ECLI:NL:RBAMS:2023:45

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
9773387 / CV EXPL 22-4371
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming na ontbinding van een overeenkomst en de gevolgen daarvan

In deze zaak vordert de vennootschap onder firma V.O.F. Sepja (hierna: Sepja) betaling van een openstaand bedrag van € 13.074,05 van de besloten vennootschap NVF Production B.V. (hierna: NVF). De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de ontwikkeling van een tofumachine, die door Sepja zou worden uitgevoerd. NVF heeft een aanbetaling van € 30.000,00 gedaan, maar heeft de facturen van Sepja niet betaald. Sepja heeft de overeenkomst op 16 augustus 2021 ontbonden en stelt dat NVF alsnog moet betalen voor de geleverde prestaties en materialen. NVF betwist de vordering en stelt dat de gefactureerde werkzaamheden niet zijn uitgevoerd of niet zijn overeengekomen. De kantonrechter oordeelt dat Sepja onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de geleverde prestaties en dat de vorderingen van Sepja worden afgewezen. De kantonrechter wijst ook de proceskosten toe aan NVF, aangezien Sepja in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 9773387 / CV EXPL 22-4371
Vonnis van de kantonrechter van 6 januari 2023
in de zaak van:
de vennootschap onder firma,
V.O.F. SEPJA,
gevestigd te Lelystad,
eiseres,
gemachtigde: P. de Ruijter,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
NVF PRODUCTION B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.W.A. Offermans.
Partijen worden hierna aangeduid als Sepja en NVF.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 maart 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 17 juni 2022 waarin tot een schriftelijke voortzetting van de procedure is besloten,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek met producties,
- de akte uitlating van Sepja.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
NVF voert het bedrijf van een groothandel en heeft in 2019 het bouwbedrijf Sepja verschillende keren ingeschakeld voor reparatiediensten. Voor deze werkzaamheden heeft NVF een vergoeding aan Sepja betaald.
2.2.
Rond de start van 2021 zijn partijen overeengekomen dat Sepja tegen betaling in opdracht van NVF een tofumachine zou ontwikkelen (hierna: de ‘overeenkomst’). Onderdeel van de afspraken was dat de tofumachine zou worden opgeleverd in maart 2021.
2.3.
Bij de start van de werkzaamheden heeft NVF een aanbetaling gedaan van € 30.000,00.
2.4.
Sepja heeft vervolgens aan NVF het volgende gefactureerd:
Datum
Bedrag (incl. btw)
Factuurnummer
Vervaldatum
27 juni 2021
€ 2.855,60
[fact.nr. 1]
4 juli 2021
13 juli 2021
€ 3.708,65
[fact.nr. 2]
26 juli 2021
30 juli 2021
€ 2.178,00
[fact.nr. 3]
13 augustus 2021
9 augustus 2021
€ 8.826,95
[fact.nr. 4]
9 augustus 2021
Totaal:
€ 17.569,20
2.5.
Op 16 augustus 2021 heeft Sepja aan NVF een creditfactuur toegestuurd voor een bedrag van € 4.495,15 (incl. btw). De onder 2.4 vermelde openstaande som van in totaal € 17.569,20 bedraagt na de creditering van € 4.495,15 nog € 13.074,05 (hierna: de ‘hoofdsom’).
2.6.
Dezelfde dag heeft Sepja aan NVF onder meer het volgende geschreven:
“(…)
In verband met [de] niet volledig[e] aanbetaling en omdat [de algemene] voorwaarden van METAALUNIE van toepassing zijn[,] sluiten wij het contract af. Dat wist u op 28 mei 2021. Wij hebben u modelijk ge[ï]nformeerd met aanwezigheid van Jarek van ABJ Technical. 30 mei waren alle materialen naar u gebracht met afrekening erbij. A[a]nbetaling zou [€] 36 300 euro incl BTW moeten zijn en u heeft [€] 30 000 overgemaakt. (…)
(…)
Op basis [van] artikel 5.2 , 17 (Betaling) en artikel 18.1 [van de algemene voorwaarden] ontbinden wij het contract.
(…)”
2.7.
Vervolgens heeft Sepja op 23 augustus 2021 aan NVF geschreven dat NVF in gebreke wordt gesteld met een termijn van tien dagen om alsnog tot betaling over te gaan van de hoofdsom van € 13.074,05 vermeerderd met bijkomende rente en incassokosten.
2.8.
Nadien heeft Sepja op 28 augustus 2021 en 1 september 2021 NVF opnieuw tot betaling aangemaand.
2.9.
Tot op heden zijn de facturen van Sepja onbetaald gebleven en heeft NVF een derde (hierna: ‘BLT Techniek’) ingeschakeld voor de ontwikkeling van een tofumachine voor € 54.999,97.

3.Het geschil

3.1.
Sepja vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I NVF te veroordelen tot betaling van € 13.074,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2021 tot de dag van algehele betaling, althans de wettelijke handelsrente vanaf de dagvaarding tot de dag van algehele betaling,
II NVF te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.961,11, althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
III NVF te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
NVF voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met een veroordeling van Sepja in de proceskosten.

