ECLI:NL:RBAMS:2023:4862

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
10111738 CV EXPL 22 12309
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening van gemeenschappelijke schulden na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 4 augustus 2023 een eindvonnis uitgesproken in een geschil tussen een man en een vrouw over de afrekening van gemeenschappelijke schulden na hun echtscheiding. De man vorderde een bedrag van € 5.484,15 van de vrouw, wat de helft is van de door hem betaalde gemeenschappelijke schulden, die in totaal € 10.968,30 bedroegen. De vrouw heeft geen bewijs kunnen leveren van haar eigen betalingen aan gemeenschappelijke schulden, waardoor de vordering van de man werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de man voldoende bewijs had geleverd voor de door hem betaalde schulden, terwijl de vrouw niet in staat was om haar claims te onderbouwen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 649,21 toegewezen aan de man, evenals de wettelijke rente over zowel het toegewezen bedrag als de incassokosten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De vrouw had verzocht om de uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen, maar de kantonrechter oordeelde dat het belang van de vrouw zwaarder woog dan dat van de man, gezien het restitutierisico voor de man. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, maar de vrouw heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10111738 / CV EXPL 22-12309
Uitspraak: 4 augustus 2023

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. M.E. van Zutphen,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. S.N. Texel.
Partijen worden hierna aangeduid als de man en de vrouw.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 10 maart 2023,
  • akte niet dienen aan de zijde van de vrouw.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. De verdere beoordeling
1.1.
In het tussenvonnis van 10 maart 2023 (hierna: het tussenvonnis) is bepaald dat tussen partijen een afrekening van de gemeenschappelijke schulden dient plaats te vinden op grond van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant. De man stelt dat hij meer dan 50% van de gemeenschappelijke schulden heeft betaald. Hij zou € 16.202,22 hebben betaald. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij minimaal € 15.000 tot € 20.000 heeft betaald.
1.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te bepalen of zij gezamenlijk met een mediator willen vaststellen welke gemeenschappelijke schulden zij elk hebben betaald of dat zij vonnis willen vragen. Partijen hebben niet gekozen voor mediation. De procedure is vervolgd. De vrouw is in de gelegenheid gesteld om bij akte te stellen en te onderbouwen welke gemeenschappelijke schulden zij heeft betaald. De man zou dan bij antwoordakte daarop mogen reageren. Maar van die gelegenheid heeft de vrouw geen gebruikt gemaakt, waarna de zaak voor vonnis is gezet.
1.3.
De kantonrechter zal in dit vonnis beoordelen welke gemeenschappelijke schulden elk van beiden heeft betaald.
1.4.
De man stelt dat hij een bedrag van € 16.202,22 heeft betaald, waarvan hij nu de helft vordert van de vrouw. Dit bedrag is de optelsom van een aantal door hem gestelde betaalde bedragen aan gemeenschappelijke schulden. De vrouw heeft daartegen verweer gevoerd. De kantonrechter zal achtereenvolgens beoordelen of voldoende is komen vast te staan dat de door de man gestelde betaalde bedragen door hem voldaan zijn en dat dit gemeenschappelijke schulden betreffen. Daarna zal de kantonrechter beoordelen of voldoende is komen vast te staan dat de door de vrouw gestelde bedragen door haar zijn voldaan en dit gemeenschappelijke schulden betreffen.
1.5.
Daarbij wordt op deze plek alvast opgemerkt dat de onderbouwing door beide partijen te wensen over laat. De man heeft in deze procedure een groot aantal documenten, brieven, deurwaardersexploten en overzichten als productie ingediend, zonder duidelijke toelichting (wat voor schuld het betreft, waarom die schuld gezamenlijk is, waaruit blijkt dat hij de schuld heeft voldaan). Ten aanzien van een aantal schulden blijkt uit de overgelegde documenten afdoende dat de man een gezamenlijke schuld heeft voldaan, van andere schulden valt dat niet te beoordelen. Die schulden zullen, bij gebreke van een voldoende onderbouwing, niet worden betrokken in de afrekening.
De door de man gestelde betaalde schulden
1.6.
De man stelt – na eisvermeerdering – dat hij de volgende gemeenschappelijke schulden heeft voldaan
De Klerk en Vis Niekus € 793,90
Van der Hoeden/Mulder € 757,20
LAVG € 1.755,99
Van Arkel € 753,10
Belastingdienst € 147,45
Belastingdienst € 1.045,00
CJIB € 541,43
Where Administratie € 1.449,09
Hoist Finance € 757,17
GGN Incasso Zilveren Kruis € 3.786,84
Woningstichting Eigen Haard € 3.121,27
Achmea Debiteurenmanagement € 1.087,00
Das Incasso € 207,15
1.7.
