ECLI:NL:RBAMS:2023:4823

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
13/122436-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van mishandeling, waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan de slachtoffers. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 30 januari 2022 tijdens een feestje in een hotelkamer in Amsterdam. Tijdens dit feestje ontstond een handgemeen waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [getuige 1], heeft mishandeld door hen te slaan en te schoppen, wat resulteerde in het verlies van tanden bij [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet geloofwaardig was, gezien de camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/122436-22
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. Nijkerk en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.E. Korff naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de
zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/122435-22) en [medeverdachte 2] (13/122432-22).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 1] en/of [getuige 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en/of die [getuige 1] meermalen, althans eenmaal, tegen/op het gezicht en/of tegen/op het hoofd, in elk geval tegen/op het lichaam, te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (af)gebroken en/of losgeraakte tand(en) bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitaantekeningen – primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Op grond van het dossier kan onvoldoende worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij de mishandeling van [slachtoffer 1] en [getuige 1] . De verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 1] , [persoon 1] en [medeverdachte 2] zijn onvoldoende concreet en gelet op de omstandigheden waaronder de waarnemingen zijn gedaan kan er aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen worden getwijfeld. Deze verklaringen worden ook niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier en verdachte ontkent iedere betrokkenheid. Bovendien biedt het dossier ook aanknopingspunten dat er nog andere personen op het feestje aanwezig waren die aan het gegeven signalement voldeden. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling van [getuige 1] .
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
Op 30 januari 2022 is er tijdens een feestje in een hotelkamer van het [naam 1] hotel in Amsterdam-West een handgemeen ontstaan tussen meerdere personen. [slachtoffer 1] is hierbij gewond geraakt en [getuige 1] is geschopt en geslagen.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met [persoon 2] , [persoon 1] en [getuige 1] op het feestje aanwezig was. Op een gegeven moment besloten zij het feest te verlaten omdat er transfobe opmerkingen naar [persoon 2] werden gemaakt en [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) ruzie zocht met [getuige 1] . Toen zij er eenmaal buiten achter kwamen dat [getuige 1] zijn telefoon kwijt was en hij deze vermoedelijk in de hotelkamer was vergeten, zijn [slachtoffer 1] en [persoon 1] terug naar boven gegaan om de telefoon te zoeken. [getuige 1] is even later ook weer naar boven gekomen. Er ontstond vervolgens een discussie tussen [getuige 1] en [naam 2] en steeds meer mensen kwamen zich ermee bemoeien. Uit het niets duwde één van de jongens de groep met beide handen tegen [getuige 1] , waardoor hij op de grond viel. Iedereen van de groep en [naam 2] begonnen toen om zich heen te slaan. Elke keer als [getuige 1] wilde opstaan werd hij weer geslagen. [slachtoffer 1] probeerde samen met [persoon 1] de mensen van [getuige 1] af te halen. Een bredere jongen en [naam 2] begonnen toen hard op hem in te slaan. Op een gegeven moment voelde [slachtoffer 1] een harde klap op zijn mond. Even later merkte hij dat hij twee voortanden miste.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er direct ruzie ontstond toen hij terugkwam in de hotelkamer en dat hij, [slachtoffer 1] en [persoon 1] met vuisten werden geslagen. Eén van de jongens sloeg [slachtoffer 1] met volle vuistkracht, waardoor [slachtoffer 1] een paar tanden verloor. Deze jongen had een bruine huidskleur, een stevig postuur en had kort tot geen haar, hij was bijna kaal.
Getuige [persoon 1] heeft verklaard dat een groep van ongeveer zes mannen tegenover haar, [slachtoffer 1] en [getuige 1] stond. Zij zag dat [getuige 1] in zijn gezicht werd geslagen en dat vervolgens iedereen [getuige 1] begon te slaan. [getuige 1] werd geslagen en geschopt. Vervolgens zag ze dat [slachtoffer 1] en [getuige 1] hard in het gelaat werden geslagen door een donker getinte jongen met gemillimeterd haar. Zijn ogen stonden wat uit elkaar. De andere persoon die [persoon 1] zeker heeft zien slaan is [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ). Zij zag dat deze personen [getuige 1] en [slachtoffer 1] meerdere malen hard sloegen op hun lichamen en hun gelaat.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij verdachte had uitgenodigd voor het feest. Hij is met verdachte bevriend. Verbalisanten hebben het door [persoon 1] en [getuige 1] gegeven signalement van degene die [slachtoffer 1] in het gelaat heeft geslagen aan [getuige 2] voorgehouden. Volgens [getuige 2] past dit signalement bij verdachte.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte bij het duwen en trekken aanwezig was.
