ECLI:NL:RBAMS:2023:4467

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
13/097325-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag en het verlaten van de plaats van het ongeval

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juni 2021 in Amsterdam betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte heeft een reeks verkeersovertredingen begaan, waaronder het negeren van een rood verkeerslicht en het met hoge snelheid het trottoir oprijden, met als gevolg dat hij tegen twee kinderen aanreed die op het trottoir speelden. Eén van de kinderen, genaamd [persoon 1], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een hersenschudding en traumatisch schedel/hersenletsel. De verdachte is na de aanrijding doorgereden zonder zich om de slachtoffers te bekommeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden en dat zijn gedrag heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het roekeloos rijden, het opzettelijk schenden van verkeersregels en het verlaten van de plaats van het ongeval. De verdachte ontkende de bestuurder van de motorfiets te zijn geweest, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en sporenonderzoek, overtuigend.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de verkeersdelicten en de gevolgen voor het slachtoffer en zijn familie. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft altijd ontkend de bestuurder te zijn geweest, wat de rechtbank als teleurstellend beschouwde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/097325-22
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Refos en van wat de gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. D.M. Moes naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich op 16 juni 2021 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1.
primair: roekeloos of in ieder geval zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam rijden, (door rijdende op een motorfiets, terwijl verdachte aan de politie probeerde te ontkomen, (te) hard te rijden en vervolgens het trottoir op te rijden) waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door tegen [persoon 1] en [persoon 2] aan te rijden, waarbij
[persoon 1] (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht;
subsidiair: gevaarzetting;
2. het opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat één of meer verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden;
3. het verlaten van de plaats van voornoemd ongeval, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander letsel en/of schade was toegebracht.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte roekeloos heeft gereden, gelet op de combinatie van de verkeersovertredingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet met voldoende zekerheid kan worden uitgesloten dat de bestuurder van de motorfiets een ander persoon betreft dan verdachte. Verdachte heeft een uitgebreide verklaring afgelegd, waarin hij een alternatief scenario heeft gegeven. Deze verklaring wordt niet weersproken door de inhoud van het dossier. De verklaring van verdachte wordt bevestigd door de verklaring van [persoon 3] . Bovendien is de herkenning van verdachte niet betrouwbaar en kan daarom niet dienen tot het bewijs. Om die redenen dient verdachte van de ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bevindingen verbalisanten
Op 16 juni 2021 omstreeks 17.30 uur zagen verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die reden in een opvallend dienstvoertuig, een bestuurder van een motorfiets op het fietspad op de Meer en Vaart in Amsterdam rijden, in de richting van de Ookmeerweg. Verbalisanten zagen het verkeerslicht van het fietspad, op de Meer en Vaart en kruising met het Osdorpplein, op rood staan. Zij zagen dat de motorrijder met hoge snelheid het rode verkeerslicht negeerde en door bleef rijden richting Ookmeerweg. Verbalisanten besloten om achter de motorrijder aan te gaan. Zij zagen vervolgens dat de motorrijder ter hoogte van het kruispunt Meer en Vaart en de Osdorperban het rode verkeerslicht negeerde en hierna de weg van de Meer en Vaart opreed. Op de kruising van de Meer en Vaart en de Ookmeerweg sloeg de motorrijder linksaf de Ookmeerweg in, in de richting van de Baden Powellweg. Verbalisanten zagen vervolgens dat de motorrijder voorgesorteerd stond om rechtsaf te slaan richting de Troelstralaan. Op dat moment konden verbalisanten het kenteken van de motorfiets noteren, te weten: [kenteken] . De motorrijder keek op dat moment achterom. Verbalisanten geven het volgende signalement van de motorrijder: een man met een lichtgetinte huidskleur, slank postuur, tussen de 23 en 30 jaar oud, smal gezicht en een zwarte baard. Hij droeg een donkerkleurige helm waarvan het kinstuk open stond. Vervolgens reed de motorrijder door het rode verkeerslicht rechtdoor in de richting van de Baden Powellweg. Verbalisanten wilden achter de motorrijder aanrijden, maar kwamen vast te zitten tussen drie voertuigen. Verbalisanten hebben hun optische- en geluidssignalen aangezet, om het verkeer door te komen. Dit had geen effect.
