ECLI:NL:RBAMS:2023:4841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
C/13/735153 / KG ZA 23-506 HH/EB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van dwangsom in kort geding over eigendom van wijnflessen tussen oud-collega's

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde eiser, een eigenaar van kwaliteitswijnen, een verhoging van de dwangsom die aan zijn ex-zakenpartner was opgelegd. De achtergrond van het geschil ligt in een samenwerking tussen partijen in de wijnhandel, die in 2020 begon. Eiser had de samenwerking in april 2022 opgezegd en vorderde in een eerder kort geding de afgifte van 194 flessen wijn. De voorzieningenrechter had in dat vonnis bepaald dat gedaagde 147 flessen moest afgeven, met een dwangsom van € 500 per dag tot een maximum van € 20.000. Eiser stelde dat gedaagde nog 27 flessen achterhield, waarvan de waarde aanzienlijk was. Gedaagde betwistte echter dat hij deze flessen achterhield en voerde aan dat hij niet kon verklaren waar de discrepantie tussen de lijst en de feitelijk aanwezige flessen vandaan kwam. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was voor verhoging van de dwangsom, omdat gedaagde de flessen betwistte en niemand kan worden veroordeeld tot het onmogelijke. Eiser's vorderingen werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde gedaagde dat eiser rekening en verantwoording zou afleggen over de wijnen, maar ook deze vordering werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/735153 / KG ZA 23-506 HH/EB
Vonnis in kort geding van 24 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 27 juni 2023,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J. Hagers te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H.J. Hagemans te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 10 juli 2023 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte wijziging eis toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. [eiser] heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben stukken (producties) ingediend en [gedaagde] tevens een pleitnota.
Op de zitting was aan de zijde van [eiser] alleen mr. Hagers aanwezig. [gedaagde] was aanwezig met mr. Hagemans en S. Huibers (tolk Engels).
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen, oud-collega’s, zijn in 2020 samen in wijn gaan handelen. Het was hun bedoeling om exclusieve wijnen in te kopen en deze te exporteren naar Brazilië. Afspraken over hun samenwerking hebben zij destijds niet op papier gezet. In de praktijk selecteerde [gedaagde] de wijnen en betaalde [eiser] die. De wijnflessen werden opgeslagen in de kelderberging behorend bij het door [gedaagde] bewoonde appartement.
2.2.
De export naar Brazilië bleek niet rendabel en in april 2022 heeft [eiser] de samenwerkingsovereenkomst opgezegd en meegedeeld de ingekochte wijnen te willen verkopen via Idealwine, een veiling. Dat is ook gebeurd met een groot aantal flessen. Op enig moment is discussie ontstaan over het aantal flessen dat nog bij [gedaagde] zou moeten staan.
2.3.
In een door [eiser] opgestelde concept schikkingsovereenkomst staat over de samenwerking het volgende:
“Whereas, starting from [gedaagde] , vzr.) and [eiser] , vzr.) have decided to work jointly to create an undertaking to trade and sell fine wines internationally, each bringing their own skills or financial funds (the “Company
de facto”);”
Tot een schikking is het niet gekomen.
2.4.
In oktober 2022 is [eiser] een kort geding gestart bij deze rechtbank, waarin hij afgifte vorderde van 194 flessen wijn. Bij vonnis van 29 november 2022 is [gedaagde] veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis 147 flessen wijn af te geven aan [eiser] . Dat aantal is gebaseerd op de eigen verklaring van [gedaagde] in dat kort geding dat hij dat aantal flessen nog in zijn kelder had. Aan de veroordeling is een dwangsom verbonden van € 500,00 per dag, tot een maximum van € 20.000,00. In het vonnis staan onder meer de volgende overwegingen:
“(…)
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat zij mondeling hebben afgesproken dat [eiser] het kapitaal zou verschaffen om de wijnen te kopen en [gedaagde] zijn kennis, kunde en netwerk zou inzetten ten behoeve van de aankoop en verkoop van de wijnen, dat een eventuele winst tussen gelijk zou worden verdeeld en een eventueel verlies voor rekening van [eiser] zou komen. Partijen verschillen van mening over de vraag aan wie de eigendom van de flessen wijn toekomt.
