Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Hongarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De officier van justitie had op 3 april 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van tien maanden, opgelegd bij een vonnis van de rechtbank van Boedapest.
De behandeling van het EAB vond plaats op 31 mei 2023 en 4 juli 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot de beslissing in hoger beroep. De rechtbank heeft op 14 juni 2023 een tussenuitspraak gedaan en de termijn voor de uitspraak verlengd, maar uiteindelijk is de overlevering geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).
De rechtbank oordeelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat niet kon worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces in hoger beroep en dat zijn verdedigingsrechten waren geschonden. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was en dat er geen aanleiding was om van deze weigeringsgrond af te zien. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. J.G. Vegter als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.