In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gedupeerden van de toeslagenaffaire, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had verzocht om een O/GS-vergoeding (opzet/grove schuld) voor het toeslagjaar 2007, maar de rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres een verzoek om een betalingsregeling heeft gedaan voor dat jaar. De Belastingdienst/Toeslagen had eerder besloten dat eiseres geen recht had op compensatie voor de kinderopvangtoeslag over de jaren 2005, 2007 en 2010, en dit besluit werd in het bestreden besluit gedeeltelijk gegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst op goede gronden had geconcludeerd dat eiseres geen recht had op de gevraagde vergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres van 2006 tot en met 2009 en van 2011 tot en met 2014 kinderopvangtoeslag ontving, maar dat er geen bewijs was dat zij een verzoek om een betalingsregeling voor het toeslagjaar 2007 had gedaan. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de verklaring van haar accountant, niet overtuigend geacht. De rechtbank merkte op dat de toeslagenaffaire diepe sporen heeft nagelaten bij eiseres en haar kinderen, maar dat de zaak zich enkel richtte op de compensatie voor het toeslagjaar 2007.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.