ECLI:NL:RBAMS:2023:4525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
13/047135-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor schuldwitwassen na ontvangst van grote geldbedragen zonder verifieerbare herkomst

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van schuldwitwassen. De verdachte had in januari 2022 in totaal € 13.270,- ontvangen op zijn bankrekening van een aangeefster, die aangaf te zijn afgedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij de afdreiging, maar dat hij wel wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de ontvangen geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor de afdreiging, maar vond het medeplegen van witwassen wel bewezen. De verdediging stelde dat de geldbedragen een legale herkomst konden hebben, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet concreet en verifieerbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 13.270,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/047135-22
Datum uitspraak: 18 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Casteleijns en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Pothast, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort samengevat ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
primair medeplegen van afdreiging van [slachtoffer] , subsidiair medeplichtigheid aan afdreiging, in de periode van 6 januari 2022 tot en met 25 januari 2022;
medeplegen van (schuld)witwassen van een geldbedrag van € 13.270,- in de periode van 6 januari 2022 tot en met 27 januari 2022.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de (medeplichtigheid aan) afdreiging (feit 1 primair en subsidiair) en dat het medeplegen van witwassen (feit 2) wel kan worden bewezen.
Ten aanzien van het witwassen (feit 2) heeft de officier van justitie - kort samengevat - aangevoerd dat er weliswaar geen sprake is van een brondelict, maar wel van een vermoeden van witwassen en dat verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de op zijn bankrekening gestorte geldbedragen. Het door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat die geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist. Door de grote hoeveelheid van transacties en opnames in de tenlastegelegde periode acht het openbaar ministerie het medeplegen van witwassen bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de (medeplichtigheid aan) afdreiging (feit 1 primair en subsidiair) en het witwassen (feit 2).
Ten aanzien van het witwassen (feit 2) heeft de raadsman - kort samengevat - aangevoerd dat onvoldoende is komen vast te staan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf, nu geen sprake is van afdreiging en ook niet van de situatie dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. De geldbedragen kunnen heel goed een legale herkomst hebben, zoals een geldlening, hetgeen ook steun vindt in de verklaring van aangeefster. Nu niet kan worden gesproken van een vermoeden van witwassen, kan een concrete en verifieerbare verklaring van verdachte niet worden gevergd en kan het uitblijven daarvan niet in de bewijsoverwegingen worden betrokken. Bovendien is de verklaring die verdachte bijna een jaar geleden heeft afgelegd, namelijk dat hij de geldbedragen voor een goede vriend in ontvangst heeft genomen, wel concreet en verifieerbaar. Het niet noemen van de naam van deze vriend maakt dit niet anders, omdat de lezing van verdachte bevestiging vindt in het dossier en er een concrete verdachte uit de stukken blijkt, waar het openbaar ministerie geen enkel onderzoek naar heeft gedaan.
Subsidiair vindt de raadsman dat er geen sprake is van opzetwitwassen, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[slachtoffer] heeft op 13 februari 2022 aangifte gedaan en verklaarde dat zij rond 6 of 7 januari 2022 door een onbekend persoon, die aangaf ‘ [naam 1] ’ te heten, is toegevoegd op Snapchat. [naam 1] heeft aangeefster een filmpje gestuurd waarop te zien is dat zij seksueel contact met iemand heeft. Aangeefster moest geld betalen, anders zou het filmpje worden verspreid en online gezet. Aangeefster was zo bang voor openbaarmaking van het filmpje dat zij geldbedragen heeft overgemaakt van haar bankrekening naar rekeningnummer [nummer] t.n.v. [verdachte] . [2] Dit rekeningnummer is van verdachte [3] , zoals hij zelf ook ter terechtzitting heeft verklaard. [4]
Uit een analyse van de bankrekening van verdachte blijkt dat hij in de periode van 10 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 bijna dagelijks verschillende geldbedragen van aangeefster heeft ontvangen. Het gaat daarbij om in totaal 28 overboekingen voor een totaalbedrag van € 13.270,-. De bedragen variëren van € 56,- tot € 1.000,- waarbij het soms gaat om meerdere overboekingen per dag. Op de historische bankgegevens van verdachte is te zien dat verdachte na ontvangst van de gelden van aangeefster vaak direct een vervolgactie heeft gepleegd. Zo zijn er direct na het ontvangen van de gelden van aangeefster voor een totaalbedrag van € 9.740,- aan overboekingen gedaan naar de online gokkantoren Betcity en Jack’s, zijn er geldbedragen van in totaal € 575,- overgeboekt naar de spaarrekening van verdachte en is er contant geld van in totaal € 720,- opgenomen bij een betaalautomaat. Ook zijn er twee bedragen van in totaal € 670,- overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van [naam 2] . [5]
