bij monde van haar advocaat onder meer verklaard dat, omdat bij de eerste zitting is vastgesteld dat beide ouders openstonden voor een hulpverleningstraject, een raadsonderzoek toen niet is gelast. Er zijn afspraken tussen partijen gemaakt, maar dat is misgelopen door de houding en het gedrag de vader. De vader heeft zich bij de vorige zitting heel uitdrukkelijk uitgesproken. De vader heeft geen actie ondernomen en heeft zijn kinderen geen kaartje gestuurd met verjaardagen of andere feestdagen. De moeder heeft voorafgaand aan de procedure de vader gezegd dat hij zijn dochters mocht zien, maar de vader zei dat alles via de rechter zou gaan. De moeder is in gesprek gegaan met de kinderen om hen te bewegen contact met de vader te hebben, maar de kinderen weigeren dit stellig. De moeder is bereid om mee te werken als er een bijzondere curator – die pedagogisch onderlegd is- wordt benoemd. Communicatie tussen de ouders is belangrijk. Als de kinderen zien dat de ouders met elkaar communiceren, dan kan dat bij hen ruimte creëren. De vader wil echter geen contact met de moeder en de kinderen zetten zich af tegen de vader. Er is geen grond voor een voorlopige ondertoezichtstelling, zoals namens de vader is verzocht. De moeder staat positief tegenover een Raadsonderzoek en tegenover een kindbehartiger en zal voor de kindbehartiger een verwijzing bij de huisarts vragen. De Raad kan de informatie van de kindbehartiger meenemen in het onderzoek. De moeder zegt toe informatie over de kinderen aan de vader te zullen verstrekken. Als er contact tussen de vader en de kinderen is, is het belangrijk dat de vader niet negatief met de kinderen over de moeder of over haar nieuwe relatie spreekt.
2.3.
De Raad heeft bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard dat er geen grond is voor een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedonderzoek door de Raad is evenmin aan de orde. Het is belangrijk voor de kinderen dat zij contact met beide ouders hebben en zich zelfstandig een beeld van de vader kunnen vormen. De Raad heeft niet de indruk dat de moeder het contact tegenhoudt. Naarmate het langer duurt wordt het voor de kinderen steeds spannender om de stap naar het contact te maken. De Raad is bereid om een onderzoek doen maar er is een wachtlijst. Het inschakelen van een kindbehartiger is zeker wenselijk in afwachting van dit onderzoek. De Raad wijst op het belang dat er een informatieregeling wordt opgelegd aan de moeder zodat de vader op de hoogte wordt gehouden over de ontwikkeling van de kinderen om zo aansluiting te vinden bij de kinderen. Daarnaast kan de vader starten met het sturen van kaartjes aan de kinderen over hoe het gaat en daarbij wat informatie over hun halfbroer. De vader moet dit voorzichtig aanpakken en incalculeren dat de kinderen hier niet -direct- op zullen reageren. De moeder heeft hierin de rol om ervoor te zorgen dat de kaartjes goed aankomen en de actie(s) van de vader positief te ondersteunen, ook als zij dat moeilijk vindt. Gelet op de leeftijd van de kinderen kan er nog beweging plaatsvinden. Een wachtstand is echt niet wenselijk.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Aan de rechtbank ligt nog voor het verzoek van de vader omtrent het vaststellen van een zorgregeling tussen hem en de kinderen. Gebleken is dat het op vrijwillige basis ingezette hulpverleningstraject (BOR) niet is geslaagd, mede gelet op de taalbarrière en de cultuurverschillen. Vanuit de hulpverlening is geadviseerd een Raadsonderzoek te gelasten. De Raad heeft laten weten hier open voor te staan. De rechtbank volgt dit advies en zal de beslissing op het verzoek in afwachting daarvan, aanhouden. De rechtbank heeft op dit moment onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of en zo ja, welke zorgregeling met de vader in het belang is van de kinderen. Daarbij speelt mee dat de kinderen aangeven geen contact met de vader te willen en er inmiddels al meer dan drie jaar geen contact is geweest. Bij de mondelinge behandeling hebben beide ouders toegezegd dat zij instemmen met een Raadsonderzoek. Ook staan beide ouders erachter dat een kindbehartiger -in afwachting van het Raadsonderzoek- in kaart gaat brengen wat de kinderen belemmert in het contact met de vader, hoe dit in beweging kan worden gebracht en er -een vorm van- contact kan komen. De moeder heeft toegezegd een kindbehartiger middels een verwijzing van de huisarts te zullen regelen. De rechtbank zal daarnaast aan de moeder een informatieverplichting richting de vader opleggen. Het is belangrijk voor de vader om aan te kunnen sluiten bij de belevingswereld van de kinderen, en daarom dient de moeder de vader zeker de eerste keren, uitgebreid te informeren. De vader staat op een flinke achterstand nu hij meer dan drie jaar geen contact met de kinderen heeft gehad. De advocaat van de moeder heeft aangeboden bij de invulling hiervan de moeder te helpen, wat de rechtbank waardeert.
3.2.
De rechtbank vindt een onderzoek door de Raad noodzakelijk. Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij instemmen met een onderzoek door de Raad en hieraan mee zullen werken.
Teneinde de rechtbank te adviseren dienen de volgende vragen in het onderzoek te worden betrokken:
  • Welke mogelijkheden zijn er voor een zorgregeling?
  • Zijn er factoren die een regeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit de minderjarige/n en welke vanuit de ouder/s? Hoe en op welke termijn zijn deze belemmeringen op te heffen?
  • Hoe dient de regeling qua vorm en frequentie, in het belang van de minderjarige/n vorm te worden gegeven?
  • Zijn er andere feiten en omstandigheden die de rechtbank bij haar oordeel moet betrekken?
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te Amsterdam advies uit te brengen omtrent de hiervoor in rechtsoverweging 3.2 geformuleerde vragen;
- bepaalt dat de griffier met voormeld doel een afschrift van deze beschikking aan voornoemde Raad zal toezenden;
-bepaalt in het kader van een informatie- en consultatieregeling dat de moeder gehouden is de vader met ingang van heden eenmaal per maand schriftelijk te informeren over belangrijke zaken die de minderjarigen bezighouden zoals de schoolgang, vrienden en vriendinnen en invulling van vrije tijd. Als er een vorm van contact tot stand is gekomen, kan de moeder haar informatie aan de vader beperken tot hoofdzaken;
-bepaalt dat de behandeling omtrent de zorgregeling (en de verzochte dwangsom bij niet nakomen)
pro formawordt voortgezet op
8 januari 2024, en
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman, griffier,
op 17 juli 2023 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).