Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. Tijdens het Algemeen Overleg op 6 februari 2008 heeft de Tweede Kamer aangedrongen op de ontwikkeling van een nieuw normen- en handhavingstelsel (NNHS) voor de luchthaven Schiphol. Naar aanleiding hiervan is aan de zogenoemde Alderstafel Schiphol (de Alderstafel) gevraagd advies uit te brengen over een nieuw stelsel en de criteria voor gelijkwaardigheid. In de Alderstafel zijn de betrokken bestuurders, de luchtvaartsector, de omwonenden van Schiphol en het Rijk vertegenwoordigd.
2. Uit het Alders-advies van 8 oktober 2013 volgt onder meer het volgende. In het huidige stelsel zijn grenswaarden in handhavingspunten opgenomen die richting geven aan het baangebruik in de praktijk. In het nieuwe stelsel zijn regels ontworpen die het gewenste baangebruik voorschrijven. Beide stelsels waarborgen het wettelijk vereiste niveau van (gelijkwaardige) bescherming: in het huidige stelsel via de handhavingspunten en in het nieuwe stelsel via een norm voor de maximale hoeveelheid geluid. Het belangrijkste verschil is dat het nieuwe stelsel de ongewenste – want meer hinder veroorzakende – neveneffecten van het huidige stelsel met de handhavingspunten verhelpt, waardoor de afhandeling van het vliegverkeer steeds op de meest geluidpreferente manier plaatsvindt. In het huidige stelsel wordt vanwege een dreigende overschrijding van een grenswaarde in een handhavingspunt bij een baan waar relatief weinig geluidgehinderden zijn, uitgeweken naar een baan met relatief veel geluidgehinderden.
3. Het NNHS gaat uit van het zoveel mogelijk gebruiken van banen die de minste hinder voor de omgeving met zich brengen, namelijk de Kaag- en Polderbaan, en het minder gebruikmaken van de Aalsmeer- en de Zwanenburgbaan. Het strikt geluidpreferentieel vliegen is vormgegeven in vier regels met bijbehorende normen:
- de eerste regel richt zich op het inzetten van de meest geluidpreferente baancombinatie;
- de tweede regel richt zich erop om de inzet van een secundaire start- of landingsbaan zoveel mogelijk te beperken;
- de derde regel geeft aan hoe het verkeer over twee start- of twee landingsbanen moet
worden verdeeld in het geval er vanwege een start- of landingspiek twee startbanen of twee landingsbanen in gebruik zijn;
- de vierde regel stelt een maximum aan het aantal bewegingen op de vierde baan.
4. In een verzamelbrief inzake het luchtvaartbeleid van 25 september 2015 aan de voorzitter van de Tweede Kamer heeft toenmalig staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu W. Mansveld het volgende gemeld:
“Gegeven de breed gedeelde wens voor preferent baangebruik, de gemaakte afspraken hierover met de omgeving en vanwege de eerdere politieke besluitvorming hierover en de voortgang van de formele verankering van dit nieuwe stelsel wil ik u dan ook tijdig informeren over de wijze waarop de Inspecteur-Generaal om zal gaan met geconstateerde overschrijdingen van grenswaarden geluid.
Tot het moment waarop het nieuwe normen- en handhavingsstelsel in de Wet luchtvaart en onderliggende regelgeving definitief van kracht is, zal – uitgaande van een voorspoedige wetsbehandeling – bij overschrijding van de grenswaarden in de handhavingspunten anticiperend gehandhaafd worden. Dit houdt in dat er bij overschrijding van de grenswaarden geen maatregel wordt opgelegd, indien blijkt dat de overschrijding het gevolg is van de toepassing van de regels uit het nieuwe stelsel. Dit zal na afloop van het gebruiksjaar beoordeeld worden.”
5. Voor Schiphol geldt als gebruiksjaar de periode van 1 november in enig jaar tot en met 31 oktober van het daarop volgende jaar.Het gebruiksjaar 2019 loopt dus van
1 november 2018 tot en met 31 oktober 2019.
6. Uit de Handhavingsrapportage Schiphol 2019 van verweerder van 31 januari 2020 – waarin de bevindingen van verweerder zijn neergelegd met betrekking tot onder meer de naleving van de normen uit het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) in het gebruiksjaar 2019 – volgt dat de grenswaarden voor de geluidbelasting op vijf handhavingspunten (punt 19, 20, 24, 25 en 30) zijn overschreden.
7. Met een brief van 26 oktober 2020 hebben eisers verzocht om handhaving vanwege overschrijdingen in het gebruiksjaar 2019 van de grenswaarden voor de geluidbelasting op de handhavingspunten 18 (Zwanenburgbaan-Noord), 19, 20 en 21 (Buitenveldertbaan), 24 en 25 (Aalsmeerbaan) en 30 (Zwanenburgbaan-Zuid). Eisers verzoeken voor de maximaal toegestane geluidbelasting uit te gaan van bijlage 2 van het LVB 2004, omdat de latere LVB’s niet aan de gelijkwaardigheidseis van artikel 8.17, zevende lid, van de Wet luchtvaart (Wlv) voldoen.
