ECLI:NL:RBAMS:2023:4563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
13/674029-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens vechtpartij met putatief noodweer en vrijspraak voor openlijke geweldpleging

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op straat op 9 juli 2018. Tijdens deze vechtpartij, die ontstond uit een langlopend conflict tussen de vader van de verdachte en een benadeelde partij, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer voor het eerste deel van het gevecht niet slaagde, omdat er geen sprake was van een situatie waarin de verdachte haar vader verdedigde. De mishandeling van de benadeelde partij werd bewezen verklaard, maar de verdachte werd vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat niet kon worden aangetoond dat zij een significante bijdrage aan het geweld had geleverd. Voor het tweede deel van het gevecht, waarin de verdachte de benadeelde partij sloeg, werd het beroep op putatief noodweer wel gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat haar vader werd aangevallen en dat haar reactie om hem te verdedigen verschoonbaar was. Gezien de forse overschrijding van de redelijke termijn, werd er geen straf of maatregel opgelegd aan de verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor de mishandeling van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/674029-18 (Promis)
Datum uitspraak: 19 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.R.F. van Raab van Canstein en van wat verdachte en haar raadsman mr. B.C.M. Sprenger naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en de toelichting die daarop door mr. C.J. Berghout is gegeven.
Op de zitting van 5 juli 2023 zijn de zaken van verdachte en [medeverdachte 1] (13/674030-18) gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld. De rechtbank doet in beide zaken vandaag uitspraak. Op 4 november 2021 is al uitspraak gedaan in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2/vader] (13/669044-18).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – samengevat ten laste gelegd dat zij zich op 9 juli 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Primair: openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij] en/of [medeverdachte 1] , bestaande uit het met een mes in het lichaam steken, duwen, slaan en/of schoppen van [benadeelde partij] en het aan haren trekken, duwen, slaan en/of schoppen van [medeverdachte 1] ;
Subsidiair: mishandeling van [benadeelde partij] en/of [medeverdachte 1] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 9 juli 2018 is een langlopend conflict tussen [medeverdachte 2/vader] en [benadeelde partij] uitgelopen op een flinke vechtpartij op de [straat 1] in Amsterdam, waarbij er is gestoken. [medeverdachte 1] (de vriendin van [benadeelde partij] ) en verdachte (dochter van [medeverdachte 2/vader] ) zijn zelf ook in het gevecht betrokken geraakt.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de openlijke geweldpleging (het primaire feit) bewezen kan worden. Uit het dossier volgt dat de vader van verdachte [benadeelde partij] heeft gestoken, geduwd en geslagen. Verdachte is daarop naar hen toegesneld en heeft [benadeelde partij] ook meermalen geslagen en [medeverdachte 1] aan haar haren getrokken, geslagen en geschopt. Hiermee heeft verdachte een wezenlijke en significante bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging, die zij in vereniging met haar vader heeft gepleegd. Niet aannemelijk is geworden dat zij heeft gehandeld uit noodweer, omdat er geen aanknopingspunten zijn dat haar vader ( [medeverdachte 2/vader] ) werd aangevallen door [benadeelde partij] . Uit de aangifte van [benadeelde partij] volgt dat vader [medeverdachte 2/vader] de agressor was en dat hij [benadeelde partij] aanviel. Verdachte behoefde haar vader dus niet te verdedigen tegen een aanval van [benadeelde partij] . Desondanks heeft zij [benadeelde partij] die op de grond lag geslagen. Zij probeerde, blijkens de camerabeelden, telkens terug te keren naar de locatie waar haar vader en [benadeelde partij] lagen. Hierbij heeft zij ook geweld gebruikt tegen [medeverdachte 1] .
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de openlijke geweldpleging (het primaire feit) alsook de mishandeling (het subsidiaire feit).
Ten aanzien van het wegtrekken of de duw die verdachte aan [medeverdachte 1] gaf en de twee klappen die zij aan [benadeelde partij] gaf is sprake van noodweer. De noodweersituatie was aanwezig toen haar vader ( [medeverdachte 2/vader] ) door [benadeelde partij] (met behulp van getuige [getuige 1] ) werd overmeesterd en mishandeld terwijl hij in een benarde situatie tussen de fietsen onderop lag. Vervolgens is haar vader nog (minstens) driemaal door [medeverdachte 1] op (of richting) het hoofd getrapt. Uit dossier volgt niet dat verdachte wist van een eventuele aanval met een mes door [medeverdachte 2/vader] op [benadeelde partij] . Gelet hierop was sprake van een situatie waarin verdachte haar vader verdedigde tegen een ogenblikkelijke wederechtelijk aanranding van [benadeelde partij] en [medeverdachte 1] . Het door verdachte gebruikte geweld – het tweemaal slaan van [benadeelde partij] – staat ook in redelijke verhouding tot de aanranding die vader op dat moment onderging.
