ECLI:NL:RBAMS:2023:4633

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
13/099137-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor wapenbezit en cocaïnehandel

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd. De zaak betreft de tenlastelegging van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van cocaïne. De verdachte heeft op 13 april 2023 in Amsterdam een (half) geladen pistool van het merk Zoraki en ongeveer 12,17 gram cocaïne voorhanden gehad. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, de feiten bewezen verklaard, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat de hoeveelheid cocaïne niet met zekerheid kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs in overweging genomen en geoordeeld dat de feiten bewezen zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 306 dagen, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd zoals meldplicht bij de reclassering en meewerken aan behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in de strafmaat meegewogen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/099137-23 (promis)
Datum uitspraak: 11 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het (post)adres [adres 1] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kurniawan-Ayre en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.J. Moerdijk naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 april 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (half) geladen pistool, van het merk Zoraki, model 918, kaliber fabrieksorigineel 9mm PAK, zijnde een (vuur)wapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft beide feiten bekend. Ten aanzien van feit 1 is door de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd. De verdediging merkt alleen op dat verdachte zich niet bedreigend heeft opgesteld met het wapen.
Ten aanzien van het tweede feit stelt de verdediging dat de tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne niet kan worden bewezen. Uit het laboratoriumrapport blijkt dat er 9,58 gram materiaal in een open waardezak is aangeleverd en dat de integriteit van het item geschonden kan zijn. Daardoor is niet met zekerheid vast te stellen wat er in deze waardezak zat. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij meende cocaïne in zijn bezit te hebben, maar het is algemeen bekend dat drugs soms worden verkocht als drugs terwijl zij dat vervolgens niet blijken te zijn. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom deze 9,58 gram van het bewijs uit te sluiten en in de strafmaat rekening te houden met een kleinere hoeveelheid cocaïnebezit.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Omdat verdachte het bewezenverklaarde feit 1 heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, voor dit bewezenverklaarde feit met de in de bijlage genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan.
Ten aanzien van feit 2
Uit het laboratoriumrapport van 2 mei 2023 volgt dat er een stof is aangetroffen die 12,17 gram cocaïne bevat. Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij cocaïne bij zich had. De rechtbank is daarom – anders dan de raadsvrouw heeft betoogd – van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte een hoeveelheid van ongeveer 12,17 gram cocaïne voorhanden heeft gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 13 april 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (half) geladen pistool, van het merk Zoraki, model 918, kaliber fabrieksorigineel 9mm PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2.
op 13 april 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,17 gram cocaïne.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
Het gaat om ernstige feiten waarbij een gevangenisstraf op zijn plaats is. Het beeld dat de reclassering schetst van verdachte baart zorgen. Tijdens zijn periode in detentie is er geen verbetering te zien in zijn houding. Daarom acht de officier van justitie het geboden dat verdachte nog een periode vast blijft zitten. Zij vordert dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door reclassering.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft hulp nodig en dat hij is ook bereid mee te werken aan de bijzondere voorwaarden. Daarnaast licht de verdediging toe dat verdachte dicht kan klappen als hem niet duidelijk is wat er bedoeld wordt of als hij het overzicht verliest. Dit verklaart zijn terughoudende houding ten aanzien van hulpverlening zoals de reclassering heeft beschreven in haar rapport.
De verdediging heeft ten aanzien van de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport, het volgende aangevoerd. Verdachte dient zich te melden bij de reclassering in Amsterdam, wat niet praktisch is als verdachte in [plaats] komt te wonen. Verder verzoekt de verdediging de middelencontrole en het locatiegebod niet op leggen als bijzondere voorwaarden. Vanuit de wooninstelling waar verdachte zou komen te wonen gelden ten aanzien van deze onderwerpen al regels waar hij zich aan moet houden. Het daarnaast opleggen van middelencontrole en een locatiegebod als bijzondere voorwaarden, is een te grote inperking van de vrijheden van verdachte en staat niet in verhouding tot de verdenking in deze zaak, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn blanco strafblad.
