Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juli 2023 in de zaak tussen
[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] uit Amsterdam, eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:[vergunninghouder] , vergunninghouder,
Inleiding
G. van den Broek (beiden werkzaam bij Dura Vermeer, houder van de WIOR-vergunning).
Wat voorafging aan deze procedure
dat de werkzaamheden in [naam buurt] sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2022 vanaf een alternatieve locatie op het Zeeburgereiland worden voortgezet. Dat dit meerkosten en andere beperkingen of uitdagingen met zich brengt, is voorstelbaar, maar niet doorslaggevend in het licht van het belang van verzoekers bij het behoud en het beschermen van de linden, die voor hun woon- en leefklimaat een bijzondere waarde vertegenwoordigen. Verder is na het herroepen van de watervergunning onduidelijk of de voorziene brug kan worden gerealiseerd. Ook zijn partijen verdeeld over de vraag of de Tekening een volledige en juiste weergave bevat van de door Groenadvies voorgestelde (aanvullende) maatregelen en of door deze maatregelen de voorziene in- en uitritten nog kunnen worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor de bouwkeet die is voorzien op twee meter afstand van de waterlijn. De voorzieningenrechter wijst, na afweging van alle betrokken belangen, het verzoek toe en schorst het bestreden besluit tot de uitspraak van de rechtbank in de beroepsprocedure.”
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
dat de beschermende maatregelen als bedoeld in paragraaf 5.3 en 5.4 en de toezicht- en monitoringsmaatregelen als bedoeld in paragraaf 6 (onder het kopje `toezicht en monitoring') van bijlage B004 'Boom effect analyse bouwdepot
De ophoging van het gazon aan de overkant van het voetpad dient ongedaan gemaakt te worden onder de kroonprojectie van [boom 1] , met een bufferzone van 1,5 meter er omheen. Zie ter indicatie de blauwe curve op de luchtfoto. Aan de andere zijden van de boom blijft de eerder genoemde 5-meter-zone van toepassing. De beschermde zone (inclusief de ongedaan gemaakte ophoging) afzetten met een vast hekwerk of onderling gekoppelde bouwhekken. Binnen de gehele beschermde zone de bodem beluchten en injecteren. Aanvullend binnen de 5 meter zone (de oppervlakte leem- halfverharding) voedingspijlers aanbrengen (zie de bomen [boom 2] tot en met 599 voor de werkwijze). Met betrekking tot het aanbrengen van een mulchlaag en het uitwisselen van de leemhalfverharding en het onderliggende schrale zand door bomengrond gelden dezelfde
22 december 2022 in bezwaar is ingetrokken en omdat in 2022 is beslist dat ter plaatse van de daarop getekende inrit binnen drie jaar een zilverlinde wordt herplant. Dit betekent volgens eisers dat zowel de voorziene inrit als de voorziene uitrit niet gebruikt kunnen worden. Tot slot kunnen grote opleggers onmogelijk een draai maken buiten de cirkels die ter bescherming rondom de aanwezige bomen zijn ingetekend.
8 maart 2022. Voor het bestreden besluit kan daarom worden aangenomen dat de brug kan worden gebouwd. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de herplant van de zilverlinde niet in de weg staat aan het (nuttig) gebruik van de inrit, omdat de boom tijdens het project elders wordt herplant en na afloop van het project wordt verplaatst naar de plek waar deze werd geveld. Hiermee wordt voldaan aan de herplantplicht. Op de zitting hebben eisers dit standpunt niet betwist. Tot slot verwijst de rechtbank voor het beschermen van [boom 1] naar rechtsoverwegingen 3.4 tot en met 3.8 en voor bomen [boom 2] en [boom 3] naar rechtsoverweging 3.11.
6 april 2022 (de Quickscan) tegenstrijdig zijn. Uit de Quickscan blijkt dat het aanbrengen van verlichting op de bouwplaats onderdeel is van de werkzaamheden op [naam plantsoen] . Het aanbrengen van straatverlichting op de keetlocatie is volgens eisers een vergroting van het aantal lichtbronnen waardoor de lichthinder wordt vergroot. De nieuwe ruimtelijke onderbouwing bevat daarom onjuistheden en verkeerde uitgangspunten en kan niet dienen als onderbouwing van het bestreden besluit.
De directe omgeving van het plantsoen betreft stedelijk gebied met straatverlichting langs de wegen. Qua verlichting van het "bouwterrein" wordt het gebruik van (vleermuisvriendelijke) kunstverlichting voor en na de werkzaamheden zoveel mogelijk beperkt tot enkel verlichting ter beveiliging van opslagterreinen, wat ervoor zorgt dat er, gezien de ligging in stedelijk gebied, geen sprake is van extra onaanvaardbare lichthinder voor weggebruikers of omwonenden in Middenmeer.” [8] Van onjuistheden of verkeerde uitgangspunten in de ruimtelijke onderbouwing dan wel onevenredige lichthinder is de rechtbank niet gebleken.
"( ... ) is te beschouwen als de dragende structuur van een hooggewaardeerd stadsgezicht. De bebouwing en/of het groen en/of het water zijn van uitzonderlijke kwaliteit en/of gaafheid en het gebied is gerealiseerd volgens een belangrijk stedenbouwkundig ontwerp of maakt deel uit van een bijzondere ruimtelijke structuur." Dit is volgens eisers ten onrechte niet, dan wel onvoldoende meegewogen in het bestreden besluit.
22 juni 2022 [9] . Verweerder had de omgevingsvergunning voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan in redelijkheid niet mogen verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo. Uit de systematiek van de Wabo volgt dat verweerder niet de reguliere voorbereidingsprocedure, maar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure had moeten toepassen (artikel 3.7 jo. 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo). Ook om deze reden komt de omgevingsvergunning voor vernietiging in aanmerking.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eisers te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- schorst de omgevingsvergunning van 4 mei 2022 tot zes weken na de dag van verzending van het nieuw te nemen besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
mr. C.J. van Niejenhuis-Baijens, leden, in aanwezigheid van mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2023.