8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op één dag meerdere geldbedragen weggenomen door gebruik te maken van verschillende betaalpassen, te weten een bankpas en een creditcard, die niet van hem waren en die hij ook niet mocht gebruiken. Verdachte heeft met de betaalpassen betalingen verricht bij de Albert Heijn, een coffeeshop en een filiaal van Footlocker. De betaalpassen had verdachte kort daarvoor weggenomen uit de kluisjes van een sportschool. Dit zijn zeer hinderlijke feiten die schade opleveren en bovenal veel overlast voor de direct betrokkenen veroorzaken. Daarnaast leidt het onbevoegd gebruik maken van een creditcard en bankpassen tot een inbreuk op het vertrouwen dat door de consument en de acceptant in het elektronisch betalingsverkeer wordt gesteld. Dit vertrouwen is van groot economisch en maatschappelijk belang. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van een ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Verdachte heeft kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Verdachte heeft daarnaast een medewerker van Footlocker mishandeld en hem bedreigd nadat verdachte door de medewerker werd gevraagd zich te legitimeren. Door zo te handelen heeft verdachte pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en daarnaast een inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het zeer omvangrijke strafblad van verdachte (van 16 mei 2023), waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu verdachte tussen de pleegdatum van de onderhavige feiten en de zitting van 8 juni 2023 is veroordeeld voor een ander strafbaar feit.
De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie en de raadsman, geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Door de reclasseringswerker [reclasseringswerker] is per e-mail van 7 juni 2023, in aanvulling op het reclasseringsadvies van 13 april 2023, een advies uitgebracht om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling. Hoewel de rechtbank, gelet op het strafblad van verdachte, inziet dat een vorm van behandeling en begeleiding nuttig zou zijn voor verdachte, is voornoemd advies niet concreet genoeg om op basis daarvan de voorgestelde klinische behandeling aan verdachte op te leggen. Niet is onderzocht wat voor verdachte een passend behandeltraject zou zijn en bij welke hulp verdachte gebaat zou zijn.
Daarnaast is uit het reclasseringsadvies van 13 april 2023 gebleken dat eerder aan verdachte opgelegde voorwaarden niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd en dat het starten van een klinisch traject niet mogelijk is vanwege het ontbreken van diagnostiek.
Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte zich ter zitting gemotiveerd heeft getoond om zich na zijn detentie in te zetten om zijn leven weer op de rit te krijgen. Hij heeft zichzelf gemeld bij de gemeente [gemeente] , waar hij hulp kan krijgen bij het vinden van werk en het verkrijgen van inkomsten. Verdachte heeft goed contact met zijn familie. Ook heeft verdachte woonruimte gevonden, waar hij na zijn detentie kan verblijven.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend.