ECLI:NL:RBAMS:2023:4921

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
13/094643-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling van zijn ex-vriendin met een brandende sigaret

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die op 3 april 2023 in Diemen zijn ex-vriendin heeft mishandeld. De man werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling door een brandende sigaret tegen de hand van zijn ex-vriendin te drukken. Tijdens de zitting op 18 juli 2023 heeft de officier van justitie, mr. P.L. Smit, gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. Hartman, pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling en de bedreiging, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de mishandeling door de brandende sigaret wel bewezen, omdat de aangifte door een letselverklaring werd ondersteund. De rechtbank veroordeelde de man tot 40 dagen gevangenisstraf en 60 uur taakstraf, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Daarnaast werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf verlengd en werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod ten opzichte van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren en de aanwezigheid van hun minderjarige zoon tijdens de mishandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/094643-23
Parketnummer vordering tul: 13/215055-22
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.L. Smit en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B. Hartman naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 3 april 2023 te Diemen heeft schuldig gemaakt aan:
Poging tot zware mishandeling, danwel (subsidiair) mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer] door een brandende sigaret in de richting van haar ogen te bewegen en/of op haar hand te drukken;
Mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer] door haar te slaan en te schoppen;
Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling van [slachtoffer] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 3 ten laste gelegde bedreiging. De onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde mishandelingen door middel van respectievelijk het op de hand drukken van een brandende sigaret en door middel van slaan en schoppen kunnen wel bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs. Voor het geval de rechtbank de feitelijke handelingen wel bewezen acht, dan zijn die niet zodanig dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat dit een poging tot zware mishandeling oplevert.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 3
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling te komen. De aangifte wordt daarvoor onvoldoende ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Dit geldt ook voor de onder 3 ten laste gelegde bedreiging, zodat verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van mishandeling van [slachtoffer] door middel van schoppen en slaan (feit 2). Aangeefster heeft in haar aangifte niet verklaard dat verdachte haar heeft geschopt. Naast de aangifte is er een letselverklaring maar van de geconstateerde blauwe plekken op het linkerbeen van aangeefster kon niet worden uitgesloten dat die al eerder dan op 3 april 2023 of door een andere oorzaak zouden zijn ontstaan.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door een brandende sigaret tegen haar hand aan te drukken. De aangifte wordt wat deze mishandeling betreft wel voldoende door de letselverklaring ondersteund.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

1.subsidiair

op 3 april 2023 te Diemen [slachtoffer] , heeft mishandeld door met een brandende sigaret tegen de hand van voornoemde [slachtoffer] te drukken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder 1 subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan en met aftrek van het voorarrest alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een contact- en een locatieverbod zolang de reclassering dat nodig acht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een taakstraf van 90 uur op te leggen en de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging met 1 (één) jaar te verlengen.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in geval van een bewezenverklaring te volstaan met een straf conform voorarrest. Bij toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging zou deze gedeeltelijk kunnen worden omgezet in een taakstraf. De daarbij geldende voorwaarden zijn zeer nuttig ter vermindering van toekomstige recidive en kunnen daarom worden gehandhaafd en zo nodig aangevuld.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer vervelende mishandeling door een brandende sigaret tegen de hand van zijn ex-vriendin te drukken. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn ondervonden en heeft een lelijke brandwond opgelopen. De mishandeling vond bovendien plaats in de woning van het slachtoffer waar op dat moment ook hun minderjarige zoon aanwezig was. De eigen woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen achten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 juni 2023. Hieruit blijkt dat hij in het verleden vaker is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 4 juli 2023. In dit advies wordt beschreven dat verdachte zijn afspraken met de hulpverlenende instanties goed nakomt. Er is in samenspraak met verdachte door de reclassering en Veilig Thuis een veiligheidsplan opgesteld. Hij is in behandeling bij Familysupporters om te leren adequater met zijn emoties om te gaan. Verder krijgt hij begeleiding bij zijn praktische zaken van Amsta en gaat WPI aan de slag met de schuldenproblematiek en het verkrijgen van een dagbesteding voor betrokkene. De reclassering acht bovengenoemde interventies nog steeds noodzakelijk en wijst er op dat deze interventies al als bijzondere
voorwaarden door de rechter zijn opgelegd in een andere zaak (parketnummer 13.215055-22). Zolang de proeftijd in die zaak doorloopt (tot 12-03-2025) adviseert de reclassering in onderhavige zaak alleen een contact- en locatieverbod op te leggen.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om voor wat betreft een op te leggen gevangenisstraf te volstaan met een straf die gelijk is aan het voorarrest. Verdachte geeft de indruk serieus van plan te zijn om zijn leven te beteren. Met behulp van de reclassering is hij bezig met het zoeken naar werk en is er inmiddels ook een aflossingsregeling voor zijn schulden getroffen. Bovendien bestaat er een kans dat verdachte wanneer hij nu weer vast zal komen te zitten, zijn woning zal kwijtraken.
Gezien de hierna te nemen beslissing met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging acht de rechtbank het niet opportuun om daarbij ook nog in onderhavige zaak een voorwaardelijke strafdeel op te leggen zoals door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank is wel van oordeel dat naast een gevangenisstraf een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 20 juni 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/215055-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 27 februari 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf een gedeelte, ter grootte van 3 maanden niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet – gelet op de positieve ontwikkelingen betreffende de persoonlijke situatie van verdachte – op dit moment geen meerwaarde in de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel. Zij zal in plaats daarvan wel de proeftijd met één jaar verlengen. Ook ziet de rechtbank aanleiding - overeenkomstig het advies van de reclassering - om de bijzondere voorwaarden die bij die voorwaardelijke straf zijn opgelegd te wijzigen, in die zin dat daaraan zowel een contactverbod als een locatieverbod zullen worden toegevoegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de feiten onder 1 primair, 2 en 3 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
40 (veertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Verlengt de proeftijd van de bij voormeld vonnis in de zaak met parketnummer 13/215055-22 opgelegd voorwaardelijke strafdeel met 1 (één) jaar.
De rechtbank wijzigt daarnaast de aan veroordeelde bij het voorwaardelijke strafdeel opgelegde bijzondere voorwaarden met dien verstande dat daaraan de volgende voorwaarden worden toegevoegd:
Contactverbod
De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met
[slachtoffer] , zolang de reclassering dit verbod nodig vindt, behoudens op momenten wanneer het contact begeleid wordt door de betrokken hulpverlening.
Locatieverbod
De verdachte bevindt zich niet in de straat waar [slachtoffer] woont ( [adres]
), zolang de reclassering dit verbod nodig vindt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2023.