ECLI:NL:RBAMS:2023:4896

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
15.127318.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van MDMA

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die op 27 februari 2022 in Breezand een verkeersongeval veroorzaakte. De verdachte, die onder invloed van MDMA verkeerde, reed met zijn auto op de N99 en kwam op de verkeerde weghelft terecht, waar hij in botsing kwam met een tegemoetkomende auto. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurder en passagier van de andere auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen door onder invloed van drugs te rijden en niet rechts te houden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, samen met 240 uur taakstraf en een rijontzegging van twee jaar. De uitspraak volgde op een zitting waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar mee in de strafoplegging. De verdachte had eerder al te maken gehad met verkeersdelicten, wat ook in de strafmaat is meegenomen. De rechtbank besloot echter om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn werk en opleiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 15.127318.22
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T. van Nimwegen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting en kort gezegd – ten laste gelegd dat
hij zich op 27 februari 2022 te Breezand, gemeente Hollandse Kroon, heeft schuldig gemaakt aan:
1. het zich als bestuurder van een personenauto zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij twee tegenliggers ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als gevaarzetting op de weg.
2. het besturen van een personenauto, terwijl hij meer dan de toegestane hoeveelheid amfetamine-achtige stoffen in zijn bloed had.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, evenals het onder 2 ten laste gelegde feit.
De gedragingen van verdachte dienen te worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig. Verdachte reed namelijk op de N99, een 100 km/uur-weg, en is daar zonder enige aanleiding over de ononderbroken streep naar de – voor hem – linker rijbaan gereden, waarna hij tegen de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] terecht is gekomen, die daardoor zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Daarbij was verdachte onder invloed van verboden middelen.
De stelling van verdachte dat er voorafgaand aan de aanrijding iets tegen zijn raam was geklapt waardoor hij zou zijn uitgeweken, blijkt op geen enkele wijze uit de stukken. Bovendien zou in dat geval een abrupte stuurbeweging worden verwacht en niet het geleidelijk naar links sturen, zoals verdachte deed.
Voor zover de bloedafname niet binnen anderhalf uur na het eerste contact heeft plaatsgevonden, is van belang dat hiervoor, vanwege de bijzondere omstandigheid dat verdachte na het ongeval eerst medisch diende te worden onderzocht, een rechtvaardiging bestaat.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrij te spreken.
Verdachte heeft direct na het ongeval al verklaard dat er iets (hard) op zijn voorraam was geklapt. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij vervolgens in een schrikreactie een ruk aan het stuur naar links heeft gegeven waardoor hij op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en het ongeval is ontstaan. Dit wordt onderstreept doordat op de voorruit van het voertuig van verdachte flinke schade waarneembaar is en er voorafgaand aan het ongeval geen sprake was van opvallend rijgedrag.
Voor zover door de slachtoffers is aangegeven dat verdachte langzaam naar links afweek, is het de vraag of deze waarneming van een geleidelijke afdwaling wel juist was. Meerdere getuigen verklaren immers dat de auto ‘in een keer’, of ‘uit het niets’ op de andere weghelft terecht kwam. Eén getuige dacht zelfs aan een gevaarlijke inhaalactie. Dit past bij het scenario van verdachte dat hij één plotselinge stuurbeweging naar links heeft gemaakt.
Hoewel hij met een verhoogd MDMA-gehalte heeft gereden, kan niet worden bewezen dat hij (minstens) aanmerkelijke schuld heeft aan het ongeval. De verklaring van verdachte wordt door het dossier niet uitgesloten, integendeel, eerder ondersteund. Maar ook indien de rechtbank dit scenario niet volgt, volgt uit het dossier niet dat verdachte langer dan één moment onoplettend is geweest. Tot het moment waarop hij naar links stuurde, was op zijn rijgedrag niets aan te merken. Eén enkel moment van onoplettendheid kan niet tot bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW leiden. Daarom dient hij van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 27 februari 2022 vond er op de N99 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, een verkeersongeval plaats tussen twee personenauto’s. De N99 betrof ter plaatse een lang, recht wegdeel, was een 100 km/uur-weg en was door middel van een dubbele ononderbroken asmarkering verdeeld in twee rijstroken. De rijbaan was bestemd voor verkeer in beide richtingen. [2]
Bij het verkeersongeval waren (onder meer) de volgende voertuigen betrokken: een witte personenauto, merk Mercedes en een grijze Renault. [3]
Verdachte was beginnend bestuurder [4] en bestuurde de Mercedes, [5] rijdende in westelijke richting. [6] De slachtoffers zaten als bestuurder en passagier in de Renault en reden in oostelijke richting. [7]
Op enig moment heeft verdachte naar links gestuurd, waardoor zijn auto op de andere, tegemoetkomende, weghelft kwam en daar tegen de Renault van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanreed. [8] Beiden zijn naar het ziekenhuis gebracht. [slachtoffer 2] heeft ten gevolge van het ongeval een onderarmfractuur, een (gecompliceerde) wervelfractuur, een ribfractuur en een hersenschudding opgelopen. [9]
[slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het ongeval een borstbeenfractuur, meerdere ribfracturen, contusiehaarden, een subdurale bloeding in het brein en wervelfracturen opgelopen. [10]
Verdachte heeft in de avond vóór het ongeval XTC gebruikt. [11] In zijn bloed is 392 microgram per liter bloed MDMA aangetroffen en 38 microgram per liter bloed MDA, beide amfetamine-achtige stoffen. [12]
4.3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bij verdachte sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste gelegd. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Op grond van de onder 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft als beginnend bestuurder gereden op de N99 bij Breezand onder invloed van – in totaal – 430 microgram amfetamine-achtige stoffen. De N99 is een weg die door middel van dubbele ononderbroken strepen de twee rijbanen, elk voor één richting, scheidde. Op enig moment is verdachte over de voornoemde strepen naar de – voor hem – linkerbaan, de baan voor tegemoetkomend verkeer, gereden waar hij tegen de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gereden. Deze hebben als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich het ongeval niet goed meer kan herinneren, maar wel dat hij een klap hoorde en daarom opeens naar links had gestuurd. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet aannemelijk is. Van enige impact op het raam voorafgaande aan het ongeval is niet gebleken. Uit het dossier blijkt ook niet dat er op de plaats van het ongeval iets is aangetroffen wat een dergelijke klap zou kunnen hebben veroorzaakt. Daarbij spreekt ook geen van de getuigen over een plotselinge ruk aan het stuur naar links door de verdachte. De bestuurder van de auto achter de Mercedes van verdachte heeft verklaard dat verdachte naar links uitweek en dat hij dacht dat de bestuurder in slaap was gevallen. [13] Dat duidt niet op een plotselinge ruk aan het stuur. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte langzaam afdwaalde en op zijn weghelft kwam, in een min of meer schuine lijn. [slachtoffer 2] ten slotte heeft verklaard dat verdachte afweek en dat dat voor haar gevoel heel geleidelijk ging. [14]
Voor zover andere getuigen hebben verklaard dat verdachte ‘ineens’ naar links ging doet dat onvoldoende af aan het voorgaande.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, te weten het over een doorgetrokken streep gaan rijden op de baan voor tegemoetkomend verkeer, terwijl hij onder invloed was van een hoeveelheid amfetamine-achtige stoffen, die vele malen groter was dan de hoeveelheid welke is toegestaan met het oog op de verkeersveiligheid, dienen te worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank is voorts van oordeel dat het daarmee aan de schuld van verdachte te wijten is dat het ongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Het onder 1 primair ten laste gelegde kan dan ook worden bewezen.
