ECLI:NL:RBAMS:2023:4935

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
13/039078-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-VRIS maatregel opgelegd aan verdachte wegens winkeldiefstal met geweld en mishandeling

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 6 februari 2023 schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal met geweld en mishandeling. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het stelen van drank uit een Albert Heijn in Amsterdam, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een winkelmedewerker. Tijdens de zitting was de verdachte aanwezig en werd er geluisterd naar de vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, en de verdediging door zijn raadsman, mr. G. Onnink. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, waarbij het bewijs onder andere is geleverd door aangiften en getuigenverklaringen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging pleitte voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft echter besloten om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van één jaar, waarbij de verdachte in aanmerking komt voor hulpverlening binnen de ISD-VRIS. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de noodzaak om de samenleving te beschermen tegen verdere overlast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/039078-23 (Promis)
Datum mondelinge uitspraak: 23 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G. Onnink, naar voren hebben gebracht. Ter terechtzitting is [reclasseringsmedewerker] , reclasseringsmedewerker, als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – onder 1 tenlastegelegd dat hij zich op 6 februari 2023 bij de Albert Heijn aan het [straatnaam] in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal met geweld, gepleegd tegen winkelmedewerker [winkelmedewerker] . Het door verdachte gepleegde geweld tegen [winkelmedewerker] is daarnaast onder 2 als mishandeling tenlastegelegd.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde diefstal heeft gepleegd en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt tegen winkelmedewerker [winkelmedewerker] . Ook de onder 2 tenlastegelegde mishandeling van [winkelmedewerker] kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling, nu het opzet op de mishandeling ontbreekt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten zijn bewezen. Het bewijs vloeit voort uit de aangifte(s) van [winkelmedewerker] , de getuigenverklaring van [getuige] en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring. Deze bewijsmiddelen zijn opgenomen in
bijlage II.
Uit de genoemde bewijsmiddelen volgt onder meer dat verdachte – na de diefstal – [winkelmedewerker] heeft vastgepakt en dat verdachte wild om zich heen heeft geslagen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij zich wilde losmaken van personen die hem vasthielden en dat hij [winkelmedewerker] niet opzettelijk heeft geraakt, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte, door zo te handelen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij iemand zou raken en dat deze persoon daardoor pijn of letsel zou oplopen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIuitgewerkte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1. op 6 februari 2023 te Amsterdam een hoeveelheid flessen en blikken drank ter waarde van 98,71 euro, die aan winkelbedrijf Albert Heijn filiaal [straatnaam] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [winkelmedewerker] , werkzaam in voornoemde winkel, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door, nadat hij, verdachte, door [winkelmedewerker] werd tegengehouden en werd vastgepakt
- te trekken aan [winkelmedewerker] ;
- zich proberen los te rukken uit de greep van [winkelmedewerker] ;
- wild om zich heen te slaan;
- met [winkelmedewerker] in worsteling te geraken en
- het gezicht en nek van [winkelmedewerker] vast te pakken;
2. op 6 februari 2023 te Amsterdam [winkelmedewerker] heeft mishandeld door met [winkelmedewerker] in worsteling te geraken en het gezicht en de nek van [winkelmedewerker] vast te pakken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezengeachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan de verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. Volgens de raadsman is niet aan de zachte criteria voldaan, omdat verdachte nooit eerder een drangkader heeft doorlopen of aangeboden heeft gekregen. Hoewel de reclassering aangeeft geen aanknopingspunten voor reclasseringstoezicht te zien vanwege het onrechtmatige verblijf van verdachte in Nederland, is door de onmogelijkheid voor verdachte om terug te keren naar [land van herkomst] duidelijk dat hij – ondanks zijn status – in Nederland zal blijven. Het zou verdachte en de Nederlandse samenleving daarom ten goede komen als verdachte wordt begeleid naar een integratie in de Nederlandse samenleving, hetgeen nog niet eerder is gepoogd. Het opleggen van een ISD-VRIS [1] maatregel zou daarbij neerkomen op een kale detentie, nu de hulpverlening die in dit kader wordt aangeboden is gericht op repatriëring. De raadsman verzoekt daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, en aan het voorwaardelijk deel een aantal bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals behandeling, toezicht en hulp bij huisvesting.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal gevolgd van geweld en mishandeling. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade veel hinder veroorzaken. Toen aangever verdachte voor de diefstal wilde aanhouden, heeft verdachte zich bovendien verzet. Als gevolg hiervan heeft aangever letsel opgelopen, hetgeen maakt dat sprake is van een ernstig strafbaar feit. Uit het strafblad van verdachte van 13 april 2023 blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de Reclassering) van 25 april 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt onder meer het volgende in.

