Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1973 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is in een Nederlandse penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 1 juni 2023 gestart, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Polat, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van anderhalf jaar, opgelegd bij een verzamelvonnis van de lokale rechtbank in Szczecinek. De verdediging heeft verweren ingediend op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), waarbij werd betoogd dat de opgeëiste persoon niet zelf om het verzamelvonnis heeft gevraagd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft ook het beroep op familieleven van de opgeëiste persoon beoordeeld, maar oordeelde dat de inmenging in zijn privé- en gezinsleven gerechtvaardigd is. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. J.P.W. Helmonds en A.K. Glerum, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek.