ECLI:NL:RBAMS:2023:468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/13/702519 / HA ZA 21-500
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie tegen Renault en gerelateerde partijen inzake sjoemeldiesels en representativiteit onder het oude collectieve actierecht

In deze zaak, die bekend staat als de 'Sjoemeldieselzaak', hebben verschillende stichtingen, waaronder Stichting Emission Claim (SEC), Stichting Car Claim (SCC) en Stichting Diesel Emissions Justice (SDEJ), collectieve vorderingen ingesteld tegen Renault en gerelateerde partijen. De rechtbank Amsterdam heeft op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in deze complexe zaak, die draait om de vraag of de WAMCA (Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie) van toepassing is op de vorderingen van de stichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schadeveroorzakende gebeurtenis, namelijk de ontwikkeling van een illegaal manipulatie-instrument, heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de WAMCA, waardoor het oude collectieve actierecht van toepassing is. De stichtingen hebben vorderingen ingesteld voor schadevergoeding en verklaringen voor recht, waarbij zij stellen dat hun achterban schade heeft geleden door het op de markt brengen van voertuigen met verboden software. De rechtbank heeft de representativiteit van de stichtingen beoordeeld en geconcludeerd dat zij voldoende representatief zijn voor de belangen van de gedupeerden. De zaak zal in vervolgprocedures verder worden behandeld, waarbij de rechtbank de procesorde heeft vastgesteld en de vorderingen van de stichtingen zijn samengevoegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummers / rolnummers: C/13/702519 / HA ZA 21-500, C/13/710414 / HA ZA 21-1028 en C/13/710434 / HA ZA 21-1030
Vonnis van 1 februari 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING EMISSION CLAIM,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. C. Jeloschek,
e i s e r e s,
t e g e n :
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
RENAULT S.A.,
gevestigd te Boulogne-Billancourt (Frankrijk),
advocaat mr. Y. Borrius,
2. de naamloze vennootschap
RENAULT NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk,
advocaat mr. Y. Borrius,
g e d a a g d e n 1 en 2,
[tegen gedaagde 3 is ontslag van instantie verleend]
en
de stichting
STICHTING CAR CLAIM,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. P. Haas,
e i s e r e s op de voet van artikel 1018d Rv,
alsmede
de stichting
STICHTING DIESEL EMISSIONS JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. J.D. Edixhoven,
e i s e r e s op de voet van artikel 1018d Rv,
tegen de hiervoor onder 1 en 2 genoemde gedaagden en tegen
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
RENAULT S.A.S.,
kantoorhoudende te Boulogne-Billancourt (Frankrijk),
advocaat mr. Y. Borrius te Amsterdam,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AUTOMOBILE DACIA S.A.,
kantoorhoudende te Mioveni (Roemenië),
advocaat mr. Y. Borrius te Amsterdam,
g e d a a g d e n 4 en 5,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENAULT-NISSAN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verstek verleend,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF “DE MARKIES B.V.”,
gevestigd te Bergen op Zoom,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF BRAAL B.V.,
gevestigd te Schouwen-Duiveland,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUICKSERVICE KIEVIT HELLEVOETSLUIS B.V.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZEEUW & ZEEUW I B.V.,
gevestigd te Wateringen,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN MOSSEL DORZO RENAULT DACIA NISSAN B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN MOSSEL RENAULT DACIA B.V.,
gevestigd te Tiel,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN MOSSEL RENAULT DACIA 2 B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF HOPMANS B.V.,
gevestigd te Zevenbergen,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF WISSE B.V.,
gevestigd te Terneuzen,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF ROOCAR B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STERN 2R B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF JOHAN DE JONG B.V.,
gevestigd te Kaatsheuvel,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN AAKEN MIDDELBEERS B.V.,
gevestigd te Oost-,West-Middelbeers,
20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJVEN VERDONK B.V.,
gevestigd te Veldhoven,
21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JANSSEN KERRES VENLO B.V.,
(voorheen genaamd Autobedrijf J. Janssen Venlo B.V.),
gevestigd te Venlo,
22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JANSSEN KERRES KERKRADE B.V.,
(voorheen genaamd Autobedrijf Kerres Kerkrade B.V.),
gevestigd te Kerkrade,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JANSSEN KERRES SITTARD B.V.,
(voorheen genaamd Autobedrijf Kerres Sittard B.V.),
gevestigd te Sittard,
24. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JANSSEN KERRES HEERLEN B.V.,
(voorheen genaamd Autobedrijf Kerres Heerlen B.V.),
gevestigd te Heerlen,
25. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JANSSEN KERRES MAASTRICHT B.V.,
(voorheen genaamd Autobedrijf Kerres Maastricht B.V.),
gevestigd te Maastricht,
26. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JANSSEN KERRES HELMOND B.V.,
(voorheen genaamd Autobedrijf J. Janssen Helmond B.V.),
gevestigd te Helmond,
27. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. JANSSEN B.V.,
gevestigd te Nuenen,
28. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOGELS AUTOBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Gemert,
29. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO VAN DIJCK B.V.,
gevestigd te Hapert,
failliet verklaard,
30. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF VAN GOMPEL B.V.,
gevestigd te Reusel,
31. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF COPPES B.V.,
gevestigd te Bergharen,
32. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOCHANE AUTO I B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
33. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HEURKENS ECHT B.V.,
gevestigd te Echt,
34. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HEURKENS WEERT B.V.,
gevestigd te Weert,
35. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HEURKENS ROERMOND B.V.,
gevestigd te Roermond,
36. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF MANDERS DEURNE B.V.,
gevestigd te Deurne,
37. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF H. STRIJBOSCH VENRAY B.V.,
gevestigd te Venray,
38. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HERCOM DOETINCHEM B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
39. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HERCOM NEEDE B.V.,
gevestigd te Neede,
40. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HERWERS ZEVENAAR B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
41. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF JOS HERWERS HENGELO (G) B.V.,
gevestigd te Hengelo (Gelderland),
42. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGE KLEINE & ZONEN B.V.,
gevestigd te Doesburg,
43. de vennootschap onder firma
V.O.F. GARAGE LEIJENAAR,
kantoorhoudende te Bathmen, gemeente Deventer,
[gedaagden 44 t/m 47 zijn opgegaan in gedaagde 50]
48. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO MUNSTERHUIS B.V.,
gevestigd te Hengelo (Overijssel),
49. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOCENTRUM CENTS B.V.,
gevestigd te Ommen,
50. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TERWOLDE B.V.,
rechtsopvolgster van gedaagden 44 t/m 47,
gevestigd te Groningen,
51. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. HOITING DALEN B.V.,
gevestigd te Dalen,
52. de vennootschap onder firma
V.O.F. AUTOBEDRIJF VOS,
kantoorhoudende te Smilde, gemeente Midden-Drenthe,
53. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF MATTER MEPPEL B.V.,
gevestigd te Meppel,
54. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF MATTER STEENWIJK B.V.,
gevestigd te Steenwijk,
55. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF H.J.G. HERBERS B.V.,
gevestigd te Vlagtwedde,
56. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF SCHOON B.V.,
gevestigd te Stadskanaal,
57. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN KESTEREN B.V.,
gevestigd te IJsselmuiden,
58. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABD GROEP B.V.,
gevestigd te Drachten,
59. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO BEERDA B.V.,
gevestigd te Kollumerland en Nieuwkruisland,
60. de vennootschap onder firma
V.O.F. GARAGE DROS,
kantoorhoudende te De Cocksdorp, gemeente Texel,
61. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STOKMAN ALKMAAR B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
62. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STOKMAN DEN HELDER B.V.,
gevestigd te Den Helder,
63. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STOKMAN HOORN B.V.,
gevestigd te Hoorn (Noord-Holland),
64. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOZENTER SCHAGEN B.V.,
gevestigd te Schagen,
65. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRANS STOKMAN B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
66. de vennootschap onder firma
GARAGE JOHAN BOERLAGE AUTOCENTRUM BOERLAGE ACB,
kantoorhoudende te Edam, gemeente Edam-Volendam,
67. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIJT’S AUTOBEDRIJF BEHEER B.V.,
gevestigd te Beemster,
68. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO DROGTROP B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
69. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF NIEUWENDIJK BADHOEVEDORP B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
70. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF NIEUWENDIJK HOOFDDORP B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
71. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF BENELUX AMSTELVEEN B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
72. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERMAATSCHAPPIJ C.A. NIEUWENDIJK B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
73. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF VROEGOP B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
74. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF NIEUWENDIJK B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
75. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STAM AUTOBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
76. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO BERNAULT B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
77. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF HANS JONGERIUS B.V.,
gevestigd te Woerden,
78. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN RAMSHORST B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
79. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KEMPENAAR ALPHEN AAN DEN RIJN B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
80. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KEMPENAAR BODEGRAVEN B.V.,
gevestigd te Bodegraven,
81. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF VELSERBEEK B.V.,
gevestigd te Velsen,
82.