Gelet op het voorgaande, kan ook het onder 2 ten laste gelegde worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 27 februari 2022 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, Nederland, als verkeersdeel-nemer, namelijk als beginnend bestuurder van een personenauto, kenteken [kenteken] , daarmede rijdende over de weg, de N99, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door – na voorafgaand gebruik van verdovende middelen – zeer onvoorzichtig en onoplettend, niet zoveel mogelijk rechts te houden maar zodanig naar links te rijden, dat hij, met overschrijding van een dubbele ononderbroken asmarkering, terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en in botsing is gekomen met een hem op die weghelft tegemoetrijdende personenauto, merk Renault, waardoor aan de bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een borstbeenfractuur en meerdere ribfracturen en contusiehaarden en een subdurale bloeding in het brein en wervelfracturen werd toegebracht,
en
aan de passagier van die personenauto (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde onderarmfractuur en een gecompliceerde wervelfractuur en een ribfractuur en een hersenschudding werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 2:
op 27 februari 2022 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als groep, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine-achtige stoffen,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen 392 microgram MDMA en 38 microgram MDA bedroeg.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
Verzocht is rekening te houden met het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Hij is zijn rijbewijs al lange tijd kwijt geweest en een ontzegging van de rijbevoegdheid heeft niet alleen gevolgen voor verdachte, maar ook zijn werkgever en collega’s worden daardoor gedupeerd. Daarnaast is verzocht rekening te houden met het feit dat het ongeval voor verdachte grote financiële gevolgen heeft. Tot slot is verzocht rekening te houden met de houding van verdachte: hij stond open voor mediation met de slachtoffers en heeft hen bloemen gestuurd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] en zijn echtgenote [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Daarbij was verdachte onder invloed van bijna negen maal de toegestane hoeveelheid amfetamine-achtige stoffen. Blijkens de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] en zijn echtgenote, is hun gezondheid tot op heden ernstig aangetast en is sprake van aanzienlijke gederfde levensvreugde. Zij onder vinden nog dagelijks de gevolgen van het ongeval en zijn in plaats van een vitaal echtpaar nu geworden tot een echtpaar met allerlei beperkingen.
De rechtbank is van oordeel dat voor deze feiten in beginsel en conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren in de rede zou liggen.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf echter rekening gehouden met het volgende.
Enerzijds is acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 juni 2023. Hieruit blijkt dat aan verdachte tweemaal een geldboete is overgelegd wegens (forse) snelheidsovertredingen.
De rechtbank heeft anderzijds gelet op het persoonlijk belang van verdachte, namelijk dat hij een baan heeft en met een opleiding bezig is. De rechtbank acht het daarom niet passend dat verdachte op dit moment een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en acht navolgende straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.1 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 primair en 2:
Eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid;
en
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en R.A. Overbosch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2023.
Bijlage
Tenlastelegging [verdachte]
Aan verdachte is, zoals ter terechtzitting gewijzigd, ten laste gelegd dat
ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in
Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als (beginnend) bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de N99, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na voorafgaand gebruik van een of meer verdovende middelen- zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, niet zoveel mogelijk rechts te houden maar zodanig naar links te rijden, dat hij, met overschrijding van een dubbele ononderbroken asmarkering, terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en in botsing of aanrijding is gekomen met een hem op die weghelft tegemoetrijdende personenauto (merk Renault), waardoor aan de bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een borstbeenfractuur en/of meerdere ribfracturen en/of contusiehaarden en een subdurale bloeding in het brein en/of een of meer wervelfracturen werd toegebracht,
en/of
aan de passagier van die personenauto (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde onderarmfractuur en/of een gecompliceerde wervelfractuur en/of een ribfractuur en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Breezand, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N 99, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, maar naar links heeft gestuurd en met overschrijding van de dubbele ononderbroken asmarkering, terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van één of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als groep, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine-achtige stoffen,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen 392 microgram MDMA en 38 microgram MDA bedroeg, zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen of groep van stoffen vermelde grenswaarde.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van onderzoek plaats ongeval, opgemaakt door de Dienst Regionale Recherche van de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA), p. 25.
3.VOA, p. 22.
4.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 77.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
6.VOA, p. 47.
7.Proces-verbaal van verklaring van [slachtoffer 1] , p. 67 en VOA, p.47.
8.VOA, p. 47.
9.Medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer 2] d.d. 30 maart 2022, p. 73.
10.Medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer 1] d.d. 30 maart 2022, p. 69.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
12.Rapport alcohol en drugs in het verkeer, opgemaakt d.d. 21 maart 2022 door PD Dr. Cornelius Hess, als Forensisch Toxicoloog verbonden aan Labor Mönchengladbach, p. 82.
13.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p.62.
14.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , p. 67, proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , p. 72.