Verbalisanten reden de Notweg in. Hier zagen zij de motorrijder vanuit de richting van de Wildeman over Veldzicht rijden, in de richting van de Notweg. Verbalisanten sloegen hierop rechtsaf Veldzicht in. De motorrijder reed verbalisanten tegemoet. Voordat verbalisanten hun dienstvoertuig konden parkeren reed de motorrijder met hoge snelheid links het trottoir op. De motorrijder reed tegen twee kinderen aan, die zich op het trottoir bevonden. De motorrijder reed na de botsing met hoge snelheid weg vanuit de Notweg in de richting van de Ookmeerweg. Verbalisanten zagen dat de twee kinderen, door de botsing, ongeveer vijf meter verderop terecht kwamen. Verbalisanten zagen dat één kind niet bewoog. Het kind dat niet bewoog was even buiten bewustzijn. Hierna kwam het kind bij bewustzijn, maar verkeerde toen in shock. Het slachtoffer is genaamd
[persoon 1] (hierna: [persoon 1] ). [persoon 1] werd met de ambulance meegevoerd naar het ziekenhuis. [2]
Letsel slachtoffer
[persoon 1] is als gevolg van het ongeval gedurende 30 tot 60 seconden buiten bewustzijn geweest. [persoon 1] had een bloeduitstorting op het voorhoofd en zwellingen op het achterhoofd en de linkerknie. In de ambulance werd [persoon 1] toenemend suf en op de spoedeisende hulp braakte hij twee keer. Hij had een wond op de linker knie, die werd gehecht met drie hechtingen. De CT-scan van de hersenen liet een kleine bloeding onder het harde hersenvlies zien. [persoon 1] is ter observatie opgenomen. [persoon 1] had het advies gekregen om in totaal zes weken te wachten met contactsporten en verder langzaamaan zijn activiteiten uit te breiden. [persoon 1] heeft gedurende enige tijd last gehad van krachtsverlies, pijnklachten en scheef lopen.
Op 21 september 2021 is [persoon 1] in behandeling gekomen van een manueel therapeut/sportfysiotherapeut in verband met scheef lopen na het ongeval. De fysiotherapeut vond bij zijn onderzoek pijnlijkheid rond het linker SI-gewricht en hypertonie van de linker iliopsoas spier. Er werden vijf behandelingen gegeven voor het mobiliseren van het SI-gewricht en het verminderen van de spierspanning van de genoemde spier.
[persoon 1] heeft een zware hersenschudding opgelopen alsmede een ingedeukte rib. Er is sprake van traumatisch schedel/hersenletsel. Gezien de aanwezigheid van bloed binnen in de schedel op de CT-scan, moet rekening worden gehouden met een verhoogd risico op posttraumatische epilepsie gedurende in elk geval vijf jaar. Gezien de leeftijd van [persoon 1] wordt een voorbehoud geadviseerd tot zijn achttiende verjaardag. [3]
Aantreffen motorfiets en contact met verdachte
Volgens het politiesysteem stond de motorfiets met kenteken [kenteken] op naam van [B.V.] , gevestigd aan [adres 2] in Amsterdam . In de ondergrondse parkeergarage van het appartementencomplex troffen verbalisanten, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , de motorfiets aan. Verbalisanten voelden dat de uitlaat van de motorfiets nog warm, dan wel heet, was.