De onder verdachte inbeslaggenomen Apple iPhone telefoon [6] blijkt geregistreerd te zijn met als Apple-ID het e-mailadres [e-mail adres] , hetzelfde e-mailadres dat verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie opgaf als zijn e-mailadres. Uit analyse van de telefoon blijkt dat met ditzelfde e-mailadres gebruikersaccounts zijn aangemaakt bij de online gokkantoren Betcity en Jack’s. Beide gebruikersaccounts zijn geregistreerd onder de voornamen van verdachte, [verdachte] . Tussen de afbeeldingen die op de telefoon zijn opgeslagen, zaten veel foto’s van bonnetjes en screenshots van weddenschappen op voetbalwedstrijden. Verder bevonden zich op de telefoon meerdere e-mails afkomstig van de gokkantoren Betcity en Jack’s gericht aan [e-mail adres] . De eerste e-mail van Betcity is verstuurd op 14 januari 2022 en betreft de bevestiging van het account dat gekoppeld is aan genoemd emailadres. De overige e-mails afkomstig van Betcity betreffen voornamelijk emails waarin stortingen op het account worden bevestigd. De eerste e-mail van Jack’s is verstuurd op 21 januari 2022 en betreft de bevestiging dat het account is gekoppeld aan genoemd emailadres. De gegevens omtrent stortingen bij Betcity en de data van het creëren van beide accounts komen overeen met het betalingsgedrag aan deze bedrijven vanaf de rekening van verdachte. [7]
3.3.2.
Vrijspraak van (medeplichtigheid aan) afdreiging (feit 1, primair en subsidiair)
De rechtbank acht de (medeplichtigheid aan) afdreiging (feit 1 primair en subsidiair) niet bewezen. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte op zijn bankrekening geldbedragen heeft ontvangen van de bankrekening van aangeefster, maar in het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij het afdreigen van aangeefster. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat hij zijn bankrekening ter beschikking stelde om behulpzaam te zijn bij het ontvangen van geldbedragen afkomstig van afdreiging. Daarmee kan ook de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan afdreiging niet worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte van dit feit vrij.
3.3.3.
Bewezenverklaring van schuldwitwassen (feit 2, impliciet subsidiair)
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen en overweegt daartoe als volgt.
Beoordelingskader witwassen
In deze zaak valt op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband te leggen tussen de tenlastegelegde geldbedragen en de betrokkenheid van verdachte bij een bepaald misdrijf. Ook als verdachte niet betrokken is geweest bij een specifiek misdrijf waaruit de voorwerpen afkomstig zijn, kan in sommige gevallen toch witwassen bewezen worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen (in dit geval het geld) van misdrijf afkomstig zijn.
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Bewijsoverwegingen
Vermoeden van witwassen
Verdachte heeft in een periode van achttien dagen tijd van aangeefster 28 overboekingen met een totaalbedrag van € 13.270,- op zijn bankrekening ontvangen. In sommige gevallen was dit meerdere keren op een dag en ging het om grote geldbedragen. Aangeefster heeft verklaard dat zij is afgedreigd en daarom deze gelden op de bankrekening van verdachte heeft overgemaakt. Deze aangifte wordt ondersteund door de grote hoeveelheid overboekingen van aangeefster op de rekening van verdachte en de wijze waarop de bedragen zijn overgemaakt; bijna dagelijks en soms meerdere malen per dag steeds verschillende bedragen. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank dat er een vermoeden is dat de € 13.270,- van misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de geldbedragen op zijn rekening ontving op verzoek van een – naar zijn zeggen – goede vriend van wie hij de naam niet wil noemen. Deze vriend stond onder bewind zodat hij het geld niet zelf op zijn rekening kon ontvangen. Volgens die goede vriend zou het gaan om een lening die deze vriend was aangegaan bij aangeefster. Verdachte heeft die geldbedragen direct na het ontvangen op zijn bankrekening – naar zijn zeggen in opdracht van die goede vriend – doorgestort naar online gokkantoren waar hij zelf ook een account had, maar ook naar zijn eigen spaarrekening, naar een ander persoon en ook deels contant opgenomen. Uit het betalingsgedrag van verdachte blijkt dat hij in de periode van de overboekingen contact heeft gehad met de online gokkantoren, dat hij daar zelf een account heeft aangemaakt en dat hij daar vervolgens ook heeft gegokt.
