In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Eiser had op 20 december 2022 een beroepschrift ingediend tegen de afwijzing van zijn verzoek om een waardebeschikking voor het belastingjaar 2015. De heffingsambtenaar had op 8 juli 2022 het verzoek afgewezen en het bezwaar daartegen op 8 november 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar het beroepschrift bevatte enkel de vermelding tegen welke uitspraak op bezwaar het beroep was gericht, zonder verdere gronden.
De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken gronden aan te leveren, maar eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt. Tijdens de zitting op 12 juni 2023 heeft de gemachtigde van eiser betoogd dat het beroepschrift wel degelijk gronden bevatte, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein en is openbaar uitgesproken op 24 juli 2023. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij het gerechtshof Amsterdam.