Nu de hoeveelheid cocaïne niet met zekerheid kan worden vastgesteld verzoekt de raadsvrouw bij het opleggen van de straf hiermee rekening te houden en zij . raadsvrouw de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te stellen aan de duur van de voorlopige hechtenis tot aan de zittingsdag, te weten 90 dagen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten door een vuurwapen te dragen en cocaïne bij zich te hebben. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van verdachte zelf en de personen om hem heen met zich. Dit geldt te meer nu het wapen half geladen was en verdachte het wapen bij zich droeg in de openbare ruimte: dit kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Juist de stad Amsterdam wordt veelvuldig opgeschrikt door schietincidenten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Ook het bezit van harddrugs, dat bovendien naar verklaring van verdachte bedoeld was om te dealen, dient krachtig bestreden te worden nu het gebruik daarvan gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers en kan leiden tot verslaving. Het gebruik van en de handel in drugs leidt bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormt zo een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor strafoplegging. Deze geven als oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Bij het voorhanden hebben van deze hoeveelheid cocaïne noemen de oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 80 uur. Strafverzwarend acht de rechtbank dat hier sprake is van een halfgeladen wapen en een dealerindicatie.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils in Amsterdam, van 3 juli 2023, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. De reclassering vindt dat er sprake is van risico’s op vrijwel alle leefgebieden, waardoor zij interventies in het gedwongen kader nodig acht om tot recidivebeperking te komen. Daarbij stelt de reclassering dat zij ernstige twijfels heeft over de haalbaarheid van het toezicht, nu verdachte in detentie niet of nauwelijks meewerkt aan re-integratiedoelen en er sprake is van weerstand in het contact met reclassering. Uit de aanvulling op het reclasseringsadvies van 10 juli 2023, blijkt dat diezelfde dag een digitaal intakegesprek tussen verdachte en een coördinerend begeleider van [naam wooninstelling] , de wooninstelling waar verdachte begeleid zou kunnen wonen, heeft plaatsgevonden. [naam wooninstelling] heeft een positieve indruk overgehouden aan het gesprek en verdachte kan daar per 12 juli 2023 terecht.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland een blanco strafblad heeft. Wel heeft verdachte bij de reclassering aangegeven in [land] een paar weken in de gevangenis te hebben gezeten voor het bezit van softdrugs.
Verder overweegt de rechtbank als volgt. De aard en ernst van het handelen van verdachte rechtvaardigen de oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Verdachte heeft reeds 90 dagen vast gezeten. Hoewel de reclassering haar twijfels heeft geuit over de haalbaarheid van het toezicht, zien zij wel mogelijkheden om met verdachte aan de slag te gaan. De verdediging heeft toegelicht waar de weerstand van verdachte bij het accepteren van hulp vandaan kan komen. De rechtbank ziet op zitting dat verdachte een redelijk open houding heeft, zowel ten aanzien van de tenlastegelegde feiten als ook ten aanzien van zijn persoonlijke situatie. Hij lijkt gemotiveerd te zijn om, zoals hij zelf zegt, het rechte pad op te gaan. Dit wordt onderstreept door de positieve indruk die verdachte heeft achtergelaten tijdens het intakegesprek met de wooninstelling [naam wooninstelling] . Gelet op de zorgen die bestaan op alle leefgebieden acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte een kans krijgt om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank is daarom van oordeel dat een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd, zodat de nadruk op het meewerken aan hulpverlening komt te liggen. Met een groot voorwaardelijk strafdeel wordt enerzijds recht gedaan aan de ernst van het feit, anderzijds aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de behoefte om zijn leven op orde te krijgen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 306 dagen, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (onder wijziging van de locatie van de meldplicht van Amsterdam naar [plaats] ) passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 4 stuks diazepam met goednummer 6327220
  • 0,08 gram LSD met goednummer 6327232
  • 2 weegschalen met goednummers 6327245 en 6327242
  • Een wapen met goednummer 6327198
  • Een stuk munitie met goednummer 6327206
De officier van justitie heeft ten aanzien van de diazepam, de 0,08 gram LSD, het wapen en de munitie verzocht om deze goederen te onttrekken aan het verkeer. De diazepam was verpakt om te verhandelen. De LSD is niet nader onderzocht, maar gelet op de omstandigheden waaronder het is aangetroffen – samen met cocaïne – dient ervan uit te worden worden gegaan dat dit ook bestemd was voor handel. Ten aanzien van de weegschalen heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Verbeurdverklaring
De weegschalen behoren aan verdachte toe. Verdachte had op het moment van aantreffen ook cocaïne en LSD bij zich, (deels) verpakt in pony packs, en naar eigen zeggen bestemd om te dealen. Gelet op de omstandigheden waaronder de weegschalen zijn aangetroffen, kan geconcludeerd worden dat de weegschalen in relatie staan tot het bewezenverklaarde feit 2, drugsbezit. Daarom worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Ook de diazepam, LSD, het wapen en munitie behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze voorwerpen de bewezen geachte feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
306 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
7 (zeven) maanden,van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen zeven dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering, op een door de reclassering nader te specifiëren locatie in [plaats] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door de Geestelijke Gezondheidszorg Noord-Holland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start bij het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft bij [naam wooninstelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start bij het ingaan van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde is gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met het Openbaar Ministerie nodig acht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met Veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het locatiegebod hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van twaalf uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is [adres 2] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Het vinden en behouden van dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
2 weegschalen met goednummers 6327245 en 6327242
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 4 stuks diazepam met goednummer 6327220
  • 0,08 gram LSD met goednummer 6327232
  • Een wapen met goednummer 6327198
  • Een stuk munitie met goednummer 6327206
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenisvan verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf, te weten 17 juli 2023.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en S.I.E. de Graaff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2023.
[...]