Verbalisanten zijn doorgegaan naar het appartement, [adres 2] . Daar belden zij aan, maar de deur werd niet open gedaan. Via de digitale deurbel met camera aan de voordeur hadden verbalisanten contact met de bewoner die opgaf te zijn genaamd [verdachte] (hierna: verdachte). Verdachte verklaarde dat hij in Antwerpen was en dat het bedrijf [B.V.] van hem en zijn vriend was, dat de motorfiets van het bedrijf was en dat ze regelmatig motorfietsen verhuren aan instructeurs. Verdachte verklaarde verder dat hij die dag nog zou uitzoeken wie er op de motorfiets had gereden. [4]
Aantreffen motorsleutel en helm
De motorsleutel behorende bij de motorfiets met kenteken [kenteken] werd later op de dag aangetroffen in de woning aan [adres 2] in Amsterdam . Ook werd in die woning een helm aangetroffen. [5]
Gegevens RDW en Kamer van Koophandel
Uit gegevens van de RDW blijkt dat de motorfiets met kenteken [kenteken] op 29 mei 2021 te naam is gesteld van [B.V.] , gevestigd aan [adres 2] in Amsterdam . Op 15 juni 2021 is de motorfiets WA-verzekerd. [6] Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [persoon 3] per 22 februari 2019 als bestuurder van [B.V.] vermeld staat en dat verdachte sinds 11 april 2019 als gevolmachtigde in functie is getreden. [7]
Sporen op de motorfiets en sporen op de fiets
Uit sporenonderzoek aan de motorfiets met kenteken [kenteken] en de roze kinderfiets van [persoon 1] is het volgende gebleken. Op de motorfiets is onder meer een roze lakspoor op de rechterzijde van de voorband en een roze lakspoor op de rechter voorremschijf aangetroffen. De kleur van het lakspoor is gelijkend op de kleur van de fiets. De velgrand van het voorwiel van de fiets is verbogen en daarnaast is er een deuk in en lakschade aan de rechterpoot van de voorvork van de fiets geconstateerd. Verder heeft verbalisant onder meer een zwart veegspoor en lakschade op de rechterpoot van de voorvork waargenomen. Verbalisant heeft onderzocht door middel van schadepassing of de betrokken motorfiets en fiets met elkaar in aanraking zijn geweest. Door verbalisant werd geconcludeerd dat de hoogte, vorm en het verloop van de beschadigingen en aangetroffen sporen aan beide voertuigen met elkaar overeenkwamen en dat het dan ook zeer waarschijnlijk is dat beide voertuigen met elkaar in aanraking zijn gekomen. [8]
Herkenning
Op 16 juni 2021 ontving verbalisant [verbalisant 1] via WhatsApp een afbeelding van de mogelijke verdachte van het ongeval dat had plaatsgevonden op de Veldzicht/Notweg in Amsterdam. Verbalisant herkent de verdachte op de foto als [verdachte] . Verbalisant herkende verdachte, omdat hij ambtshalve met hem in aanraking is geweest bij een korte achtervolging van een motorrijder. Verbalisant zag dat de afbeelding overeenkwam met het signalement van de motorrijder die hij had gezien. [9]
Bevindingen bankgegevens
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte één bankrekeningnummer op zijn naam heeft staan. Voorts is gebleken dat er vanaf dat rekeningnummer pintransacties hebben plaatsgevonden vóór en ná de aanrijding op 16 juni 2021. Zo heeft er op 16 juni 2021 om 16.57 uur een pintransactie plaatsgevonden bij een geldautomaat in Amsterdam, vond omstreeks 17.30 uur de aanrijding plaats en vond er om 19.28 uur een pintransactie plaats bij de Total in Amsterdam. Vervolgens werd om 20.23 uur gepind bij Shell in Hank waarna er diverse pintransacties in België hebben plaatsgevonden. [10]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij de bestuurder was van de motorfiets.
4.3.2
Tussenconclusie
De rechtbank stelt, op grond van de onder 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden, vast dat op 16 juni 2021 in Veldzicht in Amsterdam een aanrijding heeft plaatsgevonden op het trottoir, waarbij de motorrijder, rijdende op de motorfiets met kenteken [kenteken] tegen
[persoon 1] en zijn roze fiets is aangereden, waardoor [persoon 1] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen en waarbij zijn fiets beschadigd is geraakt. Deze aanrijding is voorafgegaan door een aantal verkeersovertredingen en gevolgd door het verlaten van de plaats van het ongeval.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte de bestuurder is geweest van de motorfiets op 16 juni 2021 en dat verdachte in die hoedanigheid betrokken is geweest bij het hiervoor beschreven verkeersongeval.
4.3.3
Heeft verdachte de motorfiets bestuurd op 16 juni 2021?
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de motorrijder het kinstuk van de helm omhoog had staan, waardoor de verbalisanten een signalement van de motorrijder konden geven.