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden van het hotel bekeken. Daarop is te zien dat verdachte om 00:25 uur het hotel binnenkomt en 00:35 uur vanuit de lift op de elfde verdieping kamer 1110 binnenloopt. Om 02:17 uur is te zien dat [getuige 1] kamer 1110 binnenloopt. Hierna volgen [persoon 1] en [slachtoffer 1] . Op de camerabeelden van het terras is om 02:29 uur te zien dat verdachte de deur opende van het terras. Vervolgens opende hij de deur die toegang geeft tot de gang van de twaalfde verdieping. Vanaf hier is hij met de lift of de brandtrap naar beneden gegaan. Om 02:31 uur is te zien dat verdachte het hotel verlaat. Op de camerabeelden van de lift op de elfde verdieping is om 02:31 uur te zien dat [slachtoffer 1] in de hal staat en zijn lippen strak op elkaar houdt. Op het gezicht en de kleding van [slachtoffer 1] is bloed te zien.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig was bij het feestje in de hotelkamer, maar hij ontkent dat hij bij de vechtpartij betrokken was. Hij heeft bij de politie verklaard dat het gezellig was en vervolgens was het een half uur schreeuwen. Verdachte had daar geen zin en besloot te vertrekken. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij was weggegaan voordat het uit de hand liep.
3.3.2.
Oordeel van de rechtbank
Betrokkenheid van verdachte
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat hij al weg was voordat het uit de hand liep aantoonbaar onjuist is. Uit de beschrijving van de camerabeelden en de daarbij aangegeven tijdsaanduidingen volgt namelijk dat hij het hotel pas verliet toen de vechtpartij al had plaatsgevonden. Bovendien heeft [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte bij het duwen en trekken aanwezig was. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de stevige jongen met een bruine huidskleur en gemillimeterd haar is die volgens [persoon 1] en [getuige 1] de tanden uit de mond van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Verdachte voldoet aan het signalement en ook getuige [getuige 2] , die bevriend is met verdachte, heeft uit zichzelf de naam van verdachte genoemd toen het signalement aan hem werd voorgehouden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er nog andere personen op het feestje aanwezig waren die aan het gegeven signalement voldeden. Het dossier bevat daarvoor echter geen aanknopingspunten. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Medeplegen
Van medeplegen is sprake wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Daarbij hoeven niet alle delictsbestanden door alle daders vervuld te zijn. De relevante criteria in dit verband zijn de vragen of er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en of er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Van belang zijnde elementen voor het aannemen van bewuste en nauwe samenwerking zijn bijvoorbeeld de intensiteit van de samenwerking, de taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling, het zich al dan niet distantiëren en aanwezigheid op belangrijke momenten.
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden blijkt dat sprake was van een nauwe en bewust samenwerking van verdachte met [medeverdachte 2] en anderen, zodat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Toen [getuige 1] naar de hotelkamer kwam om zijn telefoon te zoeken, ontstond er een discussie tussen [getuige 1] en [medeverdachte 2] . Meerdere personen bemoeide zich met de situatie en de situatie escaleerde. Alle personen uit de groep waartoe verdachte en [medeverdachte 2] behoorden hebben [slachtoffer 1] en [getuige 1] geslagen. [getuige 1] is ook geschopt. In plaats van zich te distantiëren van de situatie mengde hij zich er juist in door [slachtoffer 1] een harde klap in zin gelaat te geven, waardoor [slachtoffer 1] twee tanden verloor, en ook [getuige 1] te slaan. Ook [medeverdachte 2] deelde verschillende klappen uit aan de slachtoffers.
Zwaar lichamelijk letsel
Of sprake is van zwaar lichamelijk letsel hangt af van de aard en de ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de analyse van de tandarts van 31 januari 2022 blijkt dat het paradontaal ligament (de vezels die de tanden in de tandkassen houden) necrotisch (afgestorven) zal zijn en er wordt geen genezing verwacht. De tanden moeten op termijn worden vervangen door implantaten en kronen. Uit de slachtofferverklaring ter zitting begrijpt de rechtbank dat [slachtoffer 1] ten tijde van de zitting, bijna anderhalf jaar na het verlies van zijn voortanden, nog steeds last heeft met eten. De rechtbank is van oordeel dat dergelijk omvangrijk letsel, de noodzaak van het medisch ingrijpen en de omstandigheid dat geen genezing wordt verwacht, als zwaar lichamelijk letsel kwalificeert.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van voornoemde bewijsmiddelen (die ook zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis), in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 1] en [getuige 1] , terwijl [slachtoffer 1] hierdoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 30 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [getuige 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en die [getuige 1] tegen het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam, te slaan en/of schoppen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten losgeraakte tanden bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het geweld heeft een discriminatoir karakter, aangezien de reden van het geweld mede gelegen lijkt te zijn in de homoseksuele geaardheid van de slachtoffers. Dat weegt strafverzwarend mee.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat geen sprake is van een discriminatoir karakter. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zijn leven op de rit heeft.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 1] en [getuige 1] . Verdachte is degene geweest die [slachtoffer 1] heeft geslagen, als gevolg waarvan hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten twee losgeraakte tanden. Met dit handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] , de toelichting bij de door hem ingediende vordering tot betaling van schadevergoeding en hetgeen namens hem ter terechtzitting door zijn moeder is voorgedragen, blijkt dat hij hiervan nog steeds de nadelige gevolgen ondervindt, zowel fysiek als psychisch. [slachtoffer 1] draagt nog tot op de dag van vandaag een beugel. Zijn tanden zijn teruggezet, maar op termijn zullen de wortels afsterven en moeten er implantaten worden geplaatst. De psychische gevolgen zijn volgens hem mogelijk nog groter. Hij voelt zich niet meer zo vrij en veilig als voorafgaand aan de mishandeling.
Discriminatoir aspect?
Van een discriminatoir aspect kan sprake zijn indien discriminatie een rol heeft gespeeld bij het motief tot het plegen van het feit of indien dit wordt gebruikt om het feit indringender te maken. De discriminerende opmerkingen waren voor [slachtoffer 1] , [persoon 2] , [persoon 1] en [getuige 1] aanleiding om het feestje te verlaten. De vechtpartij zelf ontstond echter pas nadat [getuige 1] , [slachtoffer 1] en [persoon 1] terug gingen om de telefoon van [getuige 1] te zoeken. Geen van de getuigen heeft bovendien verklaard dat ook [verdachte] eerder op de avond discriminerende opmerkingen heeft gemaakt. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak niet kan worden vastgesteld dat de bijdrage van verdachte aan de vechtpartij het gevolg was van de discriminerende opmerkingen die eerder op de avond werden gemaakt. De rechtbank zal dit voor hem dan ook niet meewegen als strafverzwarende omstandigheid.
Oriëntatiepunten strafoplegging
De rechtbank heeft verder gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld. In het Landelijk Overleg Strafrecht (LOVS) is géén oriëntatiepunt vastgesteld voor het bestraffen van ‘mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft’. Wel zijn in het LOVS oriëntatiepunten vastgesteld voor het bestraffen van openlijke geweldpleging, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend. Dit strafbare feit wordt – indien aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten – bestraf met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden.
Hoewel ‘openlijke geweldpleging’ zoals bedoeld in artikel 141 Sr niet ten laste is gelegd, ziet de rechtbank in deze zaak aanleiding om mede aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS voor openlijke geweldpleging. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat het bewezenverklaarde veel gelijkenissen vertoont met openlijke geweldpleging. Verdachte heeft immers in vereniging geweld gepleegd tegen personen. Weliswaar is het geweld in een hotelkamer en dus niet in de openbare ruimte gepleegd, maar er was wel sprake van een feestje waar ook anderen aanwezig waren die ongevraagd met het geweld werden geconfronteerd.
Persoonlijke omstandigheden
Bij het bepalen van de straf betrekt de rechtbank persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank ziet in die omstandigheden aanleiding om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar te kiezen voor een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte nog relatief jong is en dat hij zijn leven op orde lijkt te hebben. Hij werkt onder andere bij de [bedrijf] en heeft bijna de studie ‘ [naam studie] ’ aan de [naam school] afgerond. Hij woont in het huis van zijn vader en betaalt daar ook kosten voor. Verdachte had schulden, maar die heeft hij inmiddels afbetaald. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve lijn kunnen doorkruisen en dat is onwenselijk.
Strafoplegging
De rechtbank acht het in dit geval een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, passend. De rechtbank zal daarnaast ook een taakstraf van 120 uren opleggen. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf noodzakelijk om verdachte van de ernst van zijn handelen te doen doordringen. Daarbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat de verdachte op zitting geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen. Daarnaast acht de rechtbank een flinke stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke straf van groot belang om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 137,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.600,- aan vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 137,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2022.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.600,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2022.
8.5.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens [verdachte] , naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.737,-.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
medeplegen van mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 137,- (honderdzevenendertig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 1.600,- (duizend zeshonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] , aan de Staat € 1.737,- (duizend zevenhonderdzevenendertig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 27 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en C.A.R. Bleijendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2023.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.