ECLI:NL:RBAMS:2023:4631

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
13/283259-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor medeplegen poging doodslag en openlijk geweld in vereniging

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 maart 2022 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer meermalen met kracht tegen het hoofd en lichaam heeft geschopt en geslagen terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en medische rapportages, en heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte gezamenlijk geweld hebben gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, wat leidde tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer, waaronder schedelfracturen en hersenkneuzingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn en dat de verdachte strafbaar is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/283259-22 (promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.J.C. Verlaan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd
1.
primair: poging tot doodslag in vereniging van [slachtoffer] op 25 maart 2022 in Amsterdam door deze [slachtoffer] terwijl deze op de grond lag meermalen met kracht tegen het hoofd te schoppen en slaan,
subsidiair: opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in vereniging tegen [slachtoffer] op 25 maart 2022 in Amsterdam door deze [slachtoffer] terwijl hij op de grond lag meermalen met kracht tegen het hoofd te schoppen en te slaan, waarbij het zwaar lichamelijk letsel bestaat uit onder andere schedelfracturen en hersenkneuzingen;
2. plegen van openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer] op 25 maart 2022 in Amsterdam welk geweld bestond uit het op de grond gooien en het met kracht schoppen en slaan tegen die [slachtoffer] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag in vereniging van [slachtoffer] . Zij heeft daartoe – kort samengevat – gewezen op de herkenning van verdachte en medeverdachte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Uit de rapportages van de GGD en het MUMC komt voldoende duidelijk naar voren dat het letsel is ontstaan door het handelen van verdachte en medeverdachte.
Gelet op het voorgaande kan ook feit 2 bewezen worden, waarbij sprake is van eendaadse samenloop.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft – kort samengevat – bepleit dat verdachte niet een van de beide verdachten van het strafbare feit is. Mocht de rechtbank van mening zijn dat verdachte wel bij het strafbare feit is betrokken dan blijkt uit de 112-melding alleen dat verdachte en medeverdachte het slachtoffer hebben geslagen. Uit de melding blijkt niet dat er is geschopt. De 112-melding acht de raadsman betrouwbaarder dan de getuigenverklaringen waarin wordt gesproken over schoppende bewegingen, nu de 112-melding pal na het incident gedaan. Verdachte kan daarom niet worden aangemerkt als pleger of medepleger van de schoppende bewegingen. Voorts kan het mogelijk fatale letsel dat is geconstateerd bij de aangever niet worden toegerekend aan het handelen van verdachte, omdat er teveel tijd zit tussen de tenlastegelegde handelingen en het intreden van het letsel.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit kan worden bewezen, waarbij het geweld enkel bestond uit het slaan tegen het hoofd of lichaam.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 25 maart 2022 om 00:20 wordt er door getuigen [getuige 2] en [getuige 1] , ter hoogte van het [naam hotel] op de [naam kade 1] in Amsterdam, een man gezien die op een bankje staat. [2] Deze man, met lichte bovenkleding, lijkt ergens op in te schoppen. Naast de man staat een tweede man, gekleed in een donkere jas. Op het moment dat de getuigen langs de twee mannen fietsen realiseren zij zich dat er tegen een persoon achter de bankjes aan getrapt wordt. Daarop is door [getuige 1] de politie gebeld. Terwijl [getuige 1] de politie belt lopen de twee mannen richting de kruising. Tussen de twee mannen in ziet [getuige 1] een derde man (hierna: het slachtoffer) strompelen, in een T-shirt met lichte kleur, die door de twee mannen omhoog wordt gehouden. [3] De getuige verklaart hierover dat de twee mannen bepaalden waar het slachtoffer naar toe moest lopen. Het slachtoffer probeert te ontsnappen, maar dat lukt niet goed en de twee mannen krijgen hem weer te pakken.