De motorfiets met kenteken [kenteken] stond op naam van het bedrijf [B.V.] dat was gevestigd op het adres [adres 2] . Dat is het adres waar [verdachte] ten tijde van het ongeval stond ingeschreven. Verbalisanten hebben de motorfiets met warme/hete uitlaat aangetroffen in de parkeergarage behorende bij [adres 2] . Toen verbalisanten via de digitale deurbel aanbelden bij voornoemd adres kregen zij contact met iemand die zich kenbaar maakte als [verdachte] . [verdachte] had als gevolmachtigde van de B.V. de beschikking over de motorfiets. Bij het binnentreden in de woning aan [adres 2] later op de dag werd de motorsleutel, behorende bij de motorfiets met kenteken [kenteken] aangetroffen. [verdachte] werd om die redenen als verdachte van onder meer het veroorzaken van het verkeersongeval aangemerkt.
Op 16 juni 2021 werd verbalisant [verbalisant 1] een foto getoond van [verdachte] als de mogelijke verdachte van het verkeersongeval dat eerder die dag had plaatsgevonden. [verbalisant 1] herkende verdachte op de foto als zijnde de bestuurder van de motorfiets met kenteken [kenteken] .
Tegenover deze onderzoeksbevindingen staat de verklaring van verdachte. Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij ten tijde van het ongeval al enkele dagen in België was. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij één dag vóór het ongeval in België was. Ter zitting van 8 juni 2023 heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat verdachte ten tijde van het ongeval onderweg was naar België. Ook nam de verdediging ter zitting het standpunt in dat verdachte zijn bankpas wel eens uitleende aan zijn vriendin en de pinbetalingen rond het tijdstip van de aanrijding daardoor mogelijk door zijn vriendin zijn gedaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd en deze op geen enkele wijze heeft onderbouwd. De verklaring van verdachte dat hij niet de bestuurder was van de motorfiets op 16 juni 2021 is derhalve niet aannemelijk geworden. De rechtbank vindt deze verklaring, mede in het licht van de hiervoor beschreven onderzoeksbevindingen, ongeloofwaardig. De hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen sluiten daarentegen naadloos aan bij het scenario dat verdachte de bestuurder van de motorfiets was ten tijde van het ongeval. De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 juni 2021 de bestuurder was van de motorfiets met kenteken [kenteken] .
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden op bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3.
4.3.4
Feit 1, artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en feit 2, artikel 5a WVW
Feitelijke toedracht
Verdachte heeft voorafgaand aan het verkeersongeval meerdere verkeersovertredingen begaan. Zo heeft hij met zijn motorfiets over het fietspad gereden en heeft hij meerdere malen met hoge snelheid het rode verkeerslicht genegeerd. Verbalisanten zijn achter verdachte aangereden. Op enig moment stond verdachte voorgesorteerd om rechtsaf te slaan en keek hij achterom. De verbalisanten stonden toen achter hem in een opvallend dienstvoertuig, waarop verdachte door het rode verkeerslicht rechtdoor over de kruising is gereden. Verbalisanten wilden achter verdachte aanrijden en hebben daartoe de optische- en geluidssignalen aangezet. Echter kwamen verbalisanten niet door het verkeer heen en hebben zij de motorrijder laten gaan. Verbalisanten schakelden de optische- en geluidssignalen uit en reden de Notweg in. Na 30 seconden zagen verbalisanten verdachte rijden in de straat Veldzicht, waarop zij ook de Veldzicht inreden. Verdachte reed verbalisanten toen tegemoet. Vervolgens is verdachte onverhoeds en met hoge snelheid linksaf geslagen over de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer het trottoir op alwaar hij in botsing is gekomen met [persoon 1] en ook [persoon 2] ten val is gekomen. Verdachte is vervolgens met hoge snelheid doorgereden.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. De rechtbank stelt vast op grond van de hiervoor beschreven gedragingen dat verdachte verbalisanten gedurende enige tijd probeerde te ontwijken. Dat is een bewuste keuze geweest van verdachte. Op het moment dat verdachte de verbalisanten aan zag komen in Veldzicht is hij vervolgens onverhoeds en met hoge snelheid het trottoir opgereden. Dit deed verdachte enkel met het doel om de verbalisanten te ontwijken. Verdachte reed harder dan voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse passend was. Verdachte is daarmee ernstig tekort geschoten in de voorzichtigheid en oplettendheid die van verkeersdeelnemers verwacht wordt. Dat had tot gevolg dat hij tegen [persoon 1] en de fiets is aangereden. Ook [persoon 2] is daarbij ten val gekomen. Door het trottoir op te rijden, met een te hoge snelheid en onverhoeds, heeft het verkeersongeval plaatsgevonden. De slachtoffers konden niet anticiperen op het verkeersgedrag van verdachte.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en de rechtbank zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte in zijn vlucht voor de politie, met een te hoge snelheid en onverhoeds een trottoir is opgereden. In dit geval is niet vastgesteld hoe hard verdachte precies heeft gereden, zodat niet kan worden vastgesteld of verdachte de maximumsnelheid heeft overtreden, een gedraging expliciet genoemd in artikel 5a WVW. Het rijden over een trottoir met een motorfiets is een overtreding van artikel 10, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze gedraging staat niet uitdrukkelijk benoemd in artikel 5a, eerste lid, WVW. De rechtbank is echter van oordeel dat de gedragingen van verdachte, vallen onder de categorie: “overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang als die onder a tot en met l genoemd”, genoemd in artikel 5a lid 1 onder m WVW. Verdachte heeft door zo te handelen als hiervoor is beschreven immers opzettelijk een verkeersregel overtreden die (mede) dient ter bescherming van kwetsbare verkeersdeelnemers en daarmee inbreuk gemaakt op de verkeersveiligheid. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. In deze zaak gaat het – voor zover kan worden vastgesteld – om het schenden van één voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregel. De rechtbank merkt op dat ook één type gedraging, mits ernstig genoeg, onder omstandigheden kan leiden tot de conclusie dat sprake is van roekeloos rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in zijn vlucht voor de politie meerdere verkeersovertredingen heeft begaan. Verdachte is toen hij de politie uiteindelijk tegemoet reed onverhoeds en met een te hoge snelheid het trottoir opgereden, enkel met het doel de politie te ontwijken. Op het trottoir is verdachte tegen [persoon 1] en de fiets aangereden. Vervolgens is verdachte met hoge snelheid doorgereden, nog altijd met het kennelijke doel om aan de politie te ontkomen. Het is algemeen bekend dat zich op een trottoir onder meer voetgangers en spelende kinderen kunnen bevinden, een kwetsbare groep mensen, die niet kunnen anticiperen op dergelijk gevaarlijk rijgedrag. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft direct voorafgaand aan de aanrijding meerdere verkeersovertredingen begaan, zoals het meermalen met hoge snelheid negeren van een rood verkeerslicht. Directe aanleiding voor de aanrijding was het onverhoeds en met hoge snelheid over het trottoir rijden. De rechtbank stelt vast dat dit rijgedrag van verdachte een bewuste keuze van hem was, namelijk om te ontkomen aan de politie. De rechtbank wordt gesterkt in dit oordeel door het gegeven dat verdachte ook na de aanrijding met hoge snelheid is doorgereden en zich niet om de slachtoffers heeft bekommerd. Hij heeft onder deze omstandigheden zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. Verdachte heeft tijdens het rijden opzettelijk verkeersregels geschonden, kennelijk enkel met het doel de politie te ontwijken. Voorzienbare gevolgen van zijn rijgedrag heeft verdachte op de koop toegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hierboven vermelde gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ook gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Daarmee is aan het vereiste dubbele opzet voldaan.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat het gevaar ook is verwezenlijkt, blijkt wel uit het feit dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij het slachtoffer (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen. De gevolgen hadden veel ernstiger kunnen zijn. Het is bovendien niet aan verdachte te danken, dat ten gevolge van zijn eerdere rijgedrag voorafgaand aan de aanrijding, namelijk het rijden over het fietspad en het meermaals negeren van het rode stoplicht, geen aanrijding heeft plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt dat er meerdere andere verkeersdeelnemers waren op dat moment. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door het handelen van verdachte ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid. Ook het eerdere verkeersgedrag van verdachte, zoals het meermaals door rood rijden, behelst gedragingen die vallen artikel 5a WVW.
De rechtbank acht daarom de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten bewezen.
