ECLI:NL:RBAMS:2023:4474

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
13.133268.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden drugs en een vuurwapen met vrijspraak voor het dragen van een wapenstok

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van 57 grijze MDMA-tabletten, 15,9 gram amfetamine, 3,6 kilogram roze pillen met MDMA, en het voorhanden hebben van een pistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 februari 2022 in zijn woning in Amsterdam een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen en een vuurwapen in zijn bezit had. De verdachte heeft verklaard dat hij de pillen voor een vriend bewaarde en dat hij niet wist dat het om drugs ging. De verdediging heeft vrijspraak gevraagd voor het dragen van een wapenstok, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte deze daadwerkelijk heeft gedragen. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van de drugs en het vuurwapen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling na de aanhouding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.133268.22
Datum uitspraak: 29 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres 1] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. van der Veen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort samengevat – beschuldigd van:
het opzettelijk aanwezig hebben van 57 grijze tabletten (Berghain logo) MDMA en/of 15,9 gram amfetamine en/of 3,6 kilogram roze pillen (9318 pillen met red-bull logo) bevattende MDMA;
het voorhanden hebben van een pistool Walther, Greed, 9mm Luger, cat III onder 1 Wet wapens en munitie;
het dragen van een wapenstok van categorie IV, onder 3 Wet wapens en munitie.
De tenlastelegging staat in bijlage 1.

3.De waardering van het bewijs

Inleiding
Naar aanleiding van een melding dat verdachte over een wapen zou beschikken is de politie op 24 februari 2022 de woning aan de [adres 2] te Amsterdam binnengetreden en heeft zij deze woning doorzocht. Verdachte was op dat moment in de woning aanwezig. Tijdens de doorzoeking zijn in de woning onder meer een vuurwapen, een wapenstok en verdovende middelen gevonden.
3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen. Daarbij merkt de officier van justitie op dat de twee sealbags met roze pillen in één tas in beslag zijn genomen. In het laboratorium zijn beide sealbags apart getest en is aan de tweede sealbag ook een goednummer toegekend. Duidelijk is dat het tezamen gaat om een totale hoeveelheid van 3,6 kilogram.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak ten aanzien van de roze pillen. Volgens verdachte zijn heeft hij de pillen bewaard op verzoek van iemand die hij kent en zijn de pillen ‘nep’. Naar aanleiding van het onderzoeksresultaat dat het MDMA-gehalte in de roze pillen lager was dan gebruikelijk in straatpartijen van MDMA-tabletten, heeft de verdediging om aanvullend onderzoek gevraagd. Dat is niet uitgevoerd. Nu de pillen zijn vernietigd, is dit onderzoek niet meer mogelijk en daarmee heeft de officier van justitie onzorgvuldig gehandeld. Ook is niet duidelijk hoe is getest; of het bijvoorbeeld om een steekproef gaat. Het gevolg is dat niet kan worden bewezen dat verdachte 3,6 kg MDMA voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van feiten 2 en 3 is geen verweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het dragen van een wapenstok
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 3 is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de wapenstok heeft gedragen, zoals bedoeld in artikel 1 onder 10 en artikel 27 van de Wet Wapens en Munitie, aangezien de wapenstok op de in de tenlastegelegde datum is aangetroffen in een nachtkastje in de slaapkamer van de woning waar verdachte verbleef. Nog daargelaten of het enkele voorhanden hebben van een wapenstok een strafbaar feit oplevert, kan reeds om deze reden geen bewezenverklaring volgen.
3.3.2.
Veroordeling voor drugs- en wapenbezit
De rechtbank is van oordeel dat het aanwezig hebben van de verdovende middelen (feit 1) en het voorhanden hebben van een vuurwapen (feit 2) kunnen worden bewezen.
Voorhanden hebben drugs
De rechtbank stelt vast dat op 24 februari 2022 te Amsterdam in de slaapkamer van een woning 3,6 kilogram roze pillen met een Red Bull logo, 15,9 gram amfetamine en 57 grijze tabletten met een Berghain logo zijn aangetroffen. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op dat moment in de woning woonde en dat hij de verdovende middelen zelf in de woning heeft weggelegd. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte wist van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat hij daarover kon beschikken.
Voor wat betreft de roze Red bull pillen en de grijze Berghain tabletten zou verdachte alleen niet hebben geweten dat het drugs waren. Hij zou ze hebben bewaard voor een vriend en die zou hebben gezegd dat de roze Red bull pillen snoepjes waren. Dit strookt echter niet met de WhatsAppgesprekken die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen. Hierin vraagt verdachte ene [naam 1] om voor hem 1000 stuks roze Red Bull te regelen. Tevens is door deze [naam 1] een lijst met verdovende middelen verzonden. Dat een derde met de telefoon van verdachte aan de haal zou zijn geweest en buiten medeweten van de verdachte de gesprekken heeft gevoerd, zoals verdachte op de zitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De WhatsAppgesprekken zijn namelijk over een ruime periode gevoerd, wat zou inhouden dat iemand anders dan verdachte (op meerdere tijdstippen) in die periode over de telefoon van verdachte moest hebben kunnen beschikken en ongemerkt een WhatsAppgesprek heeft kunnen voeren. Verdachte heeft niet kunnen uitleggen hoe dat dan mogelijk zou zijn geweest. Verder heeft verdachte geen concrete gegevens verstrekt van degene die de drugs in bewaring heeft gegeven en ook niet van de persoon die zijn telefoon zou hebben gebruikt, zodat zijn verhaal verder niet kan worden geverifieerd. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte zowel ten aanzien van de roze Red bull pillen als ten aanzien van de grijze Berghain tabletten wist dat het om verboden middelen ging.
Het feit dat de roze Red bull pillen op grond van het laboratoriumrapport een lager MDMA-gehalte bevatten dan gebruikelijk in straatpartijen van MDMA-bevattende tabletten en dat waarschijnlijk steekproefsgewijs is getest doet verder niet af aan de constatering dat het om in totaal 3,6 kg aan pillen gaat en dat die MDMA bevatten, hetgeen een verboden middel is op grond van de Opiumwet.
Voorhanden hebben van een vuurwapen
Wat er ook zij van de wijze waarop verdachte aan het wapen is gekomen, verdachte heeft verklaard dat hij zelf het wapen de woning heeft binnen gebracht. Uit zijn verklaring volgt dat hij wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen had. Dat verdachte niet zou hebben geweten dat het wapen echt was staat aan de bewezenverklaring niet in de weg. Ook indien verdachte op dit punt in zijn verklaring wordt gevolgd, dan heeft hij door een wapen in huis te nemen dat mogelijk echt kon zijn, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een verboden vuurwapen voorhanden had.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 24 februari 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 57 grijze tabletten (Berghain logo) bevattende MDMA en ongeveer 15,9 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 3,6 kilogram roze pillen (te weten in totaal 9318 pillen met een red-bull logo) bevattende MDMA;
feit 2:
op 24 februari 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type Greed, kaliber 9mm Luger, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Indien de rechtbank deze straf onvoldoende acht, dan kan zij voor zowel feit 1 als feit 2 een taakstraf van 240 uren opleggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Voor feit 3 kan in dat geval worden overgegaan tot toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een eventuele gevangenisstraf maximaal twaalf tot achttien maanden zou mogen duren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een niet geringe hoeveelheid verdovende middelen. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik ervan voor kwalijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen kan zorgen. Ook veroorzaakt de handel in en het gebruik van verdovende middelen (criminele) overlast in de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen. Wapenbezit komt veel voor in het criminele (drugs)milieu en er zijn voorbeelden te over waarbij het gebruik van wapens in dat milieu niet wordt geschuwd. Vooral in Amsterdam neemt vuurwapengeweld de laatste jaren steeds meer toe. Tegen dergelijke feiten moet streng worden opgetreden.
De combinatie van deze feiten en omstandigheden roept veel vragen op en is zorgelijk. Verdachte heeft verklaard dat hij zich de (mogelijke) gevolgen van zijn handelen onvoldoende heeft gerealiseerd. Hoewel er een ander beeld uit het dossier naar voren komt, geeft de rechtbank hem op dit punt het voordeel van de twijfel en houdt het er op dat hij zich hierin op zijn minst genomen veel te naïef opgesteld.
Persoon van verdachteUit het strafblad van verdachte van 24 mei 2023 komt naar voren dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 20 april 2023, opgemaakt door [naam 2] . Hierin is opgenomen dat de reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en geen reden ziet voor interventies, aangezien verdachte een structurele dagbesteding heeft, een beschermend familiair netwerk om hem heen heeft en er verder geen zorgen zijn over de verschillende leefgebieden.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Dat zijn onderlinge afspraken over strafoplegging. Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van harddrugs met een gewicht tussen de 3.000 en 4.000 gram is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. In beginsel vormt een (forse) onvoorwaardelijke gevangenisstraf dus het uitgangspunt.
De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie. De rechtbank stelt vast dat verdachte nog jong is en dat hij de afgelopen maanden bij zichzelf te rade lijkt te zijn gegaan. Zijn ouders en zijn oom – die ook op de zitting aanwezig waren – zijn erg betrokken en lijken een positieve invloed op verdachte te hebben. Verdachte heeft na zijn aanhouding concrete stappen ondernomen om zijn leven anders in te richten; hij werkt inmiddels het grootste deel van de week, heeft een vaste relatie en heeft afstand genomen van zijn oude vrienden die een verkeerde invloed op hem hadden. De rechtbank heeft daardoor goede hoop dat verdachte in het vervolg de juiste keuzes blijft maken. Om de ernst van de feiten te benadrukken en als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen legt de rechtbank naast een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op. De rechtbank wil verdachte niet naar de gevangenis sturen, omdat dit mogelijk de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven teniet doet. Zij benadrukt echter dat verdachte moet beseffen dat hij weg komt met een relatief milde bestraffing en dat, indien hij opnieuw in de fout gaat, daar direct consequenties aan verbonden worden. Verdachte is dus een gewaarschuwd mens.
Alles overziend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Ploertendoder
2. Pistool
3. Patroonhouder
4. 1930 euro
Nu met betrekking tot het pistool en de patroonhouder het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De ploertendoder behoort aan verdachte toe en is bij gelegenheid van het opsporingsonderzoek naar het bewezen geachte aangetroffen. Nu deze ploertendoder kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten als waarvoor verdachte wordt veroordeeld en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang wordt deze ook onttrokken aan het verkeer.
Het geld wordt aan verdachte teruggegeven.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast de onttrekking aan het verkeervan:
1. Ploertendoder
2. Pistool
3. Patroonhouder
Gelast de teruggaveaan verdachte van:
4. 1930 euro
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk, C.F.J. Heemskerk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2023.
Bijlage […]
[…]

1.[…]

[…]

[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]