8. Met het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eisers afgewezen. De grenswaarden waar eisers naar verwijzen zijn niet meer rechtsgeldig als norm voor de toelaatbare geluidsbelasting. Verweerder ziet geen grond voor de stellingname dat de vigerende grenswaarden niet van toepassing zijn. De aantallen in de gelijkwaardigheidscriteria moeten worden beschouwd als de uitkomst van een som en niet als absolute aantallen. Verweerder baseert zich op het LVB 2008 en, voor het gebruiksjaar 2019, op de ‘Tijdelijke regeling groot onderhoud Zwanenburgbaan en Kaagbaan’. Met betrekking tot dit vigerende kader hebben zich in het gebruiksjaar 2019 in de vijf genoemde handhavingspunten grenswaardeoverschrijdingen voorgedaan. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft in 2020 onderzoek gedaan naar deze overschrijdingen. Op basis van dit onderzoek heeft de ILT onder andere vastgesteld dat de overschrijdingen in het gebruiksjaar 2019 het gevolg waren van het vliegen volgens de regels van het NNHS. Op basis van de brief van de staatssecretaris van 25 september 2015 aan de Tweede Kamer over anticiperend handhaven betekent dit dat de ILT geen maatregelen aan de sector oplegt in verband met de overschrijdingen van de grenswaarden geluid in het gebruiksjaar 2019.
9. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. De Wlv voorziet namelijk niet in een absolute en onveranderlijke norm in de vorm van maximaal 10.000 zwaarbelaste woningen als gevolg van het luchtverkeer van en naar Schiphol. Er is geen sprake van een in het LVB opgenomen absoluut en onveranderlijk beschermingsniveau dat op grond van het principe van een gelijkwaardig beschermingsniveau dient te worden gegarandeerd.
De standpunten van de partijen
10. Eisers voeren aan dat de norm van maximaal 10.000 zwaarbelaste woningen een absolute norm is die niet de uitkomst mag zijn van een (veranderlijke) rekensom. Volgens eisers kan de norm wel veranderen als het woningbestand verandert, maar niet door rekening te houden met het principe van verbeterde routemodellering. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de norm van maximaal 10.000 zwaarbelaste woningen wel de uitkomst van de som is en dat deze ook mag worden geactualiseerd op grond van de verbeterde routemodellering.
Het oordeel van de rechtbank
11. Vaststaat dat de grenswaarden als bedoeld in artikel 4.2.1 van het LVB in het gebruiksjaar 2019 op de hiervoor bedoelde handhavingspunten zijn overschreden, zodat in zoverre sprake is van een overtreding van artikel 8.22 van de Wlv, ter zake waarvan verweerder bevoegd is handhavend op te treden.
12. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
13. Verweerder heeft het verzoek van eisers onder verwijzing naar genoemde verzamelbrief van de staatssecretaris van 25 september 2015 afgewezen. Volgens verweerder dient anticiperend te worden gehandhaafd omdat is gebleken dat de overschrijding van de grenswaarden in het gebruiksjaar 2019 het gevolg is van de toepassing van het NNHS.
14. In geschil is of de normstelling van maximaal 10.000 zwaarbelaste woningen binnen de 35 Ke-contour een absolute norm is.
15. Ter zitting zijn twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) aan de orde gekomen. Op basis van die uitspraken kan geconcludeerd worden dat er geen ondersteuning is voor het standpunt van eisers. Tijdens de zitting heeft de rechtbank aan eisers gevraagd waarom de rechtbank eisers zou moeten volgen. Eisers hebben verwezen naar het ‘Integraal Milieu-effectrapport Schiphol en Omgeving 1993; onderdeel Geluid en Luchtverkeer’ dat verweerder naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur bekend heeft gemaakt en daaruit de volgende passage aangehaald: “
Van de andere kant zijn er sinds de PASO-berekeningen zoveel veranderingen geweest ten aanzien van het woningbestand en de wijze van invoer (bijvoorbeeld de representatie van de horizontale spreiding), dat een exacte vergelijking niet meer mogelijk is.”De rechtbank is van oordeel dat deze passage geen steun biedt voor het standpunt van eisers dat de normstelling van maximaal 10.000 zwaarbelaste woningen een absolute norm is. Uit de parlementaire behandeling van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving van 22 juni 1995blijkt dit evenmin. Integendeel: door de regering is een voorbehoud gemaakt dat de norm in de toekomst zou kunnen veranderen, omdat een norm van maximaal 10.000 zwaarbelaste woningen wellicht niet genoeg is in het licht van de beoogde groei van Schiphol tot mainport.
16. De rechtbank is van oordeel dat de normstelling van maximaal 10.000 zwaarbelaste woningen binnen de 35 Ke-contour geen absolute norm is. Verweerder heeft het handhavingsverzoek van eisers daarom op goede gronden afgewezen.
17. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.