4.3.5
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het letsel van [persoon 1] gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank beantwoord deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
[persoon 1] is als gevolg van het ongeval enige tijd buiten bewustzijn geweest. [persoon 1] had een bloeduitstorting op het voorhoofd en zwellingen op het achterhoofd en de linkerknie. In de ambulance werd [persoon 1] toenemend suf en op de spoedeisende hulp braakte hij twee keer. Hij had een wond op de linker knie, die werd gehecht met drie hechtingen. De CT-scan van de hersenen liet een kleine bloeding onder het harde hersenvlies zien. [persoon 1] is ter observatie opgenomen. [persoon 1] had het advies gekregen om in totaal zes weken te wachten met contactsporten en verder langzaamaan zijn activiteiten uit te breiden. [persoon 1] heeft gedurende enige tijd last gehad van krachtsverlies, pijnklachten en scheef lopen.
Op 21 september 2021 is [persoon 1] in behandeling gekomen van een manueel therapeut/sportfysiotherapeut in verband met scheef lopen na het ongeval. De fysiotherapeut vond bij zijn onderzoek pijnlijkheid rond het linker SI-gewricht en hypertonie van de linker iliopsoas spier. Er werden vijf behandelingen gegeven voor het mobiliseren van het SI-gewricht en het verminderen van de spierspanning van de genoemde spier.
[persoon 1] heeft een zware hersenschudding opgelopen alsmede een ingedeukte rib. Er is sprake van traumatisch schedel/hersenletsel. Gezien de aanwezigheid van bloed binnen in de schedel op de CT-scan, moet rekening worden gehouden met een verhoogd risico op posttraumatische epilepsie gedurende in elk geval vijf jaar. Gezien de leeftijd van [persoon 1] wordt een voorbehoud geadviseerd tot zijn achttiende verjaardag.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het door [persoon 1] als gevolg van de aanrijding opgelopen letsel, gezien de ernst, het veelvoud aan verwondingen, de lange periode van herstel en het gemaakte voorbehoud op posttraumatische epilepsie tot het achttiende jaar, gekwalificeerd te worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
4.3.6
Feit 3 (artikel 7 WVW)
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, bewezen dat verdachte op 16 juni 2021 als bestuurder van een motorrijtuig een verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [persoon 1] en/of [persoon 2] letsel en/of schade was toegebracht. Verdachte is immers met zijn motorfiets en met een te hoge snelheid, op het trottoir, tegen de slachtoffers en hun fiets aangereden, waardoor
[persoon 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en de fiets beschadigd is geraakt. Door deze omstandigheden had verdachte, in ieder geval, redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij in contact was gekomen met de slachtoffers en/of de fiets. Hij had dan ook redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij aan een ander letsel en/of schade had toegebracht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 16 juni 2021 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorfiets, daarmee rijdende over de Veldzicht/Notweg, zich zodanig, te weten roekeloos, heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander, genaamd [persoon 1] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en traumatisch schedel-/hersenletsel en een bloeding onder het harde hersenvlies, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over Veldzicht, komende uit de richting van de Wildeman, en gaande in de richting van de Notweg,
- terwijl verdachte probeerde te ontkomen voor de politie,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte heeft gereden over de Notweg,
verdachte is vervolgens, in strijd met artikel 10 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het trottoir opgereden,
verdachte heeft zich hierbij niet vergewist dat het trottoir vrij was van enig verkeer en dat zich, op dat trottoir, een of meerdere personen (waaronder [persoon 1] en [persoon 2] ) bevonden,
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] , aangereden,
ten gevolge waarvan voornoemde [persoon 1] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
ten aanzien van feit 2:
op 16 juni 2021 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een motorfiets, daarmee rijdende op de weg, te weten de Meer en Vaart en Osdorpplein en Ookmeerweg en Veldzicht en Notweg, opzettelijk zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een of meer verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden,
- door ter hoogte van de kruising van de Meer en Vaart en het Osdorpplein, op een fietspad, te rijden en hier vervolgens op blijven rijden en
- door met een motorfiets met hoge snelheid nabij de kruising van de Meer en Vaart en het Osdorpplein niet te stoppen voor het voor zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht, en
- door met een motorfiets nabij de kruising van de Meer en Vaart en Osdorperban niet te stoppen, voor het voor zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht, en
- door met een motorfiets op de Ookmeerweg, in de richting van de Baden Powellweg, te rijden en voor te sorteren voor rechtsaf richting de Troelstralaan en vervolgens rechtdoor te rijden in de richting van de Baden Powellweg en daarbij niet te stoppen, voor het voor zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht, en
- door op de Notweg over het trottoir te rijden en te blijven rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
ten aanzien van feit 3:
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam, aan de Notweg op 16 juni 2021, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [persoon 1] en/of
[persoon 2] , letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vier jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan verdachte een taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een reeks van verkeersovertredingen gemaakt, onder andere met het doel om te ontkomen aan de politie. Zo heeft hij het rode verkeerslicht meermaals genegeerd en is hij met een te hoge snelheid onverhoeds het trottoir opgereden. Verdachte is daarbij tegen de op het trottoir spelende broertjes aangereden, als gevolg waarvan één van de broertjes zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte is vervolgens met hoge snelheid doorgereden.
Verdachte heeft groot leed veroorzaakt voor het slachtoffer [persoon 1] en voor zijn familie. De moeder van [persoon 1] heeft ter zitting op indringende wijze een slachtofferverklaring voorgedragen waaruit volgt dat zowel [persoon 1] als zijn familie nog dagelijks worden geconfronteerd met de gevolgen van het verkeersongeval.
Verdachte heeft met zijn handelen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft bewust onaanvaardbare risico’s genomen en heeft daarbij geen oog gehad voor andere verkeersdeelnemers. Verdachte heeft op geen enkel moment zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verdachte heeft altijd ontkend de bestuurder van de motorfiets te zijn geweest. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte. De rechtbank vindt het teleurstellend dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen om zich te verantwoorden.
Het gedrag dat tot toepassing van artikel 6 WVW kan leiden, kan vele verschillende vormen aannemen. Dat geldt in het bijzonder voor gevallen waarin de schuld bestaat in roekeloosheid. Door de hiervoor al genoemde wetswijziging is het toepassingsbereik van het roekeloosheidsbegrip uitgebreid, waardoor er meer en diverser verkeersgedrag als roekeloos kan worden aangemerkt dan voorheen het geval was. In de regel zal het daarbij gaan om een samenstel van gedragingen, wat het vergelijken van zaken bemoeilijkt. De rechtbank heeft daarom de ernst van het verkeersgedrag en de gevolgen daarvan bij het bepalen van de strafmaat meegewogen. Dit alles meewegende, komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
De rechtbank is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die van invloed zouden moeten zijn op de op te leggen straf.
Dit verkeersgedrag en deze gevolgen maken dat de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
zes maandenpassend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte, zoals geëist, een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daarnaast acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van
twee jaar. Hiermee wordt niet alleen beoogd verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de andere verkeersdeelnemers, maar ook om verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.

9.Beslag

9.1
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
A: een helm, kleur groen, goednummer 6067499;
B: motorsleutels Yamaha, goednummer 6067500;
C: telefoon, Samsung Galaxy, goednummer 6115817 en
D: telefoon, Nokia, goednummer 6069533.
9.2
De raadsvrouw heeft verzocht tot teruggave van de goederen genoemd onder A tot en met D aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het onder D inbeslaggenomen goed dient te worden teruggegeven aan verdachte.
Bewaren voor de rechthebbende
Van de onder A en B inbeslaggenomen goederen is door verdachte niet aangetoond dat deze goederen aan hem toebehoren en zullen derhalve worden bewaard voor de rechthebbende.
Inbeslaggenomen goed onder C
De rechtbank neemt geen beslissing op het onder C inbeslaggenomen goed, omdat uit het dossier blijkt dat het goed al is teruggegeven aan de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
ten aanzien van feit 2
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Ontzegt verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor 2 (twee) jaar.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
D: telefoon, Nokia, goednummer 6069533;
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
A: een helm, kleur groen, goednummer 6067499;
B: motorsleutels Yamaha, goednummer 6067500.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. D. Bode en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2023.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021123535-2, p. 034-035.
3.Een geschrift, te weten een medisch advies van 20 juni 2022, pagina’s