ECLI:NL:RBAMS:2023:4803

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
13-294669-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een ontbindingsvordering van de officier van justitie, waarbij een bedrag van € 34.250,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld. De vordering was gebaseerd op de procesafspraken die waren gemaakt in de onderliggende strafzaak, waarin de veroordeelde was aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 12 juli 2023, waarbij de officier van justitie mr. C.P. Staal de vordering heeft ingediend. De veroordeelde, geboren in 1970 en gedetineerd, heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering beoordeeld aan de hand van een rapport van 17 mei 2023, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd berekend. De rechtbank concludeert dat het totale bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel € 34.250,00 bedraagt, gebaseerd op de opbrengsten van de verkoop van cocaïne en de betrokkenheid bij witwassen. De rechtbank legt de verplichting op aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen, en bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal 685 dagen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-294669-22 (ontneming)
Datum uitspraak: 26 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13-294669-22, tegen:
[veroordeelde], hierna te noemen: veroordeelde,
geboren te Amsterdam op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ontnemingsvordering van de officier van justitie mr. C.P. Staal en van wat veroordeelde en zijn raadsvrouw mr. J. Leyten naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging in de strafzaak gesloten overeenkomst over de door hen gemaakte procesafspraken, zoals weergegeven onder hoofdstuk 8 in het vonnis in de strafzaak. In de procesafspraken is ten aanzien van de ontnemingsvordering opgenomen dat de officier van justitie de rechtbank zal verzoeken om toewijzing tot een bedrag van € 34.250,-.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 5 juli 2023 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 34.250,-.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft de feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Grondslag van de vordering

Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2023 ter zake van de volgende strafbare feiten veroordeeld:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van
het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en uit te lokken, meermalen gepleegd
en
het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, meermalen gepleegd
en
het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 17 mei 2023. De conclusie van dit rapport luidt dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel € 34.250,- bedraagt. De officier van justitie heeft – overeenkomstig de procesafspraken – gevorderd dat dit bedrag wordt ontnomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op de gemaakte procesafspraken en heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank neemt bij de beoordeling van de vordering de volgende maatstaf in acht. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel is een wettig bewijsmiddel, dat zodanig is ingericht dat daarin, onder verwijzing naar of samenvatting van aan de inhoud van andere wettige bewijsmiddelen ontleende gegevens, gevolgtrekkingen zijn gemaakt over de verschillende posten die aan het in het rapport weergegeven wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag worden gelegd. Geen rechtsregel staat er aan in de weg om de schatting van het wederrechtelijk voordeel uitsluitend op de inhoud van een dergelijk financieel rapport te doen berusten. Indien een gevolgtrekking uit het rapport voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank motiveren op grond waarvan – ondanks of vanwege hetgeen tegen deze gevolgtrekking en de onderliggende feiten en omstandigheden is aangevoerd – deze gevolgtrekking al dan niet wordt aanvaard.
De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 17 mei 2023 [1] (hierna: het rapport). Met inachtneming van de in het rapport genoemde bedragen komt de rechtbank uit op de volgende berekening:
1.
Opbrengsten en kosten zaak 1: Bemiddeling omtrent verkoop 100 kilo cocaïne
Op 9 december 2022 heeft de gebruiker van het Sky-ID [Sky-DI nr.] , geïdentificeerd als veroordeelde, in het gesprek met de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID nr. 1] een overeenkomst (afspraak) over de verkoopprijs van '30,5' - vermoedelijk € 30.500,-. Vervolgens gaf de gebruiker van het Sky-ID [Sky-DI nr.] door aan de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID nr. 2] dat 'zijn' prijs '30.750' is. Er is sprake van een verschil van € 30.750,00 – € 30.500,00 = € 250,00. Het is daarom aannemelijk dat veroordeelde per verkocht blok cocaïne € 250,- verdiende. Veroordeelde heeft geen verklaring willen afleggen en heeft zodoende ook geen kosten aangedragen voor de bemiddeling in de verkoop van de 100 blokken cocaïne. Daarnaast is het ook niet aannemelijk dat hij specifieke kosten heeft moeten maken voor zijn aandeel in de bemiddeling. Zodoende is het aannemelijk dat veroordeelde het volgende wederrechtelijke voordeel heeft verkregen:
Opbrengst : 100 x € 250,- = € 25.000,-
Kosten : € 0,-
Wederrechtelijk verkregen voordeel zaak 1 : € 25.000,-
2)
Opbrengsten en kosten zaak 2: verstrekking en/of verkoop 26 kilo cocaïne
Bewezen is geacht dat de gebruiker van het Sky-ID [Sky-DI nr.] , geïdentificeerd als veroordeelde, tussen 18 februari 2021 en 27 februari 2021, samen met anderen betrokken, was bij de verstrekking en verkoop van in totaal 26 blokken cocaïne in Nederland. Aannemelijk is dat veroordeelde voor zijn aandeel bij de 26 blokken eveneens een commissie heeft ontvangen van € 250,- per kilogram. Veroordeelde heeft geen verklaring willen afleggen en heeft zodoende ook geen kosten aangedragen voor de bemiddeling in de verkoop van de 26 blokken cocaïne. Daarnaast is het ook niet aannemelijk dat hij specifieke kosten heeft moeten maken voor zijn aandeel in de bemiddeling. Zodoende is het aannemelijk dat veroordeelde het volgende wederrechtelijke voordeel heeft verkregen:
Opbrengst : 26 x € 250,- = € 6.500,-
Kosten : € 0,-
Wederrechtelijk verkregen voordeel zaak 2 : € 6.500,-
3)
Opbrengsten en kosten zaak 3:
Bewezen is geacht dat de gebruiker van het Sky-ID [Sky-DI nr.] , geïdentificeerd als veroordeelde, tussen 19 juni 2020 en 7 juli 2020 betrokken is geweest bij het witwassen van € 250.000,- en € 300.000,- aan crimineel geld, dat vervolgens is verplaatst via crimineel ondergronds bankieren van Nederland naar Turkije. Uit de chats kan worden opgemaakt dat de gebruiker van het Sky-ID [Sky-DI nr.] als tussenpersoon fungeerde tussen degene die een transactie naar Turkije wilde laten doen ( [Sky-ID nr. 3] ) en degene die hiervoor over de juiste contacten beschikte ( [Sky-ID nr. 4] ). Uit de chat van 19 juni 2020 kan worden opgemaakt dat de gebruiker van het Sky-ID [Sky-DI nr.] voor zijn verrichte dienst 0,5% aan commissie in rekening heeft gebracht. Veroordeelde heeft geen verklaring willen afleggen en heeft zodoende ook geen kosten aangedragen voor het witwassen van in totaal € 550.000,-. Daarnaast is het ook niet aannemelijk dat veroordeelde specifieke kosten heeft moeten maken voor zijn aandeel in de bemiddeling. Zodoende is het aannemelijk dat veroordeelde het volgende wederrechtelijke voordeel heeft verkregen:
Opbrengst : 0,5% van € 550.000,- = € 2.750,-
Kosten : € 0,-
Wederrechtelijk verkregen voordeel zaak 3 : € 2.750,-
Totaal
Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel is:
€ 25.000,- + € 6.500,- + € 2.750,- = € 34.250,-.
Kortom, naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde uit de baten van voornoemde strafbare feiten voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 34.250,00.

5.De verplichting tot betaling

Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 34.250,00.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 34.250,00.
Legt op aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling van
€ 34.250,00 (vierendertigduizendentweehonderdvijftig euro)aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 685 (zeshonderdvijfentachtig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en D. Bode, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2023.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van 17 mei 2023, inclusief onderliggende stukken, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam]