ECLI:NL:RBAMS:2023:4590

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
13/075160-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in verband met schending van verdedigingsrechten

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Hongarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De officier van justitie had op 3 april 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van tien maanden, opgelegd bij een vonnis van de rechtbank van Boedapest.

De behandeling van het EAB vond plaats op 31 mei 2023 en 4 juli 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot de beslissing in hoger beroep. De rechtbank heeft op 14 juni 2023 een tussenuitspraak gedaan en de termijn voor de uitspraak verlengd, maar uiteindelijk is de overlevering geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank oordeelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat niet kon worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces in hoger beroep en dat zijn verdedigingsrechten waren geschonden. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was en dat er geen aanleiding was om van deze weigeringsgrond af te zien. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. J.G. Vegter als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/075160-23
Datum uitspraak: 4 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 april 2018 door
Groep Tenuitvoerlegging van Straffen bij het Hoofdstedelijke Gerechtshof van Boedapest(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 mei 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. den Riet, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft op 14 juni 2023 een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens is de gevangenhouding bevolen.
Wegens het verstrijken van de beslistermijn heeft de rechtbank op 28 juni 2023 de overleveringsdetentie opgeheven.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 4 juli 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. den Riet, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de rechtbank van Boedapest, stadsdistricten XX en XXI, van 13 juni 2013 onder nummer 7.B.XX.1672/2010/78 en het arrest van het Hoofdstedelijk Gerechtshof als rechtbank van tweede aanleg onder nummer 20.Bf.12.515/2013/12, dat gezag van gewijsde op 3 maart 2014 heeft verkregen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Dit vonnis en arrest betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank is, met partijen, van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Uit de aanvullende informatie van 23 mei 2023 volgt dat in hoger beroep de zaak ten gronde is behandeld. Daarom zal de rechtbank alleen het proces in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 29 juni 2023 en 4 juli 2023 kan de rechtbank niet afleiden dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het (voorgenomen) proces in hoger beroep. In de aanvullende informatie staat dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft gekregen. Ook kan niet worden vastgesteld dat de advocaat die het hoger beroep heeft ingesteld (daartoe) door de opgeëiste persoon was gemachtigd of hierover contact heeft gehad met de opgeëiste persoon.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig is geweest noch dat hij, door zijn handelwijze, stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen op het proces in hoger beroep. Overlevering leidt daarom tot een schending van zijn verdedigingsrechten.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Groep Tenuitvoerlegging van Straffen bij het Hoofdstedelijke Gerechtshof van Boedapest(Hongarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.