De vrouw voert tegen een aantal van de bovenstaande schulden, om precies te zijn de schulden i, ii, iv, v, vi, vii en x, aan dat zij voor komen op de lijst van de man en dat de man daarvoor verantwoordelijk is. De man kan volgens de vrouw om die reden nu niet achteraf de helft van de betaling van deze bedragen vorderen. Gelet op de uitleg die de kantonrechter in het tussenvonnis heeft gegeven, gaat dit betoog niet op. De uitleg die de vrouw aan de lijsten gaf is niet gevolgd, het waren geen definitieve lijsten. Partijen dienen nog af te rekenen.
1.8.
De vrouw voert tegen alle schulden onder 1.6 aan dat concrete betaalbewijzen ontbreken, waaruit volgt dat de man daadwerkelijk de bedragen heeft voldaan. Het enkele feit dat een betaalbewijs ontbreekt, maakt nog niet dat de man per definitie onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de bedragen heeft voldaan. Dit zal per bedrag worden beoordeeld.
1.9.
Daarbij geldt dat de man ter onderbouwing van de schulden onder i t/m ix en xii een document in het geding heeft gebracht genaamd ‘Kennisgeving definitieve afrekening Krediet’ van 11 juni 2019. Dat document is van de Gemeente Amsterdam (van de kredietbank) en staat op de naam van de man. Hieruit volgt dat de man een lening is aangegaan bij de kredietbank en dat de kredietbank de daarin genoemde bedragen voor hem heeft betaald. Uit een brief van 17 januari 2023 (productie 15) volgt bovendien dat de lening bij de kredietbank geheel is afgelost. Daarmee kan als vaststaand worden aangenomen dat deze schulden door de man zijn voldaan. Niet zonder meer kan echter worden aangenomen dat de betreffende schulden ook gemeenschappelijke schulden betroffen. Daarover hierna meer.
Schuld i.
1.10.
De man stelt dat hij een bedrag van € 793,90 heeft betaald aan deurwaarderskantoor De Klerk en Vis Niekus aan gemeenschappelijke schulden.
1.11.
De vrouw voert aan dat zij zelf de/een schuld heeft voldaan aan De Klerk Vis Niekus. Ter onderbouwing heeft zij een screenshot in het geding gebracht van bankbetalingen aan De Klerk Vis Niekus in juni 2018, juli 2019 en augustus 2019.
1.12.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Bij de stukken bevindt zich de ‘Kennisgeving definitieve afrekening Krediet’, waaruit valt af te leiden dat de man een bedrag van € 793,90 heeft voldaan aan De Klerk Vis Niekus. Tevens bevinden zich bij de stukken een aantal brieven van De Klerk Vis Niekus gericht aan de man en ook aan de vrouw, waaruit blijkt dat er een huurschuld heeft bestaan bij Eigen Haard (zoals de brief van 15 december 2017 en ook het proces-verbaal van het executoriaal derdenbeslag dat door Eigen Haard is gelegd onder de werkgever van de man voor een vordering van Eigen Haard op de man en de vrouw). Bovendien stond De Klerk Vis Niekus ook als gemeenschappelijke schuldeiser vermeld op Annex 2 bij het echtscheidingsconvenant. De kantonrechter vindt dat aan de hand van deze stukken voldoende is gebleken dat het door de man betaalde bedrag van € 793,90 aan De Klerk Vis Niekus was ter voldoening van een gemeenschappelijke schuld van de man en de vrouw.
Schuld ii.
1.13.
De man voert aan dat hij een bedrag van € 757,20 heeft betaald aan deurwaarderskantoor Van der Hoeden/Mulder.
1.14.
De vrouw heeft anders dan hetgeen onder 1.7 en 1.8 staat geen ander verweer gevoerd tegen dit bedrag.
1.15.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de man een bedrag van € 757,20 heeft betaald aan gemeenschappelijke schulden. Bij de stukken bevindt zich namelijk een brief van Van der Hoeden/Mulder van 17 augustus 2015 die gericht is aan de man en de vrouw. Die brief ziet op een schuld van de man en de vrouw aan Ymere Noord BOG na beëindiging van een huurovereenkomst. Die schuld bedraagt op dat moment € 757,20. Dit bedrag is blijkens de ‘Kennisgeving definitieve afrekening Krediet’ aan Van der Hoeden/Mulder voldaan.