ALBERTUS CHRISTOFFEL DE ROO, handelend onder de naam AUTOBEDRIJF VAN WINDEN, zaak doende te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
advocaat mr. R.J. van der Weijden,
g e d a a g d e n 7 t/m 28 en 30 t/m 82.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk SEC, SCC en SDEJ worden genoemd. Gezamenlijk zullen zij de Stichtingen worden genoemd. Renault S.A., Renault Nederland N.V., Renault S.A.S. en Automobile Dacia S.A. zullen hierna gezamenlijk Renault c.s. worden genoemd. Gedaagden 7 t/m 28 en 30 t/m 82 zullen hierna gezamenlijk de Autodealers worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van SEC van 26 mei 2021, met producties,
  • de rolbeslissing van 28 juli 2021 en de daarin vermelde stukken,
  • de dagvaarding van SCC van 26 november 2021, met producties,
  • de dagvaarding van SDEJ van 26 november 2021, met producties,
  • de rolbeslissing van 15 december 2021 en de daarin vermelde stukken,
  • de rolbeslissing van 12 januari 2022 en de daarin vermelde stukken,
  • de rolbeslissing van 23 maart 2022 en de daarin vermelde processtukken,
  • de akte uitlating gedaagden 4 t/m 82 van SEC,
  • het tussenvonnis van 22 juni 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de antwoordakte fase 1 van Renault c.s., met producties,
  • de antwoordakte fase 1 van Autozenter Schagen B.V.,
  • de antwoordakte fase 1 ten aanzien van rechtsmacht, toepasselijkheid WAMCA en representativiteit van de Autodealers,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 december 2022 en de daarin vermelde (proces)stukken.
1.2.
De procedure tegen gedaagde 29 is van rechtswege geschorst omdat zij failliet is verklaard.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

SCC

2.1.
SCC is opgericht op 1 oktober 2015 en heeft haar statuten op 3 juli 2020 gewijzigd. Artikel 2 lid 1 van haar statuten luidt:
De stichting heeft ten doel het behartigen van de belangen van de Autobezitters, waaronder begrepen maar niet beperkt tot:
a. het vaststellen en het onderzoeken van de gang van zaken die heeft geleid tot en betrekking heeft op (i) het ontwikkelen en het installeren van verboden soft- en/of hardware in de Gemanipuleerde Voertuigen en (ii) het verkopen en/of leveren van de Gemanipuleerde Voertuigen aan de Autobezitters;
b. het vaststellen en het onderzoeken van de gang van zaken die heeft geleid tot en betrekking heeft op (de gevolgen van) de toepassing van een of meer Updates op de Gemanipuleerde Voertuigen;
c. het vaststellen en het onderzoeken van (i) alle (financiële) gevolgen van het bovenstaande voor de Autobezitters, (ii) de mogelijkheid voor de Autobezitters om Vorderingen jegens (een of meer) Autofabrikanten geldend te (doen) maken, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot het ontbinden van de door hen gesloten koopovereenkomsten van Gemanipuleerde Voertuigen met Lokale Handelaren tegen (volledige) terugbetaling van de koopprijs, (iii) de mogelijkheid voor de Autobezitters tot (algehele) vergoeding van de door hen geleden en nog te lijden schade te verkrijgen van de verantwoordelijke partijen, (iv) de mogelijkheid voor de Autobezitters om alle noodzakelijke vrijwaringen en/of garanties te (doen) verkrijgen ten aanzien van alle mogelijke negatieve gevolgen van de manipulatie van de Gemanipuleerde Voertuigen – zowel voor als na één of meer Updates – voor Gemanipuleerde Voertuigen, ten einde het ongestoord gebruik van de Gemanipuleerde Voertuigen te continueren en (v) alternatieve mogelijkheden tot oplossing van de uitstootproblemen van Gemanipuleerde Voertuigen;
d. het verkrijgen van een (aansprakelijkheids)verklaring voor recht van iedere bevoegde rechtbank dat (een of meer) Autofabrikanten, Bosch, hun (voormalige) besturen, hun (voormalige) raden van commissarissen, (een of meer) Importeurs, (een of meer) Lokale Handelaren en/of andere verwijtbare partijen toepasselijke wet- en regelgeving waaronder begrepen maar niet beperkt tot schending van wet- en regelgeving op het gebied van milieu(normen), oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame en/of het (consumenten)kooprecht en enige daaruit voor hen voortvloeiende plichten jegens de Autobezitters hebben geschonden;
e. het instellen van ge- of verbodsacties in rechte en/of het leggen van beslagen;
f. het verkrijgen van compensatie voor de (financiële) gevolgen voor de Autobezitters; en
g. al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
In de dagvaarding van SCC staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) BEGRIPPENLIJST
Autobezitters De Particuliere Partijen en Zakelijke Partijen (…)
Getroffen Voertuigen Euro 5 en Euro 6 dieselvoertuigen van de categorie M1, M2, N1 en/of N2 in de zin van artikel 2 van de Emissieverordening, die onder de merken Renault en Dacia vanaf 1 september 2009 tot 1 september 2019 op de markt zijn gebracht, waaronder in ieder gevallen de modellen gespecificeerd in
Productie 1.(…)
IV.