De heer [verdachte] is een [leeftijd] man met de [nationaliteit] die wordt verdacht van een eenvoudige mishandeling en winkeldiefstal met geweldpleging. (…) Kijkend naar zijn justitiële documentatie, blijkt er sinds 2022 sprake te zijn van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten (winkeldiefstal). Betrokkene staat inmiddels geregistreerd als veelpleger en voldoet aan de harde criteria van de ISD-maatregel.
De heer [verdachte] zou sinds 2015 in Nederland verblijven. Hij zou blijkens de informatie vanuit de IND sindsdien meerdere asielaanvragen hebben ingediend en inmiddels uitgeprocedeerd zijn.
(…)
Betrokkene was niet eerder bekend bij de reclassering. Uitgangspunt voor een reclasseringstraject is dat dit gericht moet zijn op re-integratie binnen de Nederlandse samenleving. In onderhavige casus zien wij hiertoe geen aanknopingspunten daar betrokkene onrechtmatig in Nederland verblijft. In uitzonderlijke situaties kunnen interventies worden uitgezet gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Echter in onderhavige casus, waarbij betrokkene niet wil terugkeren naar [land van herkomst] , is uitvoering geven aan een dergelijke interventie niet mogelijk. De heer [verdachte] kan ook geen aanspraak maken op de sociale voorzieningen en een adequaat hulpverleningsaanbod in Nederland. Vanuit de reclassering kunnen wij betrokkene, gelet op het voorgaande, geen aanbod doen ter voorkoming van recidive, derhalve voldoet hij ook aan de zachte ISD-criteria.
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
(…)
Betrokkene kan in de ISD-VRIS gebruik maken van het intramurale zorgaanbod en er kunnen in het land van herkomst mogelijk de nodige sociaal-maatschappelijke en/of medische zaken worden georganiseerd ten behoeve van een geslaagde terugkeer (de zogenaamde repatriëring met zachte landing). (…)Indien betrokkene niet meewerkt aan repartiering binnen de ISD-maatregel, dan heeft de ISD-maatregel de functie van het tijdelijk beschermen van de samenleving. Na de ISD-maatregel zou hij dan weer op straat terecht komen.”
Ter terechtzitting heeft reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] de inhoud van het rapport bevestigd. In aanvulling hierop heeft zij verklaard dat, binnen de ISD-VRIS maatregel niet alleen hulpverlening wordt aangeboden gericht op repatriëring naar het eigen land, maar ook wordt gekeken naar gedragsproblematiek en dat hier interventies op kunnen worden ingezet.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • de bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • het onderhavige feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van goederen en personen eist het opleggen van de ISD-maatregel.
Ook aan de voorwaarden uit de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het openbaar ministerie is voldaan. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit op 6 februari 2023.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
De rechtbank concludeert, anders dan de raadsman, dat ook is voldaan aan de zachte ISDcriteria. Vanwege de verblijfstatus van verdachte is een drangkader door middel van een reclasseringstoezicht geen optie. Verdachte heeft geen recht op sociale voorzieningen en er kan om deze reden geen invulling worden gegeven aan een reclasseringstoezicht.
Oplegging van de maatregel
In het licht van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. Daarbij speelt dat de ISD-maatregel, vanwege de verblijfstatus van verdachte, feitelijk de enige mogelijkheid is om verdachte hulpverlening aan te bieden. Verdachte heeft onder andere vanwege zijn vermoedelijke verslavingsproblematiek hulp en begeleiding nodig. Zoals uit de toelichting van de reclassering volgt, bestaat op deze problematiek gericht hulpaanbod ook binnen de ISD-VRIS maatregel.
Meewegende dat verdachte tot nu toe geen hulpverlening aangeboden heeft gekregen, vindt de rechtbank de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van één jaar het meest passend. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal niet in mindering op de duur van de ISD-maatregel worden gebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 55, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
en
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2023.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

Voetnoten

1.[...]