In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2023, staat de vraag centraal of de verplichtingen uit een aannemingsovereenkomst zijn overgegaan op een ander. Marcel’s Installatiebureau B.V. heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die mede handelt onder de naam [handelsnaam]. De vordering betreft een bedrag van € 7.045,- aan hoofdsom, plus bijkomende kosten, die Marcel’s Installatiebureau stelt te vorderen omdat [gedaagde] de verplichtingen van BouwStabiel B.V. onder de aannemingsovereenkomst zou hebben overgenomen. De procedure begon met een dagvaarding op 26 januari 2023, gevolgd door een tussenvonnis op 17 februari 2023 en een mondelinge behandeling op 31 mei 2023.
De feiten van de zaak tonen aan dat Marcel’s Installatiebureau en BouwStabiel een aannemingsovereenkomst hebben gesloten, waarbij werkzaamheden zijn verricht aan een pand. [gedaagde], als bestuurder van BouwStabiel en eigenaar van [handelsnaam], heeft enkele betalingen verricht, maar de facturen zijn niet volledig voldaan. BouwStabiel is op 27 december 2022 in staat van faillissement verklaard. Marcel’s Installatiebureau stelt dat [gedaagde] tijdens een gesprek heeft toegezegd de facturen in privé te betalen, maar [gedaagde] ontkent deze verplichting en stelt dat hij slechts twee betalingen heeft gedaan voor BouwStabiel.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet gehouden is het gevorderde bedrag te voldoen. De gestelde toezegging door [gedaagde] leidt niet tot de conclusie dat hij de verplichtingen van BouwStabiel heeft overgenomen. De rechter wijst de vorderingen van Marcel’s Installatiebureau af en veroordeelt hen in de proceskosten van [gedaagde]. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in contractuele geschillen en de noodzaak voor duidelijke afspraken tussen partijen.