Op enig moment ziet [getuige 1] dat het slachtoffer, op de grond is beland. Terwijl het slachtoffer op de grond ligt wordt hij tegen zijn lichaam en met kracht tegen zijn hoofd geschopt. [getuige 2] verklaart dat het trappen met kracht waren, alsof je tegen een voetbal schopte. [4] Daarop belt [getuige 1] rond 00:30 uur de politie voor de tweede keer. [5] Een beknopte weergave van de inhoud van deze 112-melding zit in het dossier. Hieruit blijkt dat de politie om 00:33 bij de melders kwam, en dat de politie om 00:35 de drie mannen staande heeft gehouden. [6]
Toen [getuige 1] de politie belde bleven hij en [getuige 2] de mannen in het zicht houden. De twee mannen trokken het slachtoffer mee en zij zijn met zijn drieën richting het spoor gelopen. Getuige [getuige 1] verklaart dat de mannen hierbij voetgangers zijn tegengekomen. Hij had de indruk dat de voetgangers tussen de mannen in wilden komen, waarop de verdachte en medeverdachte deden alsof zij vrienden van elkaar waren. [7] Getuige [getuige 2] verklaart vergelijkbaar, en zij stelt dat de verdachten stopten met slaan op het moment dat er mensen langs kwamen. [8] Op camerabeelden van de [naam kade 2] is te zien dat de drie mannen samen op straat liepen en dat verdachte zijn arm om het slachtoffer heeft geslagen. [9] Verderop op de [naam kade 2] werden de drie aangesproken door een naar aanleiding van de melding ter plaatse gekomen motoragent. Deze agent werd door de melder, getuige [getuige 1] , gewezen op de drie mannen en hield hen staande. Hij kreeg niet de indruk dat er tussen de mannen onderling ruzie heerste of dat er onderling gevochten werd. De agent zag dat de persoon die later bleek te zijn [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) opgedroogd bloed op zijn shirt, lippen en mond had. De twee andere mannen bleken te zijn [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte] (hierna medeverdachte). Aangezien de mannen amicaal met elkaar omgingen en aangaven dat er niets aan de hand was heeft de politie hun de weg laten vervolgen. [10] De agent heeft twee foto’s van de drie mannen gemaakt. [11]
Om 01:35 uur ziet getuige [getuige 3] op het fietspad achter het centraal station ter hoogte van het [restaurant] een man. [12] Zij zag dat hij onvast ter been was en uiteindelijk ten val kwam. [getuige 3] belde daarop 112. Ze zag dat er bloed uit zijn mond liep en dat het leek alsof hij het bewustzijn verloor. [13] De man is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht en bleek het slachtoffer te zijn. [14]
Bij het slachtoffer is letsel geconstateerd dat onder andere bestaat uit een breuk van de linkerzijde van de schedel, een bloeding onder het schedelbot en meerdere onderhuidse zwellingen van het hoofd, de buik, het bekken en de heupen. [15] Trappen tegen het hoofd kan als goed passende verklaring worden gezien voor het ontstane letsel. [16] De breuk van de schedel en de bloeding onder het schedelbot kan worden verklaard door zowel met kracht op het hoofd trappen als door een val. [17] Bij het slachtoffer heeft een epidurale bloeding plaatsgevonden. [18] Bij een epidurale bloeding stroomt bloed tussen de schedel en de hersenen waardoor vitale structuren worden samengedrukt. Dat het slachtoffer aanvankelijk bij bewustzijn was en pas later niet aanspreekbaar is geworden past bij het natuurlijk beloop van een epidurale bloeding. [19] Wanneer bij een dergelijke bloeding geen medisch ingrijpen volgt kan dit leiden tot verlies van vitale functies van de hersenstam en tot de dood. [20] Bij het slachtoffer is sprake geweest van een beginnende inklemming van die vitale structuren. [21]
Verbalisanten die de bij de staande houding genomen foto van verdachte en medeverdachte hebben gezien omdat deze verdachten gesignaleerd stonden hebben verdachte op 1 november 2022 herkend en hem buiten heterdaad aangehouden. [22]
3.3.2.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte één van de personen was die aanwezig was op de [naam kade 1] op de vroege ochtend van 25 maart 2022. De motoragent die ter plaatse is gekomen heeft tijdens de staande houding een foto gemaakt van de twee mannen. De rechtbank stelt op grond van haar eigen waarneming van de foto ter terechtzitting en de ter terechtzitting waargenomen uiterlijke kenmerken van verdachte vast, dat de persoon rechts op de foto verdachte is.
Door de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] is verklaard dat zij hebben gezien dat het slachtoffer door twee mannen werd geschopt en geslagen en over straat is meegetrokken. Zij verklaren dat deze mannen vervolgens staande zijn gehouden door de politie. De rechtbank acht de verklaringen van de beide getuigen betrouwbaar en consistent. Zowel bij de politie als later bij de rechter-commissaris hebben zij verklaard gezien te hebben dat het slachtoffer door de twee later geïdentificeerde verdachte en medeverdachte tegen het hoofd en lichaam is geschopt en geslagen.
Getuige [getuige 1] heeft met de politie gebeld terwijl hij zicht had op het incident. Hij heeft toen gemeld dat er iemand tegen het hoofd werd geslagen en geschopt. Hij heeft bij de politie verklaard en zijn verklaring heeft hij later bij de rechter-commissaris herhaald. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] .
[getuige 2] heeft tijdens het incident, direct na het incident en geruime tijd later bij de rechter-commissaris, steeds op gelijke wijze verklaard. Wanneer er enige tijd tussen het incident en de verklaring zit moet er behoedzaam met een getuigenverklaring worden omgegaan. Nu [getuige 2] op de drie verschillende momenten zoals hiervoor genoemd steeds op gelijke wijze heeft verklaard acht de rechtbank de verklaring van [getuige 2] betrouwbaar.
Dat in de beknopte weergave van de inhoud van de 112-melding enkel wordt gerept over ‘slaan’ en niet over ‘slaan en schoppen’ doet niets af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen.
Medeplegen
Beide getuigen verklaren dat de geweldshandelingen bij het bankje rond 00:20 zijn uitgevoerd door een man met lichte bovenkleding en dat zij toen de politie voor de eerste keer hebben gebeld. De man met de lichte bovenkleding is medeverdachte. Verdachte stond er op dat moment naast. Bij de politie weten beide getuigen niet met 100% zekerheid te zeggen of de geweldshandelingen die enkele minuten later – net voorafgaand aan de (tweede) 112-melding om 00.30 – plaatsvonden, bestaande uit het met kracht tegen het hoofd trappen terwijl het slachtoffer op de grond lag, zijn gepleegd door één of twee mannen. Getuige [getuige 2] verklaart ruim een jaar na het incident bij de rechter-commissaris wel zeker te weten dat beide mannen tegen het hoofd hebben geschopt. De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat zij niet onomstotelijk kan vaststellen dat het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer door verdachte, medeverdachte, of door hen beiden is verricht. Vast staat dat beide verdachten betrokken waren bij de bovengenoemde geweldshandelingen en dat geen van beiden zich heeft gedistantieerd.
Dat brengt de rechtbank tot beantwoording van de vraag of er sprake is van medeplegen van de tenlastegelegde geweldshandelingen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Bij het geweld rondom het bankje stond verdachte ernaast. Daarna hebben verdachte en medeverdachte het slachtoffer samen opgetild, meegesleept en vastgegrepen op het moment dat het slachtoffer wilde ontsnappen. Vervolgens is het slachtoffer meermaals tegen zijn hoofd getrapt. In hun verklaringen spraken de getuigen over “daders” in meervoud. Het geheel aan handelen van verdachte en medeverdachte kwam in ieder geval op de getuigen over als een gezamenlijke actie. Dit wordt versterkt door het feit dat verdachte en medeverdachte op het moment dat mensen hen passeerden deden alsof zij vrienden waren. Verder acht de rechtbank van belang dat op de camerabeelden is te zien dat de drie mannen samen lopen, als een groep, waarbij ook verdachte een arm om het slachtoffer heen sloeg. Tot slot neemt de rechtbank in haar overweging mee dat verdachte tegen de politie bij de staandehouding heeft gezegd dat de politie hen moest laten gaan. Medeverdachte verklaarde toen dat ze ‘brothers’ zijn.
Gelet op bovenstaande oordeelt de rechtbank dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Deze samenwerking was niet kortstondig of vluchtig: de mannen liepen samen met het slachtoffer minstens twintig minuten door de stad, waarbij zij herhaaldelijk en op verschillende momenten geweldshandelingen hebben gepleegd. Verder oordeelt de rechtbank dat verdachte een bijdrage van significant gewicht heeft gespeeld door – in ieder geval – het slachtoffer mee te trekken over straat, hem te ondersteunen en te doen alsof er niets aan de hand was richting zowel omstanders als politie. Dit maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte als medepleger van de tenlastegelegde geweldshandelingen kan worden aangemerkt.
Letsel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het mogelijk fatale letsel, de epidurale bloeding in het hoofd, is ontstaan door het handelen van verdachte en medeverdachte. De verdediging heeft aangevoerd dat uit het rapport van de GGD blijkt dat de aangetoonde breuk van de schedel en de bloeding in het hoofd kan zijn ontstaan door zowel een val, als ook door het schoppen tegen het hoofd. Het slachtoffer is pas 65 minuten na de melding van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] aangetroffen door getuige [getuige 3] . Laatstgenoemde getuige zag het slachtoffer vallen. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer wel vaker viel.
De rechtbank ziet, in tegenstelling tot de verdediging, in het licht van de gepleegde geweldshandelingen geen aanleiding om te veronderstellen dat het mogelijk fatale letsel door een ander incident is ontstaan. De rechtbank hecht daarbij waarde aan de conclusie uit de letselrapportage van de GGD dat het geheel aan bij het slachtoffer vastgesteld letsel niet kan worden verklaard door één enkele val. Het letsel past bij de geweldshandelingen die zijn waargenomen door de getuigen. Specifiek ten aanzien van het hoofdletsel van het slachtoffer blijkt uit de rapportage van de GGD
dat het natuurlijke beloop van een epidurale bloeding in de loop van minuten tot uren in omvang toeneemt. Dat het slachtoffer aanvankelijk bij bewustzijn was en pas na 80 minuten niet aanspreekbaar is aangetroffen past dan ook bij het geconstateerde letsel. Juist het specifieke beloop van deze bloeding, die dus een passend gevolg is van het trappen tegen een hoofd, brengt de rechtbank tot de conclusie dat het mogelijk fatale letsel het gevolg is van het handelen van verdachte en de medeverdachte.
Conclusie
Het slachtoffers is meermalen door verdachte samen met medeverdachte met kracht tegen het hoofd geschopt, zo hard dat het leek alsof er tegen een voetbal werd geschopt. Het hoofd is één van de vitale delen van het lichaam: als daarop grote kracht wordt uitgeoefend kan dat ernstig letsel ten gevolge hebben. Uit de letselrapportages volgt dat er dusdanig letsel is ontstaan dat bij het uitblijven van medisch ingrijpen de dood in had kunnen treden. Verdachte heeft zodoende met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood aanvaard. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als het medeplegen van een poging tot doodslag en komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van openlijk geweld, zoals is ten laste gelegd onder feit 2. Omdat er sprake is van eenzelfde feitencomplex komt de rechtbank bij deze handelingen tot eendaadse samenloop.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1. op tijdstippen op 25 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die voornoemde [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermaals met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. op tijdstippen op 25 maart 2022 te Amsterdam, openlijk, te weten aan de [naam kade 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het op de grond gooien van die [slachtoffer] en terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, het meermaals slaan en meermaals met kracht schoppen in het gezicht, althans tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer] .

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en dat enkel voor feit 2 een bewezenverklaring zou kunnen volgen. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring van feit 1 zou komen heeft de raadsman verzocht in sterke mate rekening te houden met het feit dat het aandeel van verdachte beduidend kleiner is dan dat van de medeverdachte en dat verdachte
first offenderis.
De raadsman heeft verzocht om in dat geval aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag in vereniging van [slachtoffer] en aan openlijk geweld tegen die [slachtoffer] . Er is excessief geweld toegepast, dat bestond uit met kracht meermalen schoppen tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Bij het slachtoffer is ernstig letsel ontstaan waaraan het slachtoffer, als hij niet tijdig gevonden was, had kunnen overlijden. Dat het slachtoffer het geweld heeft overleefd, is niet te danken aan het handelen van verdachte. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de integriteit van het lichaam van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. De feiten hebben zich bovendien afgespeeld in de publieke ruimte, waar omstanders aanwezig waren die getuige waren van het incident. Verdachte heeft door zijn gedragingen bijgedragen aan de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving die dergelijke delicten met zich meebrengen. Dit zijn zeer ernstige feiten en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 12 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten die gepaard zijn gegaan met geweld.
De rechtbank heeft gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Ten aanzien van feit twee heeft de rechtbank tevens gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor strafoplegging.
De ernst van de feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet, gelet op het reclasseringsadvies van 19 januari 2023 en het feit dat verdachte door zijn ontkennende houding geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen, geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Nu sprake is van eendaadse samenloop ziet de rechtbank aanleiding om enigszins van de eis van de officier van justitie af te wijken. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 57, 63, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2
Eendaadse samenloop van:
medeplegen van poging doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en S.I.E. de Graaff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2023.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2022058073-16187558 van 26 maart 2022, p. 16 (alinea 1); Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 16187635 van 26 maart 2022, p. 23 (alinea 1).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2022058073-16187558 van 26 maart 2022, p. 17 (alinea 6).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 16187635 van 26 maart 2022, p. 24 (alinea 8).
5.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2022058073-16187558 van 26 maart 2022, p. 17 (alinea 9).
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022058073-16188306 van 27 maart 2022, p. 11.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2022058073-16187558 van 26 maart 2022, p. 17 (alinea 10).
8.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 16187635 van 26 maart 2022, p. 24 (alinea 6).
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022058073-16239267 van 7 april 2022 p. 226-227.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022058073-15 van 29 maart 2022, p. 03-04 (foto’s).
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022058073-15 van 29 maart 2022, p. 02 (alinea 3).
12.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2022058073-18 van 30 maart 2022, p. 30 (alinea 2).
13.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2022058073-18 van 30 maart 2022, p. 31 (alinea 3).
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022058073-16197967 van 29 maart 2022, p. 28.
15.Forensisch radiologisch onderzoek van prof. dr. [naam radioloog] , radioloog MUMC+ van 29 september 2022;
16.Forensisch medisch onderzoek naar aanleiding van geweldsincident d.d. 25-3-2022, GGD Amsterdam van [naam forensisch arts] , forensisch arts KNMG van 2 november 2022, p. 14 onder 3.
17.Forensisch medisch onderzoek naar aanleiding van geweldsincident d.d. 25-3-2022, GGD Amsterdam van [naam forensisch arts] , forensisch arts KNMG van 2 november 2022, p. 15 onder 6.
18.Forensisch radiologisch onderzoek van prof. dr. [naam radioloog] , radioloog MUMC+ van 29 september 2022, p. 204.
19.Forensisch radiologisch onderzoek van prof. dr. [naam radioloog] , radioloog MUMC+ van 29 september 2022, p. 216 onder 4.
20.Forensisch radiologisch onderzoek van prof. dr. [naam radioloog] , radioloog MUMC+ van 29 september 2022, p. 215 onder 2.
21.Forensisch radiologisch onderzoek van prof. dr. [naam radioloog] , radioloog MUMC+ van 29 september 2022, p. 215.
22.Proces-verbaal van aanhouding verdachte met nummer 2022058073-25 van 1 november 2022, p. 04 (PV PD).