In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 2003, heeft de rechtbank Amsterdam op 13 juni 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van brandstichting in een school en het bezit van MDMA en een wapen. De rechtbank heeft beraadslaagd na een besloten zitting op 30 mei 2023, waar de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P. Figge, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft ook gehoord van de Raad voor de Kinderbescherming en een jeugdreclasseringswerker van het Leger des Heils.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk teweegbrengen van een explosie in een trappenhuis van een school in Amsterdam op 15 oktober 2019, het bezit van MDMA op 29 oktober 2019, en het voorhanden hebben van een mes terwijl de verdachte nog geen achttien jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
Wat betreft de explosie, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger aan te merken. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en de rechtbank vond het bewijs onvoldoende om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van dit feit. Voor de feiten 2 en 3, het bezit van MDMA en het wapen, oordeelde de rechtbank dat deze wettig en overtuigend bewezen waren op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank besloot echter geen straf op te leggen, gezien het grote tijdsverloop sinds de feiten en de positieve ontwikkeling van de verdachte in de afgelopen jaren. De rechtbank achtte het van belang dat de verdachte zich kon richten op zijn toekomst zonder de druk van een straf. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig, maar legde geen straf op, en onttrok de in beslag genomen goederen aan het verkeer.