ECLI:NL:RBAMS:2023:4486
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Parkeerbelasting en tijdelijke verkeersmaatregel in Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, een inwoner van Amsterdam, ontving op 12 november 2022 een naheffingsaanslag van € 72,50, bestaande uit € 6,- aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten voor het opleggen van de aanslag. Eiser stelde dat hij op een laad- en losplek stond, waar volgens hem het regime van de Wet Mulder van toepassing was, en dat hij daarom geen parkeerbelasting verschuldigd was. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam betwistte dit en stelde dat de parkeerlocatie op het moment van de naheffingsaanslag geen laad- en losplek meer was, maar een gefiscaliseerde parkeerplek, waarvoor wel parkeerbelasting verschuldigd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de parkeerlocatie op het moment van de naheffingsaanslag niet meer als laad- en losplek gold. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de taak heeft om duidelijk te maken waar en wanneer parkeerbelasting moet worden voldaan, en dat eiser een onderzoeksplicht heeft om zich op de hoogte te stellen van het geldende parkeerregime. De rechtbank concludeerde dat de tijdelijke verkeersmaatregel, die gold tot 11 november 2022, duidelijk kenbaar was en dat eiser niet had onderbouwd dat dit anders was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in deze zaak. Er werd geen aanleiding gezien voor een vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter M.W. Speksnijder, in aanwezigheid van griffier M.G. Elfferich, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.