DE BENADEELDEN VOOR WIE DE STICHTING IN DEZE PROCEDURE
OPKOMT (…)
Car Claim voert deze procedure namens de Autobezitters. (…)
De groep Autobezitters is territoriaal beperkt tot Autobezitters die op het moment dat de
desbetreffende Overeenkomst(en) werd(en) aangegaan hun gewone verblijfplaats in
Nederland hadden. Dit neemt niet weg dat sommige Autobezitters over de jaren mogelijk
uit Nederland zijn geëmigreerd. Voor die (slechts beperkte) groep Autobezitters verzoekt
Car Claim de rechtbank met het oog op artikel 1018f lid 5 laatste volzin Rv te bepalen dat
deze procedure ook voor hen leidt tot gebondenheid op basis van ‘opt-out’ (in
overeenstemming met artikel 1018f lid 1 Rv). (…)
Iedere Autobezitter heeft een vordering jegens Gedaagden als gevolg van de koop
of lease van een Getroffen Voertuig. (…)
Particuliere Partijen bestaan uit natuurlijke personen, niet handelend in de
uitoefening van een beroep of bedrijf, die:
(i) een nieuw Getroffen Voertuig bij een Handelaar hebben gekocht of via een
Handelaar door middel van een leaseconstructie hebben gekregen (Particuliere
Partijen A);
(ii) een tweedehands Getroffen Voertuig bij een Handelaar hebben gekocht of via
en Handelaar door middel van een leaseconstructie hebben gekregen (Particuliere
Partijen B); en
(iii) een nieuw of tweedehands Getroffen Voertuig hebben gekocht van of door
middel van een leaseconstructie in gebruik hebben gekregen via een andere partij
dan een Handelaar, bijvoorbeeld in een particuliere transactie, bij een occasion
dealer of een andere leasemaatschappij (Particuliere Partijen C). (…)
Zakelijke Partijen betreffen niet-Particuliere Partijen, die:
(i) een nieuw Getroffen Voertuig van een Handelaar hebben gekocht of via een
Handelaar door middel van een leaseconstructie in gebruik hebben gekregen
(Zakelijke Partijen A);
(ii) een tweedehands Getroffen Voertuig van een Handelaar hebben gekocht of via
een Handelaar door middel van een leaseconstructie in gebruik hebben gekregen
(Zakelijke Partijen B); en
(iii) een nieuw of tweedehands Getroffen Voertuig hebben gekocht van, of door
middel van een leaseconstructie in gebruik hebben gekregen via een andere partij
dan een Handelaar, bijvoorbeeld in een particuliere transactie, bij een occasion
dealer of een andere leasemaatschappij (Zakelijke Partijen C). (…) ”.
SDEJ
2.2.
SDEJ is opgericht op 1 juli 2019. Artikel 2 lid 1 van haar statuten luidt:
De stichting heeft ten doel het behartigen en voortzetten van de belangen van de Gedupeerden (…), waaronder begrepen maar niet beperkt tot:
a. het wereldwijd behartigen van de belangen van Gedupeerden in verband met de Claim;
b. het behartigen van de belangen van Gedupeerden en het vertegenwoordigen van Gedupeerden in juridische procedures binnen Nederland en in andere jurisdicties, zoals civiele, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures, al naar gelang het geval;
c. het verkrijgen en verdelen van financiële compensatie voor (een gedeelte van) de schade die de Gedupeerden (…) stellen te hebben geleden;
d. het behartigen van de collectieve belangen van Gedupeerden in milieuzaken, in juridische procedures binnen Nederland en in andere jurisdicties, zoals civiele, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures, al naar gelang het geval;
e. al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord;
een en ander voor zover dit door het bestuur opportuun wordt geacht.
In de dagvaarding van SDEJ staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) De benadeelden voor wiens belangen de Stichting opkomt (…)
De Stichting sluit zich aan bij de afbakening van de Nauw Omschreven Groep zoals opgenomen in onderdeel IV van de Car Claim Dagvaarding. Zij verzoekt de Rechtbank het gestelde in dat onderdeel hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Het gaat dan om Autobezitters die op het moment dat de Overeenkomst(en) werd(en) aangegaan hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Voor zover bepaalde Autobezitters inmiddels uit Nederland zijn geëmigreerd verzoekt de Stichting de Rechtbank te bepalen dat de procedure voor hen leidt tot gebondenheid op basis van opt-out (art. 1018f lid 1 Rv). De Stichting hanteert daarbij net als Car Claim een onderscheid in Particuliere Partijen (subcategorieën A, B en C) en Zakelijke Partijen (subcategorieën A, B en C). (…)”.
SEC
2.3.
SEC is opgericht op 11 december 2020. Artikel 2.1 van haar statuten luidt:
De stichting heeft ten doel het behartigen van de belangen van de Gedupeerden die één of meer Gemanipuleerde Voertuigen hebben aangeschaft of geleased, waaronder begrepen maar niet beperkt tot:
a. het vaststellen en het onderzoeken van de gang van zaken die heeft geleid tot en betrekking heeft op (i) het ontwikkelen en het installeren van een of meer Manipulatie-instrumenten in Gemanipuleerde Voertuigen en (ii) het verkopen en/of leveren van Gemanipuleerde Voertuigen aan de Gedupeerden;
b. het behartigen van de belangen van Gedupeerden en het vertegenwoordigen van Gedupeerden in juridische procedures binnen Nederland en in andere jurisdicties, zoals civiele, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures, al naar gelang het geval;
c. het wereldwijd behartigen van de belangen van Gedupeerden in verband met de Claims;
d. het verkrijgen en verdelen van financiële compensatie voor (een gedeelte van) de schade die de Gedupeerden stellen te hebben geleden;
e. het behartigen van de collectieve belangen van Gedupeerden in milieuzaken, in juridische procedures binnen Nederland en in andere jurisdicties, zoals civiele, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures, al naar gelang het geval;
f. al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord;
een en ander voor zover dit door het bestuur opportuun wordt geacht.
In de akte houdende eiswijziging van SEC staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) In deze procedure vertegenwoordigt de Stichting de belangen van alle (eerste en opvolgende) kopers en alle lessees van Sjoemeldiesels die in de periode tussen 1 september 2009 en 1 september 2019 (de “Relevante Periode”) in Nederland zijn geïmporteerd, in Nederland (bij de RDW) zijn geregistreerd en/of in Nederland zijn verkocht of geleaset, steeds met uitzondering van Gedaagden. Deze groep bestaat zowel uit consumenten, als ook uit professionele partijen (zoals verhuurbedrijven, leasemaatschappijen, ondernemingen met een eigen wagenpark of taxiondernemingen), gezamenlijk aangeduid als “de Gedupeerden (…)”.
Renault c.s.
2.4.
Renault S.A. is de moedermaatschappij van onder meer de autofabrikanten Renault S.A.S. en Automobile Dacia S.A. Renault Nederland N.V. is de in Nederland gevestigde importeur van Renault- en Daciavoertuigen die bestemd zijn voor de Nederlandse markt.
De Autodealers
2.5.
De Autodealers zijn een groep van in Nederland gevestigde autodealers en leasemaatschappijen die onder meer Renault- en Daciavoertuigen verkopen en in lease aanbieden.

3.Het geschil

3.1.
De Stichtingen hebben hoofdzakelijk vorderingen ingesteld als bedoeld in artikel 3:305a (nieuw) Burgerlijk Wetboek (BW).
3.2.
SEC heeft, na eiswijziging, vorderingen ingesteld tegen Renault S.A. en Renault Nederland N.V. SCC en SDEJ hebben vorderingen ingesteld tegen Renault c.s. en de Autodealers. Deze vorderingen zijn woordelijk weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage. SEC, SCC en SDEJ vorderen verklaringen voor recht en schadevergoeding. SCC en SDEJ vorderen ontbinding en vernietiging van de koop- en leaseovereenkomsten die zijn gesloten tussen de benadeelden en de Autodealers. Zeer kort samengevat leggen de Stichtingen aan hun vorderingen ten grondslag dat hun achterban schade heeft geleden doordat Renault c.s. Renault- en Daciavoertuigen met een illegaal manipulatie-instrument op de Nederlandse markt heeft gebracht. Dit is onrechtmatig. De benadeelden waarvoor zij opkomen hebben daarom recht op schadevergoeding. Ook levert dit een grond op voor aantasting van de koop- en leaseovereenkomsten tussen de benadeelden en de Autodealers.
