ECLI:NL:RBAMS:2023:4799

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
13.178850.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in diefstal met geweld door onbetrouwbare bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof het samen met anderen stelen van een (zak)mes, 60 euro en een (huis)sleutel van de aangever op 13 september 2020 in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 6 juli 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. J.P. Hopman, de vordering heeft gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.T. Poort, zijn verweer heeft gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie heeft drie bewijsmiddelen gepresenteerd: de aangifte van de aangever, de fotoherkenning door de aangever en een DNA-match tussen het DNA van de verdachte en een sigarettenpeuk die op de plaats delict was aangetroffen. De verdediging heeft echter betoogd dat de fotoherkenning onbetrouwbaar was en dat de DNA-match niet als bewijs kon worden gebruikt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de fotoherkenning niet voldoet aan de procedurele voorschriften en inhoudelijk onbetrouwbaar is. De aangever had geen specifieke kenmerken van de verdachte benoemd en de herkenning vond plaats negen maanden na het delict, wat de bewijswaarde verzwakt. Wat betreft de DNA-match heeft de rechtbank vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk de sigaret heeft gerookt op de plaats delict. De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig sigaretten weggeeft, wat een plausibele verklaring biedt voor de aanwezigheid van zijn DNA op de peuk.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat het tenlastegelegde niet bewezen kan worden en heeft zij de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.178850.21
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres] ,
uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.P. Hopman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.T. Poort, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt – kort samengevat – beschuldigd van:
het samen met anderen stelen van een (zak)mes en/of 60,- euro en/of een (huis)sleutel van [aangever] met geweld tegen [aangever] op 13 september 2020 te Amsterdam.
De tenlastelegging staat in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. De officier van justitie legt daaraan – kort samengevat – drie bewijsmiddelen ten grondslag, namelijk de aangifte van [aangever] , de herkenning van verdachte op een foto door [aangever] en de DNA-match tussen het DNA van verdachte en het DNA op de aangetroffen sigarettenpeuk.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Verdachte ontkent bij de diefstal met geweld aanwezig te zijn geweest. Er is geen sprake van een betrouwbare fotoherkenning en daarom kan deze niet gebruikt worden voor het bewijs. De DNA-match met het DNA op de sigarettenpeuk kan volgens verdachte worden verklaard doordat hij in de betreffende periode regelmatig sigaretten aan anderen weggaf.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de tenlastegelegde diefstal met geweld heeft gepleegd.
Het door de officier van justitie gepresenteerde bewijs voor betrokkenheid van verdachte rust in hoofdzaak op twee pijlers, te weten de fotoherkenning en het aangetroffen DNA.
Enkelvoudige fotoherkenning
[aangever] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld in zijn woning. Tegen de verbalisanten ter plaatse heeft hij verklaard dat zijn huissleutel, een mes en een bakje met geld waren weggenomen. Aangever verklaart dat hij door vier personen is geslagen en geschopt. Aangever heeft in zijn aangifte twee van de vier mannen qua uiterlijk omschreven. Deze omschrijvingen zijn in het onderzoek aan twee andere mannen, te weten NN1 en NN2 (volgens het onderzoek de medeverdachten [medeverdachte 2] respectievelijk [medeverdachte] ) toegeschreven en niet aan verdachte. De rechtbank constateert dat in de aangifte geen specifieke kenmerken worden benoemd die wijzen op verdachte.
Aangever heeft op 6 juli 2021 bij een fotoconfrontatie verdachte aangewezen als degene die dingen uit zijn kamer pakte en die hem op zijn hoofd trapte toen hij op de grond lag. Het betreft een enkelvoudige fotoconfrontatie waarbij aan aangever een politiefoto van verdachte is getoond met de vraag of hij de persoon op de foto herkent. De rechtbank overweegt dat met de inzet van een enkelvoudige fotoconfrontatie, conform de nota van toelichting bij het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek, vanuit bewijsrechtelijk perspectief behoedzaam moet worden omgegaan. De enkelvoudige confrontatie kan worden gebruikt als de getuige de verdachte al kent, bijvoorbeeld onder een bijnaam of als naamloze klant. Dat is in casu niet het geval. Niet alleen is verdachte geen bekende van aangever, aangever heeft in zijn aangifte geen enkel onderscheidend kenmerk benoemd van de daders NN3 en NN4. De rechtbank constateert verder dat de fotoherkenning heeft plaatsgevonden ruim negen maanden nadat het delict is gepleegd. Door dit tijdsverloop is de bewijswaarde van de herkenning afgenomen. Daarnaast is aangever niet stellig in zijn herkenning. Aangever geeft als eerste reactie op de vraag of hij de man op de foto herkent dat hij het niet met zekerheid durft te zeggen, maar dat hij denkt van wel. Vervolgens zegt hij wel zeker te weten dat de man op de foto hem op zijn hoofd heeft getrapt. Aangever noemt echter ook daarbij geen specifieke onderscheidende uiterlijke kenmerken waaraan hij verdachte herkent. Hij noemt enkel dat verdachte een petje op had. De rechtbank is daarom van oordeel dat de fotoherkenning onvoldoende betrouwbaar is. Nu de fotoherkenning naar het oordeel van de rechtbank zowel niet voldoet aan de procedurevoorschriften als inhoudelijk onbetrouwbaar moet worden geacht, is deze niet bruikbaar voor het bewijs.
DNA match
Aangever heeft verklaard dat ten tijde van de diefstal één van de daders een sigaret rookte en dat de peuk in de woning is achtergebleven. Onduidelijk is echter welke dader die sigaret heeft gerookt. Daar is door de politie niet naar gevraagd en aangever heeft daarover niets verklaard.
In de woning is de peuk aangetroffen. Die peuk is door het NFI onderzocht. Uit het rapport van het NFI blijkt dat er een DNA-match is tussen het enkelvoudige DNA-profiel op de aangetroffen peuk en het in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen DNA-profiel van verdachte. Om welk type monster het gaat, bijvoorbeeld of het om huid of speeksel gaat blijkt niet, en evenmin is de matchkans berekend.
Verdachte heeft tijdens de verhoren en ter terechtzitting verklaard dat hij niet degene is geweest die daar een sigaret heeft gerookt. Hij heeft meerdere mogelijkheden geopperd die de aanwezigheid van zijn DNA op de aangetroffen sigarettenpeuk kunnen verklaren. Een van de verklaringen die hij heeft gegeven is dat hij regelmatig sigaretten weggeeft, waarbij zijn DNA op de sigaret achter gebleven kan zijn. De ontvanger van de sigaret of een derde, zal dan de sigaret op de plaats delict hebben gerookt. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] waren ten tijde van de diefstal zijn vrienden waardoor het goed mogelijk is dat zijn DNA nog op een sigaret zat die hij heeft weggegeven.
De rechtbank stelt vast dat het dossier steun biedt voor de stelling dat verdachte in de tenlastegelegde periode met de medeverdachten omging. De lezing van verdachte kan dan ook niet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Op grond van het bovenstaande kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld hoe en wanneer het DNA van verdachte op de peuk terecht is gekomen, en daarmee is niet buiten redelijke twijfel dat verdachte degene is geweest die ten tijde van de diefstal ter plaatse de sigaret heeft gerookt. De rechtbank is daarom van oordeel dat uit de DNA-match met de sigaret niet de dwingende conclusie kan worden getrokken dat verdachte degene is die in de woning de sigaret heeft gerookt.
Ook overigens biedt het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde.

5.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse, M. van Haeften rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2023.