ECLI:NL:RBAMS:2023:4588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
13/097112-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaken en familieleven

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1973 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is in een Nederlandse penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 1 juni 2023 gestart, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Polat, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van anderhalf jaar, opgelegd bij een verzamelvonnis van de lokale rechtbank in Szczecinek. De verdediging heeft verweren ingediend op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), waarbij werd betoogd dat de opgeëiste persoon niet zelf om het verzamelvonnis heeft gevraagd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft ook het beroep op familieleven van de opgeëiste persoon beoordeeld, maar oordeelde dat de inmenging in zijn privé- en gezinsleven gerechtvaardigd is. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. J.P.W. Helmonds en A.K. Glerum, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/097112-23
Datum uitspraak: 4 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 12 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 mei 2019 door
the District Court in Koszalin II Criminal Department, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 juni 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Polat die waarneemt voor mr. F. Bajrami, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere vragen te stellen in het kader van artikel 12 OLW..
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 4 juli 2023, in tegenwoordigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Polat die waarneemt voor mr. F. Bajrami, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgment of the Local Court in Szczecinek of 27 February 2017(II K 400/16). Dit betreft een verzamelvonnis met drie onderliggende vonnissen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 22 juni 2023 aanvullende informatie verstrekt in het kader van artikel 12 OLW. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon stelt dat hij, in tegenstelling tot wat in de verstrekte informatie is gesteld, niet zelf om het verzamelvonnis heeft gevraagd. Daarbij merkt de raadsman op dat volgens de aanvullende informatie van 22 juni 2023 de opgeëiste persoon in 2014 om een verzamelvonnis heeft gevraagd, terwijl één van de onderliggende vonnissen die in het verzamelvonnis zijn betrokken uit 2015 dateert.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de verstrekte informatie blijkt dat in alle betrokken processen de verdedigingsrechten zijn gewaarborgd.
Verzamelvonnis met nummer II K 400/16
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 22 juni 2023 volgt dat de opgeëiste persoon zelf om het verzamelvonnis heeft gevraagd. De enkele betwisting van de opgeëiste persoon is onvoldoende om aan de juistheid van de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit te twijfelen. Verder is vermeld dat de opgeëiste persoon een adres heeft opgegeven en dat hij toen gewezen is op de verplichting om iedere adreswijziging door te geven en de gevolgen indien hij dit niet zou doen. De oproep voor de zitting is naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres gestuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het proces en, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De omstandigheid dat het verzoek tot samenvoeging in 2014 is gedaan en vervolgens ook een vonnis uit 2015 is meegenomen in het verzamelvonnis, doet daar niet aan af. De rechtbank moet ervan uitgaan dat deze omstandigheid op een juiste wijze in de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid is betrokken. Het doet niet af aan het feit dat de opgeëiste persoon zelf heeft gevraagd om samenvoeging en dus wist dat hij zich beschikbaar en bereikbaar moest houden voor dat proces en dat proces ook zelf in de gaten moest houden.
Onderliggend vonnis met nummer II K 481/13
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 22 juni 2023 volgt dat de opgeëiste persoon een adres heeft opgegeven. Hij is toen gewezen op de verplichting om iedere adreswijziging door te geven en de gevolgen indien hij dit niet zou doen. De oproep voor de zitting is naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres gestuurd. Deze oproep is door een volwassen huisgenoot uitgereikt die de oproep aan de opgeëiste persoon zou geven.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het strafproces en, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
Onderliggend vonnis met nummer II K 47/14
De rechtbank stelt vast dat het EAB op dit punt strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich een omstandigheid in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon is op 11 februari 2014 in persoon gedagvaard voor het proces.
Onderliggend vonnis met nummer II K 373/15
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
diefstal;
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.

5.Overige verweren; familieleven

De raadsman heeft betoogd dat overlevering een inbreuk is op zijn familieleven. Hij woont al sinds 2017 in Nederland en heeft hier een gezin.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op familieleven niet is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat een beroep op artikel 7 Handvest niet kan slagen. De rechtbank overweegt dat overlevering in dit geval een toegestane beperking is op de uitoefening van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. De inmenging in de uitoefening van het recht op privé-, gezins- en familieleven levert daarom geen beletsel op voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 231b, 310 en 311 Wetboek van Strafrecht, 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.