3.3.
De rechtbank heeft bij rolbeslissing van 23 maart 2022 een procesorde vastgesteld. Daarin is bepaald dat deze eerste fase van de procedure gaat over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, over het toepasselijke collectieve actierecht en over het representativiteitsvereiste.
3.4.
De Stichtingen hebben zich ieder hierover uitgelaten. Zij concluderen dat de rechtbank (internationaal en relatief) bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van de Stichtingen, dat artikel 3:305a (nieuw) BW van toepassing is op deze procedure en dat zij voldoende representatief zijn.
3.5.
Gedaagden hebben in deze eerste fase nog geen inhoudelijk verweer tegen de vorderingen van de Stichtingen gevoerd. Zij hebben zich (volgens de vastgestelde procesorde) uitgelaten over de hiervoor genoemde onderwerpen. Gedaagden stellen zich op het standpunt dat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is op deze procedure en zij concluderen samengevat dat de Stichtingen niet-ontvankelijk zijn in hun collectieve vorderingen, omdat zowel onder het oude als het nieuwe collectieve actierecht niet wordt voldaan aan het representativiteitsvereiste.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en relatieve bevoegdheid

4.1.
Renault S.A., Renault S.A.S. en Automobile Dacia S.A. zijn in het buitenland gevestigd. Zij zijn in deze procedure verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het geschil (art. 11 Rv in samenhang met art. 26 Brussel I bis-Verordening). Deze rechtbank is ook relatief bevoegd, omdat gedaagden zich niet hebben beroepen op de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank (art. 110 lid 1 Rv).
Toepasselijkheid oude en/of nieuwe collectieve actierecht
4.2.
De vraag of de stichtingen ontvankelijk zijn jegens Renault c.s. en de Autodealers moet worden beantwoord naar Nederlands recht (art. 10:3 BW). Dit geldt ongeacht het recht dat van toepassing is op de vorderingen van de Stichtingen tegen Renault S.A., Renault S.A.S. en Automobile Dacia S.A. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Wel in geschil is welk collectief actierecht van toepassing is op de vorderingen van de Stichtingen jegens gedaagden.
4.3.
De rechtbank stelt het volgende voorop. De wettelijke regeling voor collectieve acties inzake massaschade was tot 1 januari 2020 geregeld in de Wet collectieve afwikkeling massaschade (hierna te noemen: WCAM), neergelegd in de artikelen 3:305a tot en met 3:305d (oud) BW. Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna te noemen: WAMCA) in werking getreden. Hiermee zijn de artikelen 3:305a tot en met 3:305d BW gewijzigd en is titel 14A aan Boek III van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toegevoegd.
4.4.
De WAMCA geeft een nieuw regime voor de behandeling van collectieve acties die zijn ingesteld op of na 1 januari 2020. Op basis van het bijbehorende overgangsrecht (resultaat van het amendement Van Gent c.s.) zijn de bepalingen van de WAMCA (alleen) van toepassing op rechtsvorderingen die betrekking hebben op een gebeurtenis of gebeurtenissen die op of na 15 november 2016 heeft of hebben plaatsgevonden (art. 119a lid 2 Overgangswet nieuw BW en art. III onderdeel 2 van de WAMCA).
4.5.
De toelichting bij het amendement Van Gent c.s. luidt:
“Dit amendement verbetert het overgangsrecht.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel, zoals de regering dat op 15 november 2016 naar de Kamer heeft gestuurd, bevatte geen overgangsrecht (…). Hierop is veel kritiek gekomen. De regering heeft er daarom voor gekozen op 11 januari 2018 per nota van wijziging een beperkte vorm van overgangsrecht in te voegen (…). De indieners vinden deze wijziging een stap in de goede richting, maar zijn van mening dat het overgangsrecht verder kan worden verbeterd.
Op grond van het huidige wetsvoorstel (…) kunnen tot in lengte van dagen vorderingen worden ingediend met gebruikmaking van het nieuwe recht naar aanleiding van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vóór inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, voor zover geen sprake is van verjaring. Dat levert een onterechte verruiming op van de bevoegdheden voor eisende partijen, terwijl de verwerende partij onmogelijk met gebruikmaking van dit instrument door de eiser rekening had kunnen houden. Deze vorm van overgangsrecht staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Bedrijven, organisaties of andere partijen hebben immers geen mogelijkheid gehad om zich voor te bereiden op de komst van de nieuwe wet als deze ook van toepassing is op oude gebeurtenissen. Bovendien ontstaat de theoretische mogelijkheid (…) dat verschillende rechtsvorderingen op grond van verschillende regimes door elkaar gaan lopen als er reeds een procedure op grond van het oude recht aanhangig is. Zolang onduidelijk is welk recht op welke situatie van toepassing is, zal dit extra juridische procedures in de hand werken. Om deze redenen roept het overgangsrecht, zoals voorgesteld door de regering, meer problemen op dan dat het duidelijkheid creëert.
Daarom regelt dit amendement dat een rechtsvordering op grond van het nieuwe recht slechts mogelijk is als de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden op of na 15 november 2016. Dat is de datum dat het wetsvoorstel naar de Kamer is gestuurd en de partijen dus in theorie kunnen weten dat de nieuwe wet eraan komt. Als iemand een massaschadeprocedure wil beginnen wegens een gebeurtenis die vóór 15 november 2016 heeft plaatsgevonden, kan dat op basis van de wet zoals die toen gold. Bij een procedure wegens een gebeurtenis die op of ná die datum heeft plaatsgevonden geldt de wet zoals die na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel zal komen te gelden. In het theoretische geval dat sprake is van een reeks van gebeurtenissen die zowel vóór als na 15 november 2016 plaatsvinden, is het recht van toepassing zoals dat geldt op het moment dat de laatste gebeurtenis waarop de vordering betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.
De voordelen van deze vorm van overgangsrecht, ten opzichte van het overgangsrecht zoals voorgesteld in het wetsvoorstel, is dat het rechtszekerheidsbeginsel beter wordt gewaarborgd. Bovendien wordt de mogelijkheid van dubbele procedures op grond van verschillende juridische regimes kleiner. Tot slot sluit deze vorm van overgangsrecht beter aan bij de wetgeving van ons omringende landen, zoals Engeland en België.”
4.6.
In deze zaak dateren de dagvaardingen van de Stichtingen van na 1 januari 2020, dus van na de inwerkingtreding van de WAMCA. Partijen verschillen van mening over de vraag of de vorderingen van de Stichtingen betrekking hebben op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden voor of (op en) na 15 november 2016.
4.7.
De Stichtingen stellen dat de WAMCA van toepassing is. Daaraan leggen zij – samengevat – het volgende ten grondslag. Er moet, anders dan deze rechtbank in eerdere procedures heeft geoordeeld, niet gekeken worden naar de ontwikkeling van het manipulatie-instrument als relevante schadeveroorzakende gebeurtenis. De relevante schadeveroorzakende gebeurtenis is het op de Nederlandse markt brengen van voertuigen met een vals certificaat van overeenstemming en het leveren van deze voertuigen aan de Autobezitters.
Voor zover de rechtbank meerdere gebeurtenissen relevant acht voor het ontstaan van de schade, is er sprake van een reeks van gebeurtenissen die zowel voor als na 15 november 2016 hebben plaatsgevonden. De WAMCA is ook van toepassing op deze reeks. Voor de vorderingen tegen de autofabrikanten zijn de relevante gebeurtenissen i) het produceren van “Getroffen Voertuigen” uitgerust met verboden manipulatie-instrumenten, ii) het voorzien van deze voertuigen van een onjuist certificaat van overeenstemming en iii) het via de Importeur en de Autodealers op de Nederlandse markt brengen van de voertuigen. Voor de vorderingen tegen de Autodealers betreft dit het verkopen en in lease geven van “Getroffen Voertuigen”. De laatste gebeurtenissen van deze reeks hebben zich voorgedaan na 15 november 2016 en trekken de eerdere gebeurtenissen, van voor 15 november 2016, mee voor de toepasselijkheid van de WAMCA.
Indien de rechtbank de ontwikkeling en installatie van verboden manipulatie-instrumenten voor de vaststelling van het toepasselijke collectieve actierecht toch relevant acht, dan wijzen de Stichtingen erop dat in de “Getroffen Voertuigen” op verschillende momenten na 15 november 2016 door updates nieuwe software is geïnstalleerd die verboden is en die tot aanvullende schade leidt. Dit zijn zelfstandige schadeveroorzakende gebeurtenissen die na 15 november 2016 hebben plaatsgevonden en ook leiden tot toepasselijkheid van de WAMCA, aldus de Stichtingen.
4.8.
Gedaagden weerspreken het voorgaande. Volgens hen is de schadeveroorzakende gebeurtenis de ontwikkeling van het gestelde verboden manipulatie-instrument, dat heeft plaatsgevonden voor 15 november 2016. Zij concluderen daarom dat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is en niet de WAMCA. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Het doel en de strekking van het overgangsrecht is dat in één kwestie over de hele linie dezelfde regels van het burgerlijk recht gelden. Uit de toelichting bij het amendement Van Gent c.s. blijkt dat het overgangsrecht aanknoopt bij de
schadeveroorzakendegebeurtenis of gebeurtenissen, ook al spreekt de wettekst zelf alleen van gebeurtenis of gebeurtenissen. Daarover zijn partijen het ook eens. Het moment van de schadeveroorzakende gebeurtenis of gebeurtenissen bepaalt welk collectief actierecht van toepassing is. In geschil is wat de schadeveroorzakende gebeurtenis of gebeurtenissen zijn in dit geval. Anders dan de Stichtingen hebben betoogd, is geen sprake van een reeks van schadeveroorzakende gebeurtenissen in de zin van het overgangsrecht. De Stichtingen leggen meerdere handelingen aan het gestelde onrechtmatig handelen van Renault c.s. ten grondslag, zoals het produceren van voertuigen met een verboden manipulatie-instrument, het voorzien van de voertuigen van een onjuist certificaat van overeenstemming, het via de importeur en de Autodealers op de markt brengen van deze voertuigen en het vervolgens verkopen en in lease geven van deze voertuigen. Het zwaartepunt van deze handelingen ligt steeds bij de ontwikkeling van de gestelde verboden software. Zonder het beweerdelijke illegale manipulatie-instrument zouden de overige handelingen en gebeurtenissen immers niet onrechtmatig zijn en zouden de benadeelden geen schade hebben geleden.
Ook zou er zonder de aanwezigheid van het beweerdelijke illegale manipulatie-instrument geen grondslag bestaan voor de vorderingen jegens de Autodealers. Aan deze vorderingen hebben de stichtingen immers hoofdzakelijk ten grondslag gelegd dat de geïmporteerde, verkochte en geleasede voertuigen een illegaal manipulatie-instrument bevatten, waardoor schade is veroorzaakt. Er is dus sprake van één initiële, gemeenschappelijke en alles overkoepelende schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten de ontwikkeling van dat illegale manipulatie-instrument.
4.10.
De schadeveroorzakende gebeurtenis is dus niet het op de Nederlandse markt brengen van voertuigen met een vals certificaat van overeenstemming en het verkopen of leasen van deze voertuigen aan de benadeelden, zoals de Stichtingen hebben gesteld. Weliswaar hebben deze gebeurtenissen ervoor gezorgd dat de schadelijke gevolgen zijn ingetreden, maar zonder de aanwezigheid van het beweerdelijk illegale manipulatie-instrument zou er door deze gebeurtenissen geen schade zijn ontstaan. In de toelichting bij het amendement Van Gent c.s. is ook geen aanknopingspunt te vinden dat het intreden van de
schadelijke gevolgenvan een gebeurtenis of gebeurtenissen beslissend moet zijn voor de vraag welk collectief actierecht van toepassing is.
Hetzelfde geldt voor de gestelde onrechtmatige updates van de software die zouden hebben plaatsgevonden na 15 november 2016 en die tot aanvullende schade zouden hebben geleid. Deze updates zijn onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van het gestelde illegale manipulatie-instrument. Bovendien zou het aanmerken van updates als zelfstandig schadeveroorzakende gebeurtenis tot gevolg hebben dat een deel van de rechtsvorderingen onder de WAMCA moet worden beoordeeld, en een deel onder het oude recht. Dat is juist wat het overgangsrecht probeert te voorkomen.
4.11.
De ontwikkeling van het beweerdelijke illegale manipulatie-instrument heeft voor 15 november 2016 plaatsgevonden. De slotsom is dus dat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is op deze collectieve actie.
Representativiteit volgens artikel 3:305a (oud) BW
4.12.
De rechtbank stelt het volgende voorop in het kader van de representativiteit.
4.13.
Artikel 3:305a (oud) BW bepaalt dat een stichting of vereniging (hierna: belangenorganisatie) een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt. Artikel 3:305a lid 2 (oud) BW bepaalt onder meer dat een belangenorganisatie niet ontvankelijk is, indien met de rechtsvordering de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld onvoldoende gewaarborgd zijn. Dit zogenoemde waarborgvereiste heeft als doel om belangenorganisaties met onzuivere motieven te weren. Of de belangen waarop de collectieve actie ziet voldoende zijn gewaarborgd moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat bij de beoordeling of met de collectieve actie de belangen van de betrokken personen al dan niet voldoende zijn gewaarborgd, de rechter dient te onderzoeken i) in hoeverre de betrokkenen uiteindelijk baat hebben bij de collectieve actie indien het gevorderde wordt toegewezen en ii) in hoeverre erop vertrouwd mag worden dat de eisende organisatie over voldoende kennis en vaardigheden beschikt om de procedure te voeren. In de wetsgeschiedenis worden een aantal factoren genoemd die bij de beantwoording van deze vragen in algemene zin een rol kunnen spelen. De omvang van de groep benadeelden die zijn aangesloten bij de belangenorganisatie en in hoeverre zij de collectieve actie ondersteunen zijn zulke factoren.
4.14.
Artikel 3:305a (oud) BW stelde, anders dan de huidige bepaling (art. 3:305a lid 2 (nieuw BW), voor ontvankelijkheid in een collectieve actie niet de eis dat de belangenorganisatie voldoende representatief is. Wel kunnen de factoren die een rol spelen bij de beoordeling van de representativiteit van een belangenorganisatie worden meegewogen bij de beoordeling of is voldaan aan het waarborgvereiste. De wetsgeschiedenis benadrukt dat het aantal benadeelden dat is aangesloten bij een belangenorganisatie geen formeel vereiste is. Het vormt een belangrijke aanwijzing dat is voldaan aan het waarborgvereiste, maar moet niet altijd doorslaggevend zijn.