4.3.
Voor het bestaan van een maatschap, zoals [gedaagde] heeft gesteld, is geen schriftelijke overeenkomst vereist. Als die ontbreekt, zoals hier het geval is, moet op grond van alle overige omstandigheden worden geoordeeld of er toch een maatschap is ontstaan. Die vraag kan in kort geding niet worden beantwoord. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de feiten, waarvoor een kort geding zich niet leent.
4.4.
Gelet op de feitelijke gang van zaken, oordeelt de voorzieningenrechter dat voorshands aannemelijk is dat [eiser] eigenaar is van de flessen wijn. (…)”
2.5.
Het vonnis is op 2 december 2022 aan [gedaagde] betekend.
2.6.
Na overleg met [gedaagde] , is [eiser] op 16 december 2022 bij hem langsgegaan om de flessen op te halen. Van de 147 flessen wijn waren er maar 120 aanwezig. De volgende flessen ontbraken:
  • i) Chateau Haut-Brion 1990 – 16 flessen
  • ii) Chateau Haut-Brion 1975 – 1 fles
  • iii) Chateau Haut-Brion Blanc 1993 – 1 fles (6 liter – Methusalem)
  • iv) Chateau Lafite Rothschild 1990 – 6 flessen
  • v) Chateau Mouton Rothschild 2006 – 1 fles
  • vi) Piorat Clos Mogador 2006 – 1 fles
  • vii) Vieux Chateau Certan 1990 – 1 fles
Deze flessen vertegenwoordigen samen een waarde van € 31.541,16.
2.7.
[eiser] heeft aanspraak gemaakt op het maximum van de dwangsommen en executiemaatregelen getroffen (loonbeslag).

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van zijn eis, kort gezegd:
  • i) een hogere dwangsom te verbinden aan de veroordeling tot afgifte van de 27 ontbrekende flessen wijn;
  • ii) [gedaagde] te veroordelen om, als hij niet voldoet aan het onder (i) gevorderde, een bedrag van € 31.541,16 aan hem te betalen, te vermeerderen met rente, althans een bedrag van € 25.000.00 te vermeerderen met rente, althans een ander in goede justitie te bepalen bedrag;
  • iii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.900,00 voor een andere fles wijn die zou zijn gebroken, te vermeerderen met rente,
alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert, kort gezegd, [eiser] te gebieden rekening en verantwoording af te leggen over de wijnen die hij op 16 december 2022 heeft opgehaald, met bewijsstukken en op straffe van een dwangsom.
4.2.
[eiser] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Niet in geschil is dat 27 van de flessen op de lijst die [gedaagde] zelf voor het eerste kort geding had opgesteld, niet aan [eiser] zijn afgegeven. [eiser] vertrouwt het niet dat die flessen er niet meer zouden zijn. Het is volgens hem niet toevallig dat het om de duurste flessen gaat. Samen vertegenwoordigen ze bijna de helft van de waarde van alle flessen die op de lijst stonden (te weten € 79.402,26). Hij vermoedt dat [gedaagde] de wijnen voor zichzelf wil houden en ze daarom ergens anders heeft opgeslagen. Een hogere dwangsom is volgens hem nodig om [gedaagde] te prikkelen tot afgifte van de flessen.
5.2.
[gedaagde] betwist dat hij flessen achterhoudt. Zijn verklaring dat hij nog 147 flessen had, is gebaseerd op gegevens uit de computer. Hij heeft destijds niet gecontroleerd of al die flessen ook daadwerkelijk in de berging stonden. Hij kan de discrepantie tussen de lijst en de feitelijk in zijn berging aanwezige flessen niet verklaren. Hij heeft ze niet verkocht, elders ondergebracht, of opgedronken. Er zijn wel anderen die ook toegang tot de berging hadden, maar hij kan ook niet zeggen dat ze zijn gestolen of dat [eiser] ze al op een ander moment had meegenomen. Dat weet hij gewoonweg niet. [gedaagde] voert aan dat hij, als hij niet integer zou zijn, nooit de ontbrekende flessen op de lijst zou hebben gezet. Daarmee heeft hij zichzelf namelijk klem gezet.
5.3.
Wat er precies is gebeurd met de ontbrekende flessen kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. Nu [gedaagde] betwist de flessen te hebben, kan van verhoging van de dwangsom geen sprake zijn. Niemand kan worden veroordeeld tot het onmogelijke. Om dezelfde reden zal ook de vordering tot betaling onder (ii) worden afgewezen. Mocht op enig moment komen vast te staan dat [gedaagde] inderdaad jegens [eiser] aansprakelijk is voor het verlies van de flessen, zal zich dat kunnen vertalen in een schadevergoeding. Daarvoor is het nu te vroeg.
5.4.
[eiser] vordert verder vergoeding van een fles wijn ter waarde van € 3.900,00 die volgens [gedaagde] al voor de eerdere kort gedingzitting was gebroken. [eiser] trekt dat in twijfel en stelt dat het voor de hand had gelegen dat [gedaagde] hem dan direct zou hebben geïnformeerd en een foto zou hebben gestuurd, of een verklaring van de klant die volgens [gedaagde] bij hem was toen de fles brak. Of de fles gebroken is, dan wel door [gedaagde] achterovergedrukt is, kan niet worden vastgesteld zonder onderzoek naar de feiten, waarvoor het kort geding zich niet leent.
5.5.
[eiser] heeft niet toegelicht waarin zijn spoedeisend belang bij het ontvangen van een voorschot op (vervangende) schadevergoeding is gelegen. Niet in geschil is dat hij vermogend is. Voor zijn levensonderhoud zal hij het subsidiair gevorderde bedrag niet nodig hebben. Bovendien komt het gepaster voor om dit punt niet los te koppelen van de vraag wie eigenaar van de flessen is, [eiser] of de door [gedaagde] gestelde maatschap (de “company de facto”). Ook de subsidiaire vordering zal worden afgewezen.
5.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 2.380,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[gedaagde] wil dat [eiser] hem informeert wat er is gebeurd met de wijnen die hij op 16 december 2022 heeft afgegeven. Hij stelt recht te hebben op 50% van de eventueel gemaakte winst. In de dagvaarding staat dat de wijnen die verkocht zijn, met verlies verkocht zijn, maar ergens anders in de dagvaarding staat weer dat de wijnen meer waard zijn geworden. [gedaagde] wil weten hoe het precies zit. Als aanvullende productie heeft [eiser] een Excel bestand overgelegd van 120 flessen wijn, die op het eerste gezicht ook voorkomen op de lijst van 147 wijnen die door [gedaagde] was opgesteld. Op dat overzicht staat als totaal verlies
€ - 12.139,272 genoemd. Onderliggende bescheiden zijn niet overgelegd.
6.2.
Onduidelijk is in hoeverre [eiser] zich tegenover [gedaagde] moet verantwoorden voor wat hij met deze wijnen heeft gedaan. Welke rechtsvorm de samenwerking van partijen had, wie eigenaar van de wijnen was en welke rechten en verplichtingen partijen jegens elkaar hebben, zal moeten worden uitgemaakt in een bodemprocedure. Pas als duidelijk is dat [gedaagde] recht heeft op meer informatie dan hij nu heeft gekregen, is overlegging van verificatoire bescheiden aan de orde. Zover is het nog niet. De vordering van [gedaagde] zal bij gebrek aan (spoedeisend) belang worden afgewezen.
6.3.
[gedaagde] zal in de proceskosten worden veroordeeld, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kosten worden wegens samenhang met de conventie begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.380,00,
7.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
weigert de gevraagde voorziening,
7.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.type: eB