De rechtbank vindt deze verklaring van verdachte niet concreet en niet verifieerbaar, omdat verdachte niet heeft willen vertellen wie de betreffende goede vriend is. Door geen naam te noemen kan het openbaar ministerie geen onderzoek doen naar de verklaring van verdachte. Bovendien kwam verdachte pas op de zitting met de verklaring dat het geld geleend zou zijn. Gelet op het late moment van die verklaring was die verklaring ook daarom niet verifieerbaar.
Conclusie
Dat betekent dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het om geld gaat dat van enig misdrijf afkomstig is. Omdat verdachte dit redelijkerwijs moest vermoeden, kan worden bewezen dat verdachte de geldbedragen van in totaal € 13.270,- heeft witgewassen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen, aangezien in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn om vast te kunnen stellen dat verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2. in de periode van 6 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 te Amsterdam telkens geldbedragen van in totaal € 13.270,- heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijze moest vermoeden dat die geldbedragen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een eventuele veroordeling bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening te houden met de omstandigheden dat het om een oud feit gaat, dat het enkel gaat om het ontvangen van geld op de bankrekening hetgeen een handeling als katvanger betreft, dat verdachte het na zijn schorsing op 22 juli 2022 goed heeft gedaan en dat bij deze omstandigheden een werkstraf passen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Hij heeft geldbedragen verworven en voorhanden gehad, terwijl hij moest vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend met het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. In het LOVS-oriëntatiepunt is als uitgangspunt voor fraudedelicten bij een benadelingsbedrag van € 10.000,- tot € 70.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de twee en vijf maanden genoemd. Gelet op het feit dat het benadelingsbedrag in deze zaak, te weten € 13.270,-, aan de ondergrens van deze bandbreedte ligt en de rechtbank een gevangenisstraf niet opportuun acht, vindt de rechtbank een taakstraf van 120 uren passend.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend waarbij zij € 12.420,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade heeft gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vertegenwoordiger van de benadeelde partij, [naam vertegenwoordiger] namens Slachtofferhulp Nederland, heeft de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting in die zin gewijzigd dat het gevorderde bedrag voor materiële schade is verhoogd naar € 13.270,-.
De vordering is door de verdediging betwist, waarbij primair afwijzing van de vordering is bepleit wegens de gevraagde vrijspraak en subsidiair omdat er geen sprake zou zijn van rechtstreekse schade, nu verdachte niets te maken heeft met de afdreiging en de materiële kosten bij de afdreiger moeten worden ingediend. Meer subsidiair heeft de verdediging matiging van de materiële schade en afwijzing van het immateriële deel bepleit, omdat verdachte niet degene is die de schade heeft veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat vastgesteld kan worden dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schuldwitwassen rechtstreeks materiële schade is toegebracht, nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte de geldbedragen van aangeefster van in totaal € 13.270,- op zijn rekening heeft ontvangen en heeft doorgeboekt.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de totale schade is ontstaan, te weten 27 januari 2022.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij zal voor het immateriële deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze schade ziet op de afdreiging en de daardoor ontstane angstklachten en verdachte van dit feit is vrijgesproken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, aangezien verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht aan het slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 13.270,- (dertienduizendtweehonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de totale schade is ontstaan, te weten 27 januari 2022.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2:
Schuldwitwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 13.270,- (dertienduizendtweehonderdzeventig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 13.270,- (dertienduizendtweehonderdzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 101 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , nummer PL1300-2022028936-2, dossierpagina’s 0001 t/m 0002.
3.Proces-verbaal van bevindingen, documentcode 16024330, dossierpagina 0023.
4.Proces-verbaal terechtzitting van 4 juli 2023 inhoudende de verklaring van verdachte.
5.Proces-verbaal van bevindingen, documentcode 16105124, dossierpagina’s 0027 t/m 0029.
6.Kennisgeving van inbeslagneming, nummer PL1300-2022028936-12, dossierpagina 0033.
7.Proces-verbaal van bevindingen, documentcode 16705523, dossierpagina’s 035 t/m 037.