ECLI:NL:RBAMS:2023:4697

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4523
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslagenaffaire: Geen recht op O/GS vergoeding voor toeslagjaar 2007

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gedupeerden van de toeslagenaffaire, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had verzocht om een O/GS-vergoeding (opzet/grove schuld) voor het toeslagjaar 2007, maar de rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres een verzoek om een betalingsregeling heeft gedaan voor dat jaar. De Belastingdienst/Toeslagen had eerder besloten dat eiseres geen recht had op compensatie voor de kinderopvangtoeslag over de jaren 2005, 2007 en 2010, en dit besluit werd in het bestreden besluit gedeeltelijk gegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst op goede gronden had geconcludeerd dat eiseres geen recht had op de gevraagde vergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres van 2006 tot en met 2009 en van 2011 tot en met 2014 kinderopvangtoeslag ontving, maar dat er geen bewijs was dat zij een verzoek om een betalingsregeling voor het toeslagjaar 2007 had gedaan. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de verklaring van haar accountant, niet overtuigend geacht. De rechtbank merkte op dat de toeslagenaffaire diepe sporen heeft nagelaten bij eiseres en haar kinderen, maar dat de zaak zich enkel richtte op de compensatie voor het toeslagjaar 2007.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Salim),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

( [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 11 mei 2021 (het primaire besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen eiseres meegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2005, 2007 en 2010.
Bij besluit van 17 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2023.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en vergezeld door haar twee kinderen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek geschorst om de Belastingdienst/Toeslagen nader onderzoek te laten doen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft met een brief van 27 januari 2023 gereageerd. Eiseres heeft hierop gereageerd met een brief van 14 februari 2023. Partijen hebben vervolgens nog een reactie gegeven. Omdat beide partijen daarna niet om een nadere zitting gevraagd hebben, heeft de rechtbank het onderzoek op 30 mei 2023 gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres ontving van 2006 tot en met 2009 en van 2011 tot en met 2014 kinderopvangtoeslag. Op 09 januari 2020 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Op 23 april 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen meegedeeld dat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2006, 2008, 2009, 2011, 2012 en 2013 fouten zijn gemaakt, waardoor eiseres recht heeft op compensatie (€ 49.004,-).
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in het primaire besluit beslist dat eiseres geen recht heeft op compensatie over de jaren 2005, 2007 en 2010, omdat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over deze jaren geen fouten zijn gemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van de commissie van wijzen van 25 maart 2021.
3. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft om een herbeoordeling van het toeslagjaar 2007 gevraagd. Zij vindt dat zij ook voor dat jaar recht heeft op compensatie. Zij heeft in 2007 een bedrag van € 14.992,- aan toeslagen ontvangen, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen een bedrag van € 17.506,- heeft teruggevorderd. Er is sprake van een wirwar aan data vanwege terugvorderingen, verrekeningen en loonbeslagen.
4. Met het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen de beslissing dat eiseres geen recht heeft op compensatie kinderopvangtoeslag over 2007, gehandhaafd. Aan het bestreden besluit ligt een advies van de bezwaaradviescommissie ten grondslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft dit advies deels gevolgd en de motivering aangepast. Het advies van de bezwaaradviescommissie om de kosten van de accountant te vergoeden om eiseres een gang naar de Commissie Werkelijk Schade te besparen volgt de Belastingdienst/Toeslagen niet.
Standpunten partijen
5. Op de zitting heeft eiseres het standpunt dat voor het jaar 2007 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toeppassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijk systeem laten vallen. Wel is aangevoerd dat het bestreden besluit geen stand kan houden omdat zij voor het jaar 2007 recht heeft op een zogeheten O/GS-vergoeding (Opzet/Grove Schuld). Anders dan de Belastingdienst/Toeslagen heeft gesteld, heeft zij wel degelijk in 2007 tevergeefs verzocht om een betalingsregeling. Zij heeft in de loop der jaren meerdere keren verzocht om tot een regeling te komen voor al haar schulden bij de Belastingdienst. Haar accountant is jarenlang bezig geweest om een betalingsregeling voor haar te krijgen voor alle belastingschulden inclusief die van de kinderopvangtoeslag. Zij heeft ter onderbouwing na de zitting een verklaring van de accountant met bijlagen overgelegd. Verder heeft eiseres aangevoerd dat er ook mondeling verzoeken om een betalingsregeling zijn afgewezen. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de kosten voor de accountant vergoed moeten worden.
6. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het na de zitting verrichte onderzoek is gebleken dat eiseres over toeslagjaar 2007 (en de jaren daaromheen) geen betalingsregeling is geweigerd. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen heeft eiseres daarom geen recht op een O/GS-vergoeding. Ook is eiseres geen betalingsregeling geweigerd voor andere toeslagsoorten of bij andere onderdelen van de Belastingdienst. De Belastingdienst/Toeslagen ziet geen reden om de kosten van de accountant te vergoeden.
Beoordeling rechtbank
7. De rechtbank merkt allereerst op dat uit het dossier en uit de verklaringen van eiseres en haar zoon op de zitting, duidelijk blijkt dat de toeslagenaffaire mentaal diepe sporen heeft achtergelaten bij haar en haar kinderen. Dat is invoelbaar en het is heel spijtig dat zij dit hebben meegemaakt en de gevolgen daarvan nog steeds ondervinden. Begrijpelijkerwijs is voor eiseres gevoelsmatig sprake van één groot onrecht dat zich gedurende meerdere jaren heeft voorgedaan. In deze zaak is echter alleen een compensatie voor het toeslagjaar 2007 in geschil. Dat betekent dat de rechtbank alleen maar beoordeelt of de Belastingdienst/Toeslagen eiseres terecht geen compensatie heeft toegekend voor dat jaar.
Heeft eiseres recht op O/GS-compensatie voor het toeslagjaar 2007?
8. Op grond van artikel 2.6, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen kent de Belastingdienst/Toeslagen aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag op aanvraag een O/GS-tegemoetkoming toe indien de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de daarop berustende bepalingen of de Wet kinderopvang bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard, omdat aan hem geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.
9. Vast staat dat de Belastingdienst/Toeslagen op 30 december 2010 de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 definitief heeft berekend en heeft bepaald dat eiseres een bedrag van € 1.236,- aan onterecht toegekende kinderopvangtoeslag moet terugbetalen. De reden hiervoor was dat er in 2007 minder opvanguren waren afgenomen dan in de voorschotfase was berekend. De rechtbank moet dus beoordelen of eiseres ten onrechte een persoonlijke betalingsregeling is geweigerd voor de terugvordering van € 1.236,- over het toeslagjaar 2007 vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld. Daarvoor moet bezien worden of eiseres een verzoek om een betalingsregeling heeft gedaan die (mede) betrekking had op deze terugvordering van € 1.236,- en of daarvoor een afwijzing door de Belastingdienst/Toeslagen is gevolgd.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen schriftelijke afwijzing is van een verzoek van eiseres om een betalingsregeling. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in zijn reactie van 30 maart 2023 uitgelegd hoe er is gezocht en gemotiveerd gesteld dat er in 2007 geen verzoek van eiseres om een betalingsregeling is afgewezen op O/GS.
11. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een verzoek om een betalingsregeling heeft gedaan die ziet op of mede betrekking kán hebben op het toeslagjaar 2007 (de terugvordering van € 1.236,-). Uit het dossier blijkt dat deze terugvordering op 9 december 2011 is verrekend met de kinderopvangtoeslag van het toeslagjaar 2012. Dit volgt uit het overzicht van het Landelijk Incasso Centrum van de Belastingdienst waarin op de laatste pagina staat vermeld dat op 9 december 2011 een bedrag van € 1.236,- (+ €131,- en € 27,- aan kosten aanmaning en dwangsom) is verrekend met de kinderopvangtoeslag van € 3.277,- over het jaar 2012. Ook uit het overzicht van de accountant van eiseres (laatste pagina van de bijlage bij productie 43) in samenhang gelezen met de voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2012 (productie 34) volgt dit.
12. Het verzoek van eiseres om een persoonlijke betalingsregeling voor het toeslagjaar 2007 moet dus zijn gedaan tussen het moment van de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag 2007 op 30 december 2010 en de verrekening van de terugvordering op 9 december 2011. Dit heeft eiseres niet onderbouwd met de verklaring van de accountant. Uit de brief van de accountant blijkt dat hij eiseres bijstaat sinds 2014. Op dat moment was de terugvordering al verrekend en daarmee voldaan. De stukken van de accountant kunnen dus niet betrekking hebben op de terugvordering van het toeslagjaar 2007. Alles wat eiseres verder over verzoeken tot betalingsregelingen heeft aangevoerd, ziet niet specifiek op die periode. Uit de verklaring van de accountant leidt de rechtbank af dat de beslaglegging ziet op de periode ná 2011, zodat ook de verklaring van eiseres over de beslaglegging niet als onderbouwing kan gelden. De rechtbank is, gelet op het voorgaande van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres een verzoek om een betalingsregeling heeft gedaan voor het toeslagjaar 2007. De Belastingdienst/Toeslagen heeft dan ook op goede gronden geconcludeerd dat eiseres geen recht heeft op een O/GS vergoeding voor het toeslagjaar 2007.
Dient de Belastingdienst/Toeslagen de kosten van de accountant te vergoeden?
13. De rechtbank is met de Belastingdienst/Toeslagen van oordeel dat hij de kosten van de door eiseres in bezwaar ingeschakelde accountant niet hoeft te vergoeden. Eiseres heeft daar geen recht op, omdat het primaire besluit niet wordt herroepen. [1]
Conclusie en gevolgen
14. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Koning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 7.15 van de Algemene wet bestuursrecht.