Ten aanzien van de klap die verdachte aan het einde van het gevecht aan [medeverdachte 1] uitdeelt, heeft de raadsman bepleit dat sprake was van noodweerexces.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Uit het dossier blijkt dat op 9 juli 2018 een vechtpartij op straat is ontstaan. De verklaringen van de verdachten verschillen op het punt wie het gevecht is begonnen. Uit de beelden blijkt dat [medeverdachte 2/vader] en [benadeelde partij] met elkaar in gevecht zijn, waarbij [medeverdachte 2/vader] een mes vastheeft, en dat ongeveer zes meter verderop verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar in gevecht zijn, waarbij ze elkaar in een greep vasthouden en elkaar aan de haren trekken. Wanneer [medeverdachte 1] en verdachte bij de vechtende [benadeelde partij] en [medeverdachte 2/vader] zijn, maakt [medeverdachte 1] vier stampende bewegingen met haar rechtervoet richting het lichaam of hoofd van [medeverdachte 2/vader] . [getuige 1] probeert dan om verdachte op afstand te houden. Vervolgens probeert verdachte [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 2/vader] (haar vader) weg te trekken, waarbij [medeverdachte 1] met haar rechterhand in het gezicht van verdachte slaat. Hierna trekken [medeverdachte 1] en [getuige 1] met zijn tweeën verdachte weg bij de twee vechtende mannen. Daarna komt getuige [getuige 2] aanlopen die het mes van [medeverdachte 2/vader] probeert af te pakken. Op het moment dat dit plaatsvindt slaat verdachte twee maal met gebalde vuist op het gezicht van [benadeelde partij] . [medeverdachte 1] reageert hierop door verdachte een klap te geven met haar rechterhand. Hierna duwt [medeverdachte 1] verdachte weg van [medeverdachte 2/vader] en [benadeelde partij] die op de grond liggen. [benadeelde partij] staat op en rent weg. Hierna staat ook [medeverdachte 2/vader] op. Hij blijft nog even staan en loopt daarna de [straat 2] in. Daarna deelt verdachte in de nabijheid van een rode auto een klap uit aan [medeverdachte 1] .
3.4.2
Vrijspraak van openlijke geweldpleging (het primaire feit)
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat geen sprake is van openlijke geweldpleging (het primaire feit), omdat niet kan worden bewezen dat ‘in vereniging’ werd gehandeld. Hoewel verdachte en haar vader op enig moment beiden geweldshandelingen hebben gepleegd tegen [benadeelde partij] , is niet komen vast te staan dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan openlijk geweld. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
3.4.3
Het oordeel over de mishandeling (het subsidiaire feit)
Beoordelingskader mishandeling en noodweer
In het begrip ‘mishandeling’ als bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ligt de wederrechtelijkheid van die gedraging besloten. In het geval een beroep op noodweer (een rechtvaardigingsgrond) wordt gedaan – zoals in deze zaak – en dit beroep slaagt, ontvalt de wederrechtelijkheid aan de gedragingen van een verdachte. Dit heeft tot gevolg dat de verdachte wordt vrijgesproken. Voor het slagen van een beroep op noodweer vereist de wet dat de verdedigingshandeling wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. Hierin ligt besloten dat de verdedigingshandeling moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Overwegingen van de rechtbank
Het beroep op noodweer slaag niet voor het ‘eerste deel’ van het gevecht tussen verdachte en [medeverdachte 1] (voordat zij ingrijpen in het gevecht tussen [benadeelde partij] en [medeverdachte 2/vader] ). Van een situatie waarbij verdachte heeft gehandeld ter verdediging van haar vader ( [medeverdachte 2/vader] ) was op dat moment namelijk nog geen sprake. In dit stadium zijn de vrouwen alleen met elkaar in gevecht. De rechtbank vindt dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte op dat moment zichzelf moest verdedigen. Op de beelden is juist te zien dat de beide vrouwen elkaar steeds opzoeken en over en weer geweld tegen elkaar gebruiken. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] heeft mishandeld door aan haar haren te trekken.
Ook het beroep op noodweer voor het ‘tweede deel’ van het gevecht (wanneer verdachte en [medeverdachte 1] bij de vechtende [benadeelde partij] en [medeverdachte 2/vader] zijn aangekomen en zich hiermee bemoeien) slaagt niet, omdat de gedragingen van de vader van verdachte ( [medeverdachte 2/vader] ) tegen [benadeelde partij] als aanvallend moeten worden beschouwd. Het was de vader van verdachte die [benadeelde partij] heeft gestoken met een mes. [benadeelde partij] heeft zich daartegen slechts verdedigd. Daarbij heeft hij weliswaar zelf ook geweld gebruikt, maar dit was niet wederrechtelijk. Hij mocht zichzelf immers verdedigen tegen de aanval door [medeverdachte 2/vader] . Omdat geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte 2/vader] door [benadeelde partij] , komt verdachte geen beroep op noodweer toe.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte [benadeelde partij] heeft mishandeld door hem te slaan. Verdachte komt mogelijk wel een beroep op putatief noodweer toe, dit wordt hierna onder 6.2 besproken.
Wanneer het gevecht is afgelopen, deelt verdachte nog een klap uit aan [medeverdachte 1] . Ook dit levert mishandeling op.