Verder geldt dat als de groep personen ten behoeve van wie de vordering is ingesteld van zodanige omvang is dat het procederen op naam eenvoudig te realiseren is, het instellen van een collectieve actie niet efficiënt en effectief is.
4.15.
Gelet op het hiervoor onder 4.13 en 4.14 weergegeven toetsingskader zal de rechtbank de representativiteit van SEC, SCC en SDEJ beoordelen als onderdeel van het waarborgvereiste. Deze toets moet op grond van de situatie zoals die nu is (ex nunc) plaatsvinden en niet, zoals Renault c.s. heeft betoogd, op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding (ex tunc).
4.16.
Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat de Stichtingen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij niet voldoende representatief zijn in de zin van artikel 3:305a (oud) BW. Gedaagden hebben aangevoerd dat de Stichtingen niets hebben gesteld over de omvang van hun achterban en voor zover ze dat op zitting hebben gedaan, dat niet is onderbouwd met stukken.
4.17.
Verder hebben de Autodealers aangevoerd dat SCC en SDEJ niets hebben gesteld over de samenstelling van hun achterban, in het bijzonder hoeveel van hun deelnemers een “Getroffen Voertuig” via een Autodealer hebben gekocht of geleaset. Zonder die cijfers kan volgens de Autodealers niet worden vastgesteld of SCC en SDEJ voor wat betreft de vorderingen tegen de Autodealers representatief zijn, in die zin dat zij voor die vorderingen steun hebben van een relevant gedeelte van hun achterban. Het lijkt alsof SCC en SDEJ hun deelnemers niet hebben gevraagd of zij hun voertuig bij een Autodealer hebben gekocht (en zo ja, bij welke). Evenmin informeren zij hun potentiële deelnemers over het feit dat ook vorderingen tegen de Autodealers worden ingesteld en wat die vorderingen inhouden. Uit de aanmelding als deelnemer bij SCC of SDEJ kan daarom niet automatisch steun voor de vorderingen tegen de Autodealers worden afgeleid. Om die reden kan niet worden gezegd dat de belangen van de gedupeerden bij SCC en SDEJ voldoende zijn gewaarborgd, althans voor zover het de vorderingen tegen de Autodealers betreft, aldus de Autodealers.
4.18.
Het standpunt van gedaagden wordt niet gevolgd. Met inachtneming van het toetsingskader zoals weergegeven onder 4.13 en 4.14, is de rechtbank van oordeel dat de Stichtingen voldoende representatief zijn in het kader van het waarborgvereiste. SEC heeft toegelicht dat in Nederland circa 225.000 “Getroffen Voertuigen” zijn geregistreerd in de relevante periode. Op de zitting is door SCC en SDEJ aangevoerd dat er circa 200.000 Renault- en Daciavoertuigen zijn verkocht in de relevante periode. De bezitters van deze voertuigen vormen dus de achterban waarvoor de Stichtingen stellen op te komen. Met deze aantallen hebben de Stichtingen voldoende onderbouwd dat de groep van personen ten behoeve van wie zij de vorderingen hebben ingesteld van zodanige omvang is dat het procederen op naam niet eenvoudig te realiseren is en het instellen van een collectieve actie efficiënt en effectief is.
Op de zitting hebben SEC, SCC en SDEJ bovendien toegelicht dat bij hen op dit moment respectievelijk 5.934, 6.578 en 6.252 personen geregistreerd zijn als benadeelden. De rechtbank ziet, ondanks hetgeen gedaagden hebben aangevoerd over het gebrek aan onderbouwing, geen aanleiding om deze aantallen in twijfel te trekken. Daarmee hebben de Stichtingen voldoende onderbouwd dat er ook een concrete achterban is die belang heeft bij een collectieve actie en die deze collectieve actie ook daadwerkelijk steunt. Daarvoor is registratie bij de Stichtingen voldoende.
SCC en SDEJ hebben verder op de zitting toegelicht dat het voor de deelnemers voldoende duidelijk is, althans moet zijn, dat SCC en SDEJ ook vorderingen hebben ingesteld tegen de Autodealers. Het staat immers in de statuten die voor iedereen te raadplegen zijn op de website en in het aanmeldproces wordt gevraagd of zij hun voertuig hebben gekocht bij een Autodealer (Renault- of Daciadealer). Uit de aanmelding kan dan ook steun worden afgeleid voor de vorderingen tegen de Autodealers. Gelet op het aantal gedagvaarde Autodealers en de grootte van de achterban ligt het voor de hand dat een deel van de deelnemers hun voertuig heeft gekocht bij één van de gedagvaarde Autodealers. Het is in het kader van de representativiteit niet nodig om een concreet aantal vast te stellen.
4.19.
Al hetgeen gedaagden verder hebben aangevoerd over het representativiteitsvereiste in de zin van artikel 3:305a (nieuw) BW kan buiten beschouwing blijven.
4.20.
De overige factoren die van belang kunnen zijn bij de beoordeling of voldaan is aan het waarborgvereiste zullen (indien nodig) in de volgende fase van de procedure aan bod komen. Het verzoek van Renault c.s. om zich nog te mogen uitlaten over de representativiteit van de stichtingen onder het oude collectieve actierecht wordt afgewezen, omdat zij dit al in haar antwoordakte en op de zitting heeft gedaan.
Vervolg van de procedure en tussentijds hoger beroep
4.21.
Nu artikel 3:305a (nieuw) BW niet van toepassing is, zullen de door de Stichtingen aanhangig gemaakte zaken (702519 / HA ZA 21-500, 710414 / HA ZA 21-1028 en 710434 HA ZA 21-030) afzonderlijk worden voortgezet. Wel zal in de roladministratie worden aangetekend dat deze drie zaken met elkaar samenhangen. De zaken zullen worden gevoegd op de rol (“rolvoeging”). Van de gedaagden in de door SCC en SDEJ aanhangig gemaakte zaken zal alsnog griffierecht worden geheven.
4.22.
De eerder vastgestelde procesorde wordt aangepast. De zaken zullen worden verwezen naar de rol voor (incidentele) conclusie van gedaagden met betrekking tot i) de ontvankelijkheid van SEC, SCC en SDEJ volgens artikel 3:305a (oud) BW, met uitzondering van de representativiteit van de Stichtingen, en ii) het toepasselijk recht op de vorderingen van de Stichtingen. De rechtbank stelt een maximumomvang van de (incidentele) conclusies van 30 pagina’s op prijs.
4.23.
SEC heeft verzocht om, indien de rechtbank oordeelt dat artikel 3:305a BW (nieuw) niet van toepassing is op de vorderingen, in de gelegenheid te worden gesteld om haar vorderingen en stellingen aan te passen. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat SEC al in haar eiswijziging rekening heeft gehouden met de hiervoor onder 4.11 vermelde uitkomst.
4.24.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak tussentijds hoger beroep toe te staan.
Proceskosten
4.25.
De rechtbank zal de beslissingen over de proceskosten aanhouden.