Schuld iii.
1.16.
De man stelt dat hij een bedrag van € 1.755,99 heeft betaald voor een gemeenschappelijke schuld aan deurwaarderskantoor LAVG.
1.17.
De vrouw voert aan dat deze rekening op naam van de dochter staat en dat de man de schuldeiser naar zijn dochter had kunnen verwijzen.
1.18.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ter onderbouwing heeft de man een tweetal brieven in het geding gebracht. Allereerst een brief van 21 september 2018 gericht aan [eiser] , waaruit blijkt dat er een openstaande schuld was bij energieleverancier Engie Nederland Retail B.V. ter hoogte van € 1.755,51. Die schuld had blijkens de specificatie betrekking op de periode 2015, toen partijen nog (in gemeenschap) gehuwd waren. Daarnaast gaat het om een brief van LAVG van 24 januari 2023 aan [eiser] , waaruit blijkt dat deze schuld inmiddels is voldaan. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat dit een gemeenschappelijke schuld betreft en dat deze door de man is voldaan.
Schuld iv.
1.19.
De man stelt dat hij een schuld van € 753,10 heeft voldaan aan Van Arkel gerechtsdeurwaarders.
1.20.
De vrouw betwist dat dit een gemeenschappelijke schuld is. Volgens haar is het onduidelijk of deze schuld tijdens of na hun huwelijk is ontstaan.
1.21.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Bij de stukken bevindt zich een brief van 23 november 2018 van Van Arkel aan de man, waaruit volgt dat in de zaak met het dossiernummer [nummer] inzake Ziggo Services een bedrag van € 753,10 openstond. Ook bevindt zich bij de stukken een brief van 19 januari 2023 van LAVG aan de man, waaruit blijkt dat het dossier met nummer [nummer] inzake Ziggo Services/Bedrijf Geo Tropische Minimarkt met titel gedateerd 28-11-2016 is gesloten na betaling. Dit is de supermarkt die de man en de vrouw samen hadden tijdens hun huwelijk. Op basis van het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat de man een gemeenschappelijke schuld ter hoogte van € 753,10 heeft voldaan.
Schuld v.
1.22.
De man stelt dat hij een gemeenschappelijke schuld van € 147,45 heeft voldaan aan de Belastingdienst.
1.23.
De kantonrechter ziet in de in het geding gebrachte stukken geen enkele onderbouwing van de stelling van de man dat hij een gemeenschappelijke schuld van € 147,45 heeft voldaan aan de Belastingdienst, anders dan dat deze schuld is opgenomen op de Kennisgeving definitieve afrekening Krediet. Daaruit volgt echter niet dat dit een gemeenschappelijke schuld is. Dit is dan ook niet komen vast te staan.
Schulden vi. en vii.
1.24.
De man stelt dat hij een gemeenschappelijke schuld van € 1.045,00 heeft voldaan aan de Belastingdienst en een gemeenschappelijke schuld van € 541,43 heeft voldaan aan CJIB. Ook ten aanzien van deze stellingen ziet de kantonrechter, anders dan dat deze schulden zijn opgenomen op de Kennisgeving definitieve afrekening Krediet, geen onderbouwing dat dit gemeenschappelijke schulden zijn die door hem zijn voldaan. Ook dit is niet komen vast te staan.
Schuld viii.
1.25.
De man stelt zich – na eisvermeerdering – op het standpunt dat hij een bedrag van € 1.449,09 heeft betaald voor een gemeenschappelijke schuld aan Where Administratie.
1.26.
De vrouw heeft hiertegen aangevoerd dat deze schuld van na de echtscheiding is en deze niet op de lijst van de man en de vrouw voor komt. Deze vordering dient daarom niet in het geschil betrokken te worden. Bovendien is in artikel 4.10 van het echtscheidingsconvenant opgenomen dat wanneer een schuld niet op de lijst is opgenomen, deze voor rekening komt van de partij op wiens naam deze schuld is ontstaan. Dit leidt ertoe dat deze schuld voor rekening van de man is.
1.27.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de debiteurenkaart van Where Administratie die is overgelegd als productie 9 blijkt dat deze schuld betrekking heeft op werkzaamheden voor de v.o.f. in de periode 2018. De man en de vrouw zijn in 2017 gescheiden. Gesteld noch gebleken is dat de man en de vrouw ook na de echtscheiding de v.o.f. gezamenlijk hebben voortgezet, zodat niet zonder meer kan worden aangenomen dat facturen aan de v.o.f. uit 2018 ook voor rekening van de vrouw komen.
Schuld ix.
1.28.
De man stelt zich op het standpunt dat hij een bedrag van € 757,17 heeft betaald aan Hoist Finance voor een schuld bij Essent.
1.29.
De vrouw heeft daartegen hetzelfde aangevoerd als hetgeen onder 1.26 staat opgenomen.
1.30.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de man een bedrag van € 757,17 heeft betaald ter voldoening van een gemeenschappelijke schuld. Bij de stukken zit een e-mail van 6 september 2018 aan de man, die ziet op schulden uit 2015, toen de man en de vrouw nog getrouwd waren en waar bij het kopje ‘betreft’ staat ‘Hoist inzake essent/ [gedaagde] ’, [gedaagde] is de naam van de vrouw. Maar onvoldoende is gebleken dat de man deze schuld heeft voldaan. De brief van 10 januari 2022 gericht aan de man bevat de tekst: ‘Op verzoek van cliënte hebben wij onze bemoeienissen in deze zaak gestaakt. Wij hebben het dossier reeds gesloten’. Hieruit kan de kantonrechter niet afleiden dat de man ook de schuld daadwerkelijk heeft betaald. Het bedrag dat volgens de ‘Kennisgeving definitieve afrekening Krediet’ door de kredietbank aan Hoist Finance is voldaan is een stuk lager. Nu de man een en ander onvoldoende heeft toegelicht, zal deze schuld niet worden betrokken bij de afrekening.
Schuld x.
1.31.
De man stelt dat hij een bedrag van € 3.786,84 heeft betaald voor een gemeenschappelijke schuld bij GGN Incasso Zilveren Kruis.
1.32.
De kantonrechter overweegt als volgt. Bij de stukken bevindt zich een brief van 16 juli 2019 gericht aan de man met als onderwerp ‘Zilveren Kruis en Woningstichting Eigen Haard en / [eiser] ’. In de brief staat onder meer dat het dossier inzake Zilveren Kruis reeds is voldaan en gesloten. Dit ziet op een bedrag van € 3.786,84. De kantonrechter leidt hieruit af dat de man dat bedrag heeft voldaan. Ook bevindt zich bij de stukken een brief van 13 december 2022 gericht aan de man, waaruit volgt dat er geen bedragen meer verschuldigd zijn. Uit deze laatste brief blijkt tevens dat deze schuld bestond uit premiebijdragen van de man voor de basiszorgverzekering in de periode van 2009 t/m 2013. In die periode waren de man en de vrouw nog met elkaar getrouwd. Uit het voorgaande volgt voldoende duidelijk dat de man een gemeenschappelijke schuld ter hoogte van een bedrag van € 3.786,84 heeft voldaan.
Schuld xi.
1.33.
De man stelt dat hij een bedrag van € 3.121,27 heeft betaald voor een gemeenschappelijke schuld bij Woningstichting Eigen Haard, de verhuurder van de echtelijke woning.
1.34.
De vrouw heeft met betrekking tot deze schuld aangevoerd dat de man niet voldoende heeft geconcretiseerd dat hij dit bedrag heeft voldaan en schade heeft geleden. Ook staat deze schuld op de lijst van de vrouw, zodat moet worden aangenomen dat de vrouw deze schuld heeft voldaan. Ter zitting heeft de vrouw nog aangevoerd dat de schuld, blijkens een brief van 16 juli 2019, op naam van de man staat en voor zijn rekening dient te blijven.
1.35.
Voor deze schuld geldt hetzelfde als voor schuld x. Uit de brief van 16 juli 2019 aan de man kan worden afgeleid dat op dat moment de schuld aan Eigen Haard was voldaan en het dossier was gesloten. De kantonrechter leidt hieruit af, mede in aanmerking genomen dat de vrouw haar stelling dat zij de schuld heeft voldaan op geen enkele wijze heeft onderbouwd, dat de man deze schuld heeft voldaan. Nu de schuld de huur van de echtelijke woning betreft en bovendien een huurschuld bij Eigen Haard is opgenomen in Annex 2 bij het echtscheidingsconvenant, gaat de kantonrechter ervan uit dat het een gemeenschappelijke schuld betreft die de man heeft voldaan.
Schuld xii.
1.36.
De man stelt dat hij een bedrag van € 1.087,00 heeft betaald aan Achmea Debiteurenmanagement voor een gemeenschappelijke schuld.
1.37.
