ECLI:NL:RBAMS:2023:4779

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
AMS 22/5916
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor balkonbeglazing in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning tot legalisatie van balkonbeglazing behandeld. Eiseres, woonachtig in Amsterdam, had een aanvraag ingediend voor de legalisatie van transparante en wegschuifbare balkonbeglazing, die zonder vergunning was geplaatst. De gemeente Amsterdam, als verweerder, had de aanvraag geweigerd op basis van strijd met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Water' voor het betreffende perceel voorschrijft. Eiseres betwistte de weigering en stelde dat er geen extra vierkante meters werden toegevoegd, en dat de balkonbeglazing niet verder afweek van het oorspronkelijke plan.

De rechtbank oordeelde dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was, omdat de balkonbeglazing de ruimte afschermde en daarmee in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank benadrukte dat verweerder de bevoegdheid had om binnenplans af te wijken van het bestemmingsplan, maar dat deze beslissing terughoudend moest worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich terecht had gebaseerd op het advies van de stedenbouwkundige en dat de belangen van eiseres niet zwaarder wogen dan de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de rechtszekerheid van omwonenden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] uit Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Gardeslen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning tot legalisatie van geplaatste balkonbeglazing op de locatie [adres] in Amsterdam.
1.1.
Verweerder heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 12 juli 2019 geweigerd. Met het bestreden besluit van 26 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de weigering gebleven.
1.2.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [de man] (de echtgenoot van eiseres) en de gemachtigden van eiseres en verweerder
.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woont met haar echtgenoot op de [adres] in Amsterdam. Dat is een appartement op de tweede verdieping van een gebouw dat bestaat uit acht verdiepingen. Eiseres heeft op haar balkon transparante en wegschuifbare balkonbeglazing geplaatst om windhinder te beperken. Omdat de balkonbeglazing zonder omgevingsvergunning niet is toegestaan, heeft zij daarvoor bij verweerder een aanvraag/verzoek tot legalisatie ingediend. De aanvraag ziet op de activiteiten “bouwen” en “het gebruiken van gronden in strijd met een planologische regeling”. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan).
2.1.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd. Het project is getoetst aan artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo [1] en is volgens verweerder niet in overeenstemming met artikel 21 van het bestemmingsplan, omdat het balkon niet binnen de omschrijving van de bestemming ‘Water’ past. Verder voldoet het project wel aan de redelijke eisen van welstand en is aannemelijk dat het project voldoet aan de voorschriften van het
Bouwbesluit 2023 en de relevante bepalingen uit de Bouwverordening Amsterdam 2013.
2.2.
Verweerder kan via artikel 42, lid e van het bestemmingsplan ‘binnenplans’ afwijken van de bepalingen van het bestemmingsplan die zien op het dichtzetten van het balkon. [2] Verweerder vindt dat ongewenst, omdat deze ruimtelijke ingreep stedenbouwkundig niet aansluit op de omgeving. In het stedenbouwkundig advies is onder meer overwogen dat het balkon er na het aanbrengen van de beglazing uitziet als een erker en dat dit daarmee een ongewenst incident vormt aan de gevel. Wel heeft de stedenbouwkundige aangegeven dat bij het indienen van een collectieve aanvraag voor balkonbeglazing de bezwaren over de aantrekkelijkheid van de woonomgeving in stedenbouwkundig opzicht vervallen.
2.3.
Tijdens de bezwaarfase was er een informeel overleg tussen (de gemachtigde van) eiseres en stedenbouwkundige [naam] van de afdeling Ruimte en Duurzaamheid van verweerder. Van de kant van verweerder is toen aangegeven dat verweerder om stedenbouwkundige redenen niet wilde meewerken aan legalisatie van de balkonbeglazing maar wel aan een collectieve aanvraag voor balkonbeglazing vanuit de Vereniging van Eigenaren (VvE).
2.4.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Eiseres heeft daar vervolgens beroep tegen ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

