In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2023 een beschikking gegeven betreffende de wijziging van het gezag over een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.P.A. Vos, heeft verzocht om beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag met de vader, die niet op de zitting verscheen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoek van de moeder, en heeft op 23 januari 2023 een mondelinge behandeling achter gesloten deuren gehouden. De minderjarige is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken.
Partijen waren gehuwd van 15 oktober 2002 tot de ontbinding van hun huwelijk op 13 april 2010. Uit dit huwelijk is een minderjarige geboren in 2008. De moeder heeft in het verleden al meerdere keren vervangende toestemming moeten vragen voor gezagskwesties, omdat de vader niet meewerkte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al lange tijd geen gezamenlijke uitoefening van het gezag meer is, aangezien de moeder feitelijk alle beslissingen neemt en de vader geen contact heeft met de minderjarige.
De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat het gezag over hem alleen aan de moeder toekomt. De vader heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen, waardoor de rechtbank concludeert dat de situatie niet zal verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.