De vrouw heeft daartegen aangevoerd dat dit een toekomstige schuld is, die niet op de lijsten voorkomt en dus niet in het geschil betrokken dient te worden. Bovendien volgt uit artikel 4.10 van het echtscheidingsconvenant dat deze schuld voor rekening komt van de partij op wiens naam deze schuld is ontstaan. De man is hiervoor zelf verantwoordelijk.
1.38.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de man een gemeenschappelijke schuld ter hoogte van € 1.087,00 heeft voldaan. Bij de stukken bevindt zich hier, anders dan dat dit bedrag is opgenomen op de Kennisgeving definitieve afrekening Krediet, geen enkele onderbouwing voor.
Schuld xiii.
1.39.
De man stelt ten slotte dat hij een bedrag van € 207,15 heeft betaald via DAS Incasso voor een schuld aan MBO College Centrum.
1.40.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de man dit bedrag heeft betaald. Bij de stukken bevindt zich een brief van 6 juni 2017, waaruit blijkt dat er sprake is van een verschuldigd bedrag, maar nergens blijkt uit dat deze is voldaan door de man. De vordering strandt hierop.
De door de vrouw gestelde betaalde schulden
1.41.
De vrouw stelt in de conclusie van antwoord dat zij de vordering van De Klerk Vis Niekus ter hoogte van € 3.899,84 heeft voldaan. Zij heeft ter onderbouwing een screenshot van een aantal overboekingen in het geding gebracht. Volgens de vrouw heeft zij om die reden een vordering op de man ter hoogte van de helft van die vordering, te weten € 1.949,92. De man betwist dat deze betalingen door de vrouw zien op een schuld die in de gemeenschap valt. Hij kan die betalingen niet thuisbrengen.
1.42.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de betaalde bedragen aan De Kerk Vis Niekus een door haar verrichte betaling van een gemeenschappelijke schuld betreft. Alleen een screenshot van overboekingen - zonder dat duidelijk is van welke rekening die afkomstig zijn en waarop die betalingen betrekking hebben - is ontoereikend. Het is dus niet vast komen te staan dat de vrouw voor een bedrag van € 3.899,84 gemeenschappelijke schulden heeft voldaan.
1.43.
De vrouw heeft verder ter zitting het standpunt ingenomen dat zij minimaal € 15.000 tot € 20.000 aan gemeenschappelijke schulden heeft voldaan, maar zij heeft hiervan geen stukken in het geding gebracht, waartoe zij wel in de gelegenheid is gesteld. Er is dus niet gebleken dat zij gemeenschappelijke schulden heeft voldaan. Dit betekent dat deze stelling van de vrouw als onvoldoende onderbouwd terzijde zal worden geschoven.
De conclusie
1.44.
De slotsom is dat is komen vast te staan dat de man voor een bedrag van € 10.968,30 gemeenschappelijke schulden heeft voldaan. Nu niet is komen vast te staan dat de vrouw gemeenschappelijke schulden heeft voldaan, dient de vrouw de helft daarvan aan de man te betalen, te weten een bedrag van € 5.484,15. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
De buitengerechtelijke incassokosten
1.45.
De man heeft ook aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De man heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, te weten € 649,21. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
De proceskosten
1.46.
Vanwege de relatie die partijen hebben gehad, zullen de proceskosten tussen hen
worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
1.47.
De vrouw verzoekt de uitvoerbaar bij voorraadverklaring af te wijzen. De vrouw wijst erop dat er sprake is van een restitutierisico aan de zijde van de man, omdat de man het niet breed heeft.
1.48.
Wanneer op een gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad verweer wordt gevoerd moet een belangafweging plaatsvinden. De maatstaf daarbij is of het belang van degene die de uitvoerbaarheid bij voorraad vordert, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist.
1.49.
Deze belangenafweging valt in dit geval uit in het voordeel van de vrouw. Onbetwist is dat de man van weinig geld moet rondkomen. Een restitutierisico is niet denkbeeldig. Verder laat de kantonrechter meewegen dat de man lang heeft gewacht met zijn aanspraak op de vrouw. De meeste schulden waar het in deze zaak om gaat, zijn al in 2019 door de man voldaan. Dit relativeert zijn belang om het vonnis nu direct uit te mogen voeren en een eventueel hoger beroep niet af te wachten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 5.484,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 15 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van € 649,21 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 15 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. T.T. Hylkema, kantonrechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier, en is uitgesproken door mr. R.P.F. de Groot, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2023.
De griffier De kantonrechter