Op 5 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1953, die op dat moment in een kliniek verbleef. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende personen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn raadsvrouw mr. M. Lindhout, en een psychiater. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene met betrekking tot verplichte zorg gerespecteerd dienen te worden, tenzij er sprake is van wils(on)bekwaamheid of acuut levensgevaar. De behandelaren gaven aan dat het redelijk goed ging met de betrokkene en dat hij binnenkort naar huis kon, mits hij ambulante psychiatrische zorg accepteerde. De betrokkene verzet zich echter tegen de voortzetting van de opname en de begeleiding door een ambulant team, en wenst zijn medicatie via de huisarts te ontvangen.
De rechtbank concludeert dat er geen acuut levensgevaar is en dat de psychiater de wilsbekwaamheid van de betrokkene niet heeft getoetst. Op basis van de medische verklaring gaat de rechtbank ervan uit dat de betrokkene wilsbekwaam is. Gezien het verzet van de betrokkene tegen de zorgmachtiging, wijst de rechtbank het verzoek af. De beschikking is mondeling gegeven door rechter C.C.M. Oude Hengel en is op 12 juli 2023 schriftelijk uitgewerkt.