Tot slot
4.26.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaken naar de rol van
26 april 2023voor de hiervoor onder 4.22 bedoelde (incidentele) conclusie;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen, mr. M.R. Jöbsis en mr. T.T. Hylkema, rechters, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023. [1]
BIJLAGE
Vorderingen SEC (na eiswijziging)
Voor zover de WAMCA van toepassing is:
Verzoek aanwijzing Exclusieve Belangenbehartiger
1. Voor zover de WAMCA op de onderhavige vorderingen van toepassing is; de Stichting
aan te wijzen als Exclusieve Belangenbehartiger in de zin van artikel 1018e lid 1 Rv;
Verklaringen voor recht
2. Te verklaren voor recht dat Renault en de Importeur ieder voor zich onrechtmatig jegens
Gedupeerden hebben gehandeld;
3. Te verklaren voor recht dat Renault en de Importeur hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de
als gevolg van hun onrechtmatig handelen door Gedupeerden geleden schade en
gehouden zijn die schade te vergoeden;
Vordering tot veroordeling tot schadevergoeding en vergoeding van proceskosten
4. Renault en de Importeur hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door
Gedupeerden geleden schade;
5. Renault en de Importeur hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder
de nakosten, althans - voor zover de WAMCA van toepassing is en uw rechtbank een
uitspraak doet ingevolge artikel 1018i Rv - de door uw rechtbank nader vast te stellen
redelijke en evenredige kosten die Stichting in verband met het instellen van deze
procedure heeft gemaakt als bedoeld in artikel 10181 lid 2 Rv, en al deze kosten te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitspraak van het in deze
procedure te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
Voor zover het actierecht van vóór 1 januari 2020 van toepassing is:
1. Te verklaren voor recht dat Renault en de Importeur ieder voor zich onrechtmatig jegens
Gedupeerden hebben gehandeld;
2. Te verklaren voor recht dat Renault en de Importeur hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de
als gevolg van hun onrechtmatig handelen door Gedupeerden geleden schade en
gehouden zijn die schade te vergoeden;
3. Renault en de Importeur hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder
de nakosten, al deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de
uitspraak van het in deze procedure te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele
voldoening.
Vorderingen SCC
Ontvankelijkheid en exclusieve belangenbehartiger
1. voor recht te verklaren dat Car Claim ontvankelijk is in deze collectieve actieprocedure;
2. Car Claim aan te wijzen als exclusieve belangenbehartiger;
Opt out
3. te bepalen dat:
i. iedere Autobezitter met woonplaats of verblijf in Nederland gedurende een periode van drie maanden na de aankondiging van de uitspraak waarbij Car Claim als exclusieve
belangenbehartiger wordt aangewezen, de griffie van de rechtbank schriftelijk kan laten weten zich van de behartiging van diens belangen in deze collectieve vordering te onttrekken (opt-out, artikel 1018f lid 1 Rv);
ii. iedere Autobezitter zonder woonplaats of verblijfplaats in Nederland gedurende een periode van drie maanden na de aankondiging van de uitspraak waarbij Car Claim als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen, de griffie van de rechtbank schriftelijk kan laten wetenzich van de behartiging van diens belangen in deze collectieve vordering te onttrekken (opt-out, artikel 1018f lid 5 slotzin Rv);
Verklaringen voor recht
4. voor recht te verklaren dat natuurlijke personen die werkzaam zijn als zelfstandigen zonder personeel en eenmanszaken met slechts één werknemer, in de in deze procedure toe te wijzen vonnissen ook hebben te gelden als Particuliere Partijen;
5. voor recht te verklaren dat:
i. Renault c.s., de Importeur en Renault-Nissan onrechtmatig hebben gehandeld jegens de
Autobezitters;
ii. Renault c.s., de Importeur en Renault-Nissan hoofdelijk aansprakelijk zijn voor vergoeding van de door de Autobezitters geleden en nog te lijden schade;
iii. de door Autobezitters geleden schade ten minste gelijk is aan de door de rechtbank in goede justitie vastte stellen prijsvermindering onder 6(iii), dan wel 6(v);
iv. Renault c.s., de Importeur en Renault-Nissan over de aan de Autobezitters te betalen
schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd zijn vanaf de datum dat de desbetreffende
Autobezitters de koopprijs, leaseprijs of bijtelling hebben voldaan, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6. voor recht te verklaren dat:
primair
i. de Getroffen Voertuigen niet de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn, althans dat de Getroffen Voertuigen andere dan gebruiksbepalende eigenschappen bezitten die niet aan de Overeenkomsten voldoen;
ii. de redelijke termijn tot herstel en/of vervanging van de gebreken in de Getroffen Voertuigen ex artikel 7:21 lid 3 BW ongebruikt is verstreken;
iii. Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B bevoegd zijn om de door hen voor de Getroffen Voertuigen betaalde bedragen uit hoofde van de Overeenkomsten op grond van gedeeltelijke ontbinding te verminderen met een nader door de rechtbank vast te stellen bedrag;
subsidiair
iv. de sub 6(i) genoemde gebreken en de omissies aan de Getroffen Voertuigen zo essentieel zijn dat weldenkende kopers bij een juiste voorstelling van zaken de Overeenkomsten niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zouden hebben gesloten;
v. Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B bevoegd zijn om de door hen voor de Getroffen Voertuigen betaalde bedragen uit hoofde van de Overeenkomsten op grond van gedeeltelijke vernietiging te verminderen met een nader door de rechtbank vast te stellen bedrag;
primair en subsidiair
vi. de Handelaren over de prijsvermindering jegens de Particuliere Partijen A en B wettelijke rente, en jegens de Zakelijke Partijen A en B wettelijke handelsrente verschuldigd zijn vanaf de datum waarop de desbetreffende Autobezitters de koopprijs / leasepenningen hebben voldaan;
Vordering tot ongedaanmaking, terugbetaling en schadevergoeding
Jegens Renault c.s., de Importeur en Renault-Nissan
7. Renault Holding, Renault, Dacia, de Importeur en Renault-Nissan hoofdelijk te veroordelen aan de Autobezitters de schade te vergoeden die zij hebben geleden, door middel van betaling aan hen van een nader door de rechtbank vast te stellen schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Jegens de Handelaren
primair
8. de gedeeltelijke ontbinding van de Overeenkomsten tussen de Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B en de desbetreffende Handelaren uit te spreken;
subsidiair
9. de gedeeltelijke vernietiging van de Overeenkomsten tussen de Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B en de desbetreffende Handelaren uit te spreken;
primair en subsidiair
10. de respectieve Handelaren te veroordelen tot betaling aan Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B van dat deel van de koopprijs dat deze Autobezitters aan hen te veel hebben betaald voor de Getroffen Voertuigen (de prijsvermindering), in geval van Particulieren Partijen te vermeerderen met wettelijke rente en in geval van Zakelijke Partijen wettelijke handelsrente, vanaf de datum dat de desbetreffende Autobezitters de koopprijs hebben voldaan, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Collectieve schadeafwikkeling
11. te bepalen dat alle door Gedaagden aan Autobezitters verschuldigde vergoedingen aan Car Claim zullen worden betaald onder nader door de rechtbank te stellen voorwaarden van collectieve schadeafwikkeling met inachtneming van het bepaalde in artikel 1018i lid 2 Rv;
Buitengerechtelijke kosten en (proces)kosten (art. 6:96 BW en art. 10181 lid 2 Rv)
12. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan Car Claim van:
i. de volledige door Car Claim gemaakte buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
ii. de volledige proceskosten van Car Claim, waaronder de kosten van haar procesfinancier, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen
eindvonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet;
iii. de kosten die Car Claim zal maken in verband met de handelingen die Car Claim in haar
hoedanigheid van exclusieve belangenbehartiger tot aan het eindvonnis geacht zal worden uit te voeren, waaronder maar niet beperkt tot kosten ex artikel 1018f lid 3 BW;
iv. de volledige kosten van Car Claim die zij in verband met de schadeafwikkeling zal maken vanaf het in deze procedure te wijzen eindvonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen eindvonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en
v. de kosten die Car Claim zal maken ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen
eindvonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet.
een en ander met dien verstande dat voor zover de rechtbank van oordeel is dat op het onderliggende feitencomplex het collectieve actierecht van toepassing is zoals dat gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie, dan heeft te gelden dat de vorderingen sub 2, 3, 7, 10 en 12(iii) van dit petitum komen te vervallen.