3. Bij dit bouwplan heeft verweerder de bevoegdheid om ‘binnenplans’ af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder heeft beslissingsruimte in de keuze om wel of niet af te wijken. De rechtbank toetst deze keuze terughoudend. Dit betekent dat de rechtbank beoordeelt of verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren door geen medewerking te verlenen aan een binnenplanse vrijstelling. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Is er sprake van strijd met het bestemmingsplan?
3.2.
Eiseres heeft betwist dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Zij stelt zich op het standpunt dat verweerder bij de realisatie van het gebouw al heeft meegewerkt aan een afwijking van het bestemmingsplan voor het realiseren van de balkons. Haar aanvraag ziet niet op extra vierkante meters en daarmee is geen sprake van een verdergaande afwijking van het bestemmingsplan. Het is daarom niet nodig om nog een keer binnenplans van het bestemmingsplan af te wijken, aldus eiseres. [3]
3.3.
De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat door het plaatsen van de balkonbeglazing de ruimte wordt afgeschermd. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat daarmee sprake is van een verdere afwijking van het bestemmingsplan dan dat bij de bouw is vergund en daarom ook terecht geconcludeerd dat de aangebrachte balkonbeglazing in strijd is met het bestemmingsplan.
Kon verweerder weigeren medewerking te verlenen aan een binnenplanse vrijstelling?
3.4.
Eiseres voert verder aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. Zij stelt dat bij het ontwerp van het gebouw onvoldoende rekening is gehouden met het comfort van de bewoners. Het balkon draagt onbeschut niet bij aan een prettig woonklimaat. Verder betwist zij de stedenbouwkundige conclusies als genoemd in rechtsoverweging 2.2.
3.5.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich bij de totstandkoming van het besluit mocht baseren op het advies van de stedenbouwkundige. Eiseres betwist de afweging van de stedenbouwkundige elementen en komt tot een andere afweging daarvan, maar zij heeft haar standpunt niet verder onderbouwd of voorzien van een tegenadvies. De rechtbank stelt vast dat de balkonbeglazing op de door eiseres overgelegde foto’s zichtbaar is, anders dan eiseres heeft gesteld. Ten aanzien van de zichtbaarheid maar ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat het advies niet concludent is of op onjuiste feiten is gebaseerd. Voor zover de conclusies van de stedenbouwkundige worden betwist, kan de grond van eiseres niet slagen.
3.6.
Daarnaast bestrijdt eiseres het standpunt van verweerder dat het toelaten van balkonbeglazing kan leiden tot ongewenste precedentwerking. Zij stelt dat de CRK/Welstand bij aanvragen om een omgevingsvergunning een zogenoemde ‘trendsetter’ aan kan wijzen die voor soortgelijke aanvragen als voorbeeld geldt om de onderlinge samenhang te waarborgen. Zij vindt dat haar bouwaanvraag als trendsetter kan dienen.
3.7.
Wat er verder ook van dit standpunt zij: dit betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder gehouden is om haar bouwaanvraag als trendsetter aan te wijzen of dat verweerder vanwege het bestaan van deze mogelijkheid gehouden is een binnenplanse vrijstelling te verlenen. Ook dit betoog slaagt niet.
Is het belang van eiseres meegewogen in het bestreden besluit?
3.8.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar belang niet is meegewogen.
3.9.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Verweerder heeft erkend dat het belang van eiseres erin is gelegen dat zij tochtvrij op haar balkon kan zitten en dat zij daardoor meer en vaker van haar buitenruimte kan genieten. Dit belang is afgewogen tegen de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de rechtszekerheid van omwonenden, zoals ook de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft verklaard. De rechtbank merkt op dat de belangenafweging niet uitgebreid is gemotiveerd, maar zij vindt dit wel voldoende. Verweerder kon, onder verwijzing naar het advies van de stedenbouwkundige, aan de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de rechtszekerheid van omwonenden een groter gewicht toekennen dan aan het individuele belang van eiseres.
Is er sprake van willekeur bij het niet meewerken aan een binnenplanse vrijstelling ?
3.10.
De gemachtigde van eiseres heeft voor het eerst op de zitting een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank begrijpt deze grond van eiseres zo dat zij er op doelt dat er bij andere woningen in hetzelfde gebouw (en in naastgelegen gebouwen) balkonbeglazing is aangebracht en dat daar door verweerder niet op wordt gehandhaafd. Dat eiseres verwikkeld is in deze procedure, voelt voor haar als willekeur.
3.11.
De rechtbank stelt vast dat niet in geding is dat er voor het plaatsen van balkonbeglazing voor andere woningen geen vergunningen zijn verleend. Dat betekent dat er in elk geval niet is gebleken dat in andere vergelijkbare gevallen wél is meegewerkt aan verlening van een omgevingsvergunning met gebruik van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Eiseres lijkt te bedoelen dat verweerder bij andere omwonenden niet handhaaft, dat verweerder om die reden in de toekomst ook in haar geval niet zou mogen handhaven en reeds daarom gehouden zou zijn mee te werken aan een binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit standpunt, wat daarvan verder zij, niet slagen omdat niet is gebleken dat verweerder ook voor de toekomst afziet van handhaving. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting aangegeven dat er geen sprake is van gedogen bij de andere gevallen en dat hij in de toekomst mogelijk zal handhaven. De argumenten van eiseres lijken met name te zien op een handhavingstraject. Niet valt in te zien dat op die grond sprake is van onevenredigheid bij het toepassen van verweerders discretionaire bevoegdheid om binnenplans van het bestemmingsplan af te kunnen wijken.
Leidt de duur van de besluitvorming tot een gebrek in het bestreden besluit?
3.12.
De rechtbank stelt vast dat er een lange periode is verstreken sinds eiseres de aanvraag heeft ingediend. Niet in geding is dat hangende deze aanvraag door de stedenbouwkundige in een gesprek met (de gemachtigde van) eiseres is aangegeven dat verweerder niet wilde meewerken aan de bouwaanvraag maar wel aan een eventuele collectieve aanvraag vanuit de VvE. Tot slot is niet in geding dat deze mogelijkheid is besproken binnen de VvE en dat de VvE een dergelijke aanvraag uiteindelijk niet heeft ingediend. Partijen twisten over de vraag of het stilliggen van de behandeling van de aanvraag al dan niet op verzoek van eiseres is geweest.
3.13.
De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting aangegeven dat een en ander zou leiden tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit nu volgens eiseres de weigering om medewerking te verlenen aan een binnenplanse vrijstelling mede is gestoeld op deze lange termijn. Dit standpunt vindt de rechtbank onbegrijpelijk. Uit niets blijkt dat de weigering tot het verlenen van medewerking aan een binnenplanse vrijstelling gerelateerd is aan de besluitvormingstermijn. Dat er daarom een motiveringsgebrek kleeft aan het bestreden besluit volgt de rechtbank dan ook niet.
Heeft verweerder het vertrouwensbeginsel geschonden?
3.14.
Eiseres stelt tot slot dat de omstandigheid dat verweerder zo lang heeft gedaan om op haar aanvraag te beslissen bij haar het vertrouwen heeft gewekt dat verweerder een positief besluit zou nemen.
3.15.
Deze grond kan niet slagen. Lang stilzitten betekent, anders dan eiseres heeft gesteld, naar het oordeel van de rechtbank niet dat er een voor eiseres positief besluit moet worden genomen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Deze bevoegdheid ontleent verweerder aan artikel 2.10, tweede lid van de Wabo en artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1 van de Wabo.
3.Als bedoeld in artikel 42 van het bestemmingsplan.