4.De beoordeling

Kern van de zaak
4.1.
De zaak draait om de vraag of NVF het openstaande bedrag van € 13.074,05 aan Sepja moet voldoen, zoals Sepja vordert. Sepja stelt dat uit de overeenkomst volgt dat NVF verplicht is te betalen voor het werk dat Sepja heeft uitgevoerd en de materialen die Sepja heeft geleverd. Sepja heeft meerdere facturen en betalingsherinneringen verstuurd, maar betaling van NVF bleef tot dusver uit.
4.2.
NVF betwist dat zij betaling is verschuldigd, omdat Sepja volgens NVF heeft gefactureerd voor werkzaamheden waarvoor NVF geen opdracht heeft verstrekt, te weten onder meer “storingsdienst werkzaamheden” en leveringen die nooit hebben plaatsgevonden. Daarnaast voert NVF het verweer dat zij bovendien al voldoende heeft betaald met de aanbetaling van € 30.000,00. Nadat NVF weigerde de facturen te betalen, heeft Sepja de overeenkomst ontbonden. NVF heeft vervolgens BLT Techniek ingeschakeld voor de ontwikkeling van een tofumachine tegen betaling van € 54.999,97 en vindt dat zij niks meer aan Sepja is verschuldigd. De prestaties van Sepja in het kader van de bouw van de tofumachine waren volgens BLT Techniek onbruikbaar voor uitvoering van de aan laatstgenoemde verstrekte opdracht.
Juridisch kader
4.3.
Omdat Sepja betaling vordert, zal zij moeten stellen en indien nodig bewijzen dat zij recht heeft op betaling. Dat is de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat betekent dat Sepja voldoende moet onderbouwen dat de werkzaamheden en materiaalleveranties die zij in rekening brengt ook echt zijn overeengekomen en uitgevoerd.
4.4.
Aangezien NVF € 30.000,00 vooruit heeft betaald (zie onder 2.3) zal Sepja inzichtelijk moeten maken hoe de gevorderde hoofdsom zich daartoe verhoudt.
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst op 16 augustus 2021 is ontbonden. Dat betekent volgens artikel 6:271 Burgerlijk Wetboek (BW) dat zowel Sepja als NVF is bevrijd van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen. Voor zover verbintenissen al zijn nagekomen, ontstaat over en weer de verplichting om deze verbintenissen ongedaan te maken. Indien een verrichte prestatie niet ongedaan kan worden gemaakt, bepaalt artikel 6:272 lid 1 BW dat daarvoor een vergoeding in de plaatst treedt. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van de waarde van de prestatie, waardoor van belang is of de prestatie een deugdelijke nakoming van de overeenkomst is geweest. Bij een deugdelijke nakoming zal veelal de overeengekomen tegenprestatie als waarde gelden en bij een ondeugdelijke nakoming zal de economische waarde gelden die de prestatie in de gegeven omstandigheden voor de ander heeft gehad. Kortom, de betalingsplicht van NVF uit de overeenkomst is door de ontbinding tenietgegaan en NVF is slechts een vergoeding verschuldigd voor de waarde die aan de werkzaamheden van Sepja moet worden toegekend. Welke waarde aan de prestaties van Sepja moet worden toegekend, zal zij moeten onderbouwen.
De vorderingen worden afgewezen
4.6.
De vorderingen van Sepja zullen niet worden toegewezen om de volgende redenen.
4.7.
Sepja heeft in opdracht van NVF werkzaamheden en materiaalleveranties verricht. Daarnaast valt uit de creditfactuur van 16 augustus 2021 af te leiden dat Sepja de kritiek van NVF over onterecht gefactureerde werkzaamheden deels heeft erkend. Na de ontbinding is NVF een vergoeding verschuldigd voor de waarde van het verrichte werk en de geleverde materialen (zie onder 4.5), maar Sepja heeft gelet op de betwisting door NVF onvoldoende toegelicht welke overeengekomen werkzaamheden en leveringen aan de facturen ten grondslag liggen. Zo ontbreken bij de facturen behorende en voor akkoord getekende overzichten van gewerkte uren, pakbonnen en werkorders; deze werden in het verleden wel aan NVF verstrekt. Bovendien blijkt uit de facturen niet dat deze betrekking hebben op de ontwikkeling van de tofumachine. NVF heeft immers onbetwist aangevoerd dat daarvoor een aanneemsom is overeengekomen van € 60.000,00 (excl. btw), zodat het niet zonder meer duidelijk is waarom er gewerkte uren en storingswerkzaamheden zijn gefactureerd in plaats van de overeengekomen aanneemsom.
4.8.
Daar komt bij dat Sepja niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de aanbetaling van € 30.000,00 is verrekend met de door NVF verschuldigde bedragen.
4.9.
Dat betekent dat de vorderingen van Sepja integraal worden afgewezen.
Proceskosten en nakosten
4.10.
Sepja zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden aan de zijde van NVF tot op heden begroot op € 746,00 aan salaris gemachtigde (2,0 punten x tarief € 373,00).
4.11.
De nakosten worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Sepja in de proceskosten, aan de zijde van NVF tot op heden begroot op € 746,00,
5.3.
veroordeelt Sepja in de na dit vonnis aan de zijde van NVF ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2023.
De griffier De kantonrechter