Vorderingen SDEJ
Ontvankelijkheid en exclusieve belangenbehartiger
1. voor recht te verklaren dat SDEJ ontvankelijk is in deze collectieve actieprocedure;
2. te bepalen dat
primair
Car Claim zal worden aangewezen als exclusieve belangenbehartiger, voor zover zij ontvankelijk is in haar vordering tegen Gedaagden, onder de bepaling dat SDEJ bevoegd blijft om in die procedure als dan zelfstandig proceshandelingen te verrichten; en
subsidiair
voor het geval Car Claim niet-ontvankelijk is of anderszins niet als EB zal worden aangewezen, SDEJ zal worden aangewezen als exclusieve belangenbehartiger;
Opt-out
3. te bepalen dat:
i. iedere Autobezitter met woonplaats of verblijf in Nederland die behoort tot de Nauw Omschreven Groep, gedurende een periode van drie maanden na de aankondiging van de uitspraak op de wijze bedoeld in art. 1018f lid 3 Rv, de griffie van de rechtbank schriftelijk kan laten weten zich van de behartiging van diens belangen in deze collectieve vordering te onttrekken (opt-out, artikel 1018f lid 1 Rv);
ii. iedere Autobezitter zonder woonplaats of verblijfplaats in Nederland die behoort tot de Nauw Omschreven Groep, gedurende een periode van drie maanden na de aankondiging van de uitspraak op de wijze bedoeld in art. 1018f lid 3 Rv, de griffie van de rechtbank schriftelijk kan laten weten zich van de behartiging van diens belangen in deze collectieve vordering te onttrekken (opt-out, artikel 1018f lid 5 slotzin Rv);
Verklaringen voor recht
4. voor recht te verklaren dat natuurlijke personen die werkzaam zijn als zelfstandigen zonder personeel en eenmanszaken met slechts één werknemer, in de in deze procedure toe te wijzen vonnissen ook hebben te gelden als Particuliere Partijen;
5. voor recht te verklaren dat:
i. Renault c.s. en de Importeur onrechtmatig hebben gehandeld jegens de Autobezitters;
ii. Renault c.s. en de Importeur hoofdelijk aansprakelijk zijn voor vergoeding van de door de Autobezitters geleden en nog te lijden schade;
iii. de door Autobezitters geleden schade ten minste gelijk is aan de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen prijsvermindering onder 6(iii), dan wel 6(v);
iv. Renault c.s. en de Importeur over de aan de Autobezitters te betalen schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd zijn vanaf de datum dat de desbetreffende Autobezitters de koopprijs, leaseprijs of bijtelling hebben voldaan, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6. voor recht te verklaren dat:
primair
i. de Getroffen Voertuigen niet de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn, althans dat de Getroffen Voertuigen andere dan gebruiksbepalende eigenschappen bezitten die niet aan de Overeenkomsten voldoen;
ii. de redelijke termijn tot herstel en/of vervanging van de gebreken in de Getroffen Voertuigen ex artikel 7:21 lid 3 BW ongebruikt is verstreken;
iii. Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B bevoegd zijn om de door hen voor de Getroffen Voertuigen betaalde bedragen uit hoofde van de Overeenkomsten op grond van gedeeltelijke ontbinding te verminderen met een nader door de rechtbank vast te stellen bedrag;
subsidiair
iv. de sub 6(i) genoemde gebreken en de omissies aan de Getroffen Voertuigen zo essentieel zijn dat weldenkende kopers bij een juiste voorstelling van zaken de Overeenkomsten niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zouden hebben gesloten;
v. Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B bevoegd zijn om de door hen voor de Getroffen Voertuigen betaalde bedragen uit hoofde van de Overeenkomsten op grond van gedeeltelijke vernietiging te verminderen met een nader door de rechtbank vast te stellen bedrag;
primair en subsidiair
vi. de Handelaren over de prijsvermindering jegens de Particuliere Partijen A en B wettelijke rente, en jegens de Zakelijke Partijen A en B wettelijke handelsrente verschuldigd zijn vanaf de datum waarop de desbetreffende Autobezitters de koopprijs / leasepenningen hebben voldaan;
Vordering tot ongedaanmaking, terugbetaling en schadevergoeding
Jegens Renault c.s. en de Importeur
7. Renault Holding, Renault, Renault-Nissan, Dacia en de Importeur hoofdelijk te veroordelen aan de Autobezitters de schade te vergoeden die zij hebben geleden, door middel van betaling aan hen van een nader door de rechtbank vast te stellen schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Jegens de Handelaren
primair
8. de gedeeltelijke ontbinding van de Overeenkomsten tussen de Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B en de desbetreffende Handelaren uit te spreken;
subsidiair
9. de gedeeltelijke vernietiging van de Overeenkomsten tussen de Particuliere Partijen A en Ben Zakelijke Partijen A en B en de desbetreffende Handelaren uit te spreken;
primair en subsidiair
10. de respectieve Handelaren te veroordelen tot betaling aan Particuliere Partijen A en B en Zakelijke Partijen A en B van dat deel van de koopprijs dat deze Autobezitters aan hen te veel hebben betaald voor de Getroffen Voertuigen (de prijsvermindering), in geval van Particulieren Partijen te vermeerderen met wettelijke rente en in geval van Zakelijke Partijen wettelijke handelsrente, vanaf de datum dat de desbetreffende Autobezitters de koopprijs hebben voldaan, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Collectieve schadeafwikkeling
11. te bepalen dat alle door Gedaagden aan Autobezitters verschuldigde vergoedingen aan de aan te wijzen exclusieve belangenbehartiger zullen worden betaald onder nader door de rechtbank te stellen voorwaarden van collectieve schadeafwikkeling met inachtneming van het bepaalde in artikel 1018i lid 2 Rv;
Buitengerechtelijke kosten en (proces)kosten (art. 6:96 BW en art. 1018l lid 2 Rv)
12. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan SDEJ van:
i. de volledige door SDEJ gemaakte buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
ii. de volledige proceskosten van SDEJ, waaronder de kosten van haar procesfinancier (de Funder), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum
van het in deze procedure te wijzen eindvonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
iii. de kosten die SDEJ zal maken in verband met de handelingen die Car Claim of SDEJ in haar hoedanigheid van (mede) exclusieve belangenbehartiger tot aan het eindvonnis geacht zal worden uit te voeren, waaronder maar niet beperkt tot kosten ex art. 1018f lid 3 BW;
iv. de volledige kosten van SDEJ die zij in verband met de schadeafwikkeling zal maken vanaf het in deze procedure te wijzen eindvonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen eindvonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en
v. de kosten die SDEJ zal maken ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen eindvonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
een en ander met dien verstande dat voor zover de rechtbank van oordeel is dat op het onderliggende feitencomplex het collectieve actierecht van toepassing is zoals dat gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie, dan heeft te gelden dat de vorderingen sub 2, 3, 5(iii) en 8 komen te vervallen.

Voetnoten

1.type: PP