Nu de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging worden verworpen, wordt de mishandeling van [benadeelde partij] en de mishandeling van [medeverdachte 1] bewezen verklaard.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Subsidiair:op 9 juli 2018 te Amsterdam, [benadeelde partij] heeft mishandeld door hem te slaan en
[medeverdachte 1] heeft mishandeld door aan haren te trekken en te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Noodweerexces
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van noodweerexces bij de klap die verdachte aan het einde van het gevecht (in de buurt van de rode auto) aan [medeverdachte 1] uitdeelt.
Het beroep op noodweerexces wordt verworpen. De rechtbank heeft hiervoor onder 3.4 al overwogen dat ten aanzien van [medeverdachte 1] geen sprake was van een noodweersituatie, zodat ook van een exces daarvan geen sprake kan zijn.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte ten aanzien van de mishandeling van [medeverdachte 1] uitsluit. Verdachte is hiervoor dan ook strafbaar.
6.2
Putatief noodweer
Wettelijk kader
Van putatief noodweer is sprake indien de verdachte abusievelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij/zij zich (of een ander in dit geval) moest verdedigen, omdat de verdachte zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel een onjuiste opvatting had over de uitleg van de noodweerregeling. Een beroep op putatief noodweer komt als een vorm van een beroep op afwezigheid van alle schuld uitsluitend in aanmerking wanneer de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald over het bestaan van een noodzaak tot verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat zij niet heeft gezien dat haar vader een mes vasthad en dat zij dacht dat haar vader werd aangevallen door [benadeelde partij] . Zij zag dat [benadeelde partij] bovenop haar vader zat, terwijl [benadeelde partij] hem sloeg, dat [medeverdachte 1] haar vader ook klappen gaf en dat haar vader zich op dat moment niet kon verdedigen. Verdachte was, zo heeft zij verklaard, dus in de veronderstelling dat [benadeelde partij] (en [medeverdachte 1] ) de aanvallende partij was geweest en dat haar vader zich in een noodweersituatie bevond. Zij voelde zich genoodzaakt om hem te verdedigen en heeft in een reactie [benadeelde partij] tweemaal op zijn hoofd geslagen.
De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte, gelet op de chaotische situatie en het feit dat verdachte tegelijkertijd ook in gevecht was met [medeverdachte 1] , in de veronderstelling verkeerde dat haar vader door [benadeelde partij] werd aangevallen. In de gegeven omstandigheden kan haar deze inschattingsfout niet worden verweten. Verder is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde slaan op het hoofd van [benadeelde partij] in de gegeven omstandigheden geen overschrijding inhoudt van de grenzen van de noodzakelijke verdediging tegen de aanranding van haar vader. Door [benadeelde partij] op zijn hoofd te slaan om haar vader te bevrijden, heeft zij gehandeld in een situatie die zij verschoonbaar heeft beleefd als een noodweersituatie.
De rechtbank is daarom, ambtshalve, van oordeel dat verdachte een beroep op putatief noodweer toekomt. Verdachte is ten aanzien van de bewezenverklaarde mishandeling van [benadeelde partij] niet strafbaar. Verdachte zal hiervoor worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, het ontbreken van een strafblad en straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Verder heeft hij verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte zal geen straf of maatregel worden opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Midden op straat heeft zich een vechtpartij voorgedaan waarbij over en weer is geslagen. Verdachte heeft hierbij [medeverdachte 1] mishandeld door aan haar haren te trekken en haar te slaan. Hierdoor heeft [medeverdachte 1] pijn geleden en is inbreuk gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Gezien het openlijke karakter van het gepleegde strafbare feit kan het bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg hebben gebracht.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld. Het oriëntatiepunt voor een eenvoudige mishandeling met een droge klap of schop is een geldboete van € 500,- en voor een eenvoudige mishandeling met enig lichamelijk letsel € 750,-.
In dit geval is echter sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat een termijn van twee jaar tot het wijzen van eindvonnis in eerste aanleg redelijk wordt geacht. De redelijke termijn is in deze zaak met bijna 3 jaar overschreden. Op 9 juli 2018 is verdachte in verzekering gesteld. Op 13 december 2018 (na het laatste gedane getuigenverhoor bij de rechter-commissaris) is het onderzoek afgerond en had de zaak op zitting behandeld kunnen worden. Waarom het vervolgens nog enkele jaren geduurd heeft voordat verdachte werd gedagvaard, is niet duidelijk geworden. Verdachte heeft hierdoor onnodig lang in onzekerheid verkeerd.
Gelet op deze overschrijding en het tijdsverloop vindt de rechtbank dat strafoplegging nu geen enkel doel meer dient. Reden waarom, met toepassing van artikel 9a Sr, geen straf of maatregel wordt opgelegd.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 3.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen tot € 500,- en het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , niet strafbaar ten aanzien van het eerste deel van het bewezen verklaarde (de mishandeling van [benadeelde partij] ) en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart verdachte, [verdachte] , strafbaar ten aanzien van het tweede deel van het bewezen verklaarde (de mishandeling van [medeverdachte 1] ).
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en H.J. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2023.
[---]
.