ECLI:NL:RBAMS:2023:4468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
13/057864-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en mishandeling met gebruik van valse betaalmiddelen

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 februari 2023 in Amsterdam meerdere geldbedragen heeft weggenomen door gebruik te maken van valse betaalmiddelen, waaronder een bankpas en een creditcard die niet van hem waren. De verdachte heeft ook een medewerker van Footlocker mishandeld en bedreigd nadat deze hem vroeg zich te legitimeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 40,87 gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/057864-23
Parketnummer vordering tul: 03/296115-21
Datum uitspraak: 8 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Refos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.G. Peerik naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich op 25 februari 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal van één of meer geldbedragen, door middel van een valse sleutel, te weten een creditcard t.n.v. [persoon 1] ;
mishandeling van [persoon 2] ;
bedreiging van [persoon 2] , met enig misdrijf tegen het leven en/of met zware mishandeling;
diefstal van één of meer geldbedragen, door middel van een valse sleutel, te weten een creditcard t.n.v. [persoon 1] en/of een bankpas t.n.v. [persoon 3] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de beschuldigingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de feiten bewezen gelet op [1] :
ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:
- de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2023;
ten aanzien van feit 1 en 4
- een proces-verbaal van bevindingen, van 5 april 2023, met nummer 2023044917-25, pagina’s niet doorgenummerd;
ten aanzien van feit 2 en feit 3
- een proces-verbaal van aangifte, van [persoon 2] , met nummer 2023044917-6, doorgenummerde pagina’s 7-10;
- een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023044917-5, doorgenummerde pagina’s 13-16.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 25 februari 2023 te Amsterdam, meerdere geldbedragen, te weten een bedrag van 24,99 euro en een bedrag van 40,00 euro en een bedrag van 25,00 euro, die geheel aan [persoon 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een creditcard behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [persoon 1] ;
ten aanzien van feit 2
op 25 februari 2023 te Amsterdam [persoon 2] heeft mishandeld door:
  • voornoemde [persoon 2] vast te grijpen bij zijn t-shirt en
  • zijn, arm rond de nek van voornoemde [persoon 2] te klemmen en zijn, arm vervolgens aan te spannen;
ten aanzien van feit 3
op 25 februari 2023 te Amsterdam, [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [persoon 2] meerdere malen althans eenmaal dreigend de woorden toe te voegen “Ik pak je, kom hier, als ik je pak maak ik je af” en “Ik maak je dood, ik kom hier terug en maak je kapot”;
ten aanzien van feit 4
op 25 februari 2023 te Amsterdam, meerdere geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van 49,99 euro en 6,87 euro, gepind bij de Albert Heijn, locatie [straatnaam] , met de bankpas van [persoon 3] , en
  • een geldbedrag van 12,00 euro en 22,00 euro, gepind bij Graan B.V./Coffeeshop Boerejongens met de bankpas van [persoon 3] , en
  • een geldbedrag van 22,00 euro, gepind bij Graan B.V./Coffeeshop Boerejongens met de creditcard van [persoon 1] ,
die geheel aan [persoon 3] en/of [persoon 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [persoon 3] en creditcard behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [persoon 1] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 134 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft verzocht om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te koppelen van een algemeen reclasseringstoezicht en een klinische opname in een zorginstelling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op één dag meerdere geldbedragen weggenomen door gebruik te maken van verschillende betaalpassen, te weten een bankpas en een creditcard, die niet van hem waren en die hij ook niet mocht gebruiken. Verdachte heeft met de betaalpassen betalingen verricht bij de Albert Heijn, een coffeeshop en een filiaal van Footlocker. De betaalpassen had verdachte kort daarvoor weggenomen uit de kluisjes van een sportschool. Dit zijn zeer hinderlijke feiten die schade opleveren en bovenal veel overlast voor de direct betrokkenen veroorzaken. Daarnaast leidt het onbevoegd gebruik maken van een creditcard en bankpassen tot een inbreuk op het vertrouwen dat door de consument en de acceptant in het elektronisch betalingsverkeer wordt gesteld. Dit vertrouwen is van groot economisch en maatschappelijk belang. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van een ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Verdachte heeft kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Verdachte heeft daarnaast een medewerker van Footlocker mishandeld en hem bedreigd nadat verdachte door de medewerker werd gevraagd zich te legitimeren. Door zo te handelen heeft verdachte pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en daarnaast een inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het zeer omvangrijke strafblad van verdachte (van 16 mei 2023), waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu verdachte tussen de pleegdatum van de onderhavige feiten en de zitting van 8 juni 2023 is veroordeeld voor een ander strafbaar feit.
De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie en de raadsman, geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Door de reclasseringswerker [reclasseringswerker] is per e-mail van 7 juni 2023, in aanvulling op het reclasseringsadvies van 13 april 2023, een advies uitgebracht om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling. Hoewel de rechtbank, gelet op het strafblad van verdachte, inziet dat een vorm van behandeling en begeleiding nuttig zou zijn voor verdachte, is voornoemd advies niet concreet genoeg om op basis daarvan de voorgestelde klinische behandeling aan verdachte op te leggen. Niet is onderzocht wat voor verdachte een passend behandeltraject zou zijn en bij welke hulp verdachte gebaat zou zijn.
Daarnaast is uit het reclasseringsadvies van 13 april 2023 gebleken dat eerder aan verdachte opgelegde voorwaarden niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd en dat het starten van een klinisch traject niet mogelijk is vanwege het ontbreken van diagnostiek.
Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte zich ter zitting gemotiveerd heeft getoond om zich na zijn detentie in te zetten om zijn leven weer op de rit te krijgen. Hij heeft zichzelf gemeld bij de gemeente [gemeente] , waar hij hulp kan krijgen bij het vinden van werk en het verkrijgen van inkomsten. Verdachte heeft goed contact met zijn familie. Ook heeft verdachte woonruimte gevonden, waar hij na zijn detentie kan verblijven.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 40,87 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 25 februari 2023.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 24 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 03/296115-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
21 april 2022 van de politierechter te Maastricht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 285, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [persoon 3]toe tot een bedrag van
€ 40,87 (veertig euro en zevenentachtig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat € 40,87 (veertig euro en zevenentachtig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 21 april 2022 (parketnummer 03/296115-21) opgelegde voorwaardelijke straf, te weten: een geldboete van € 250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 5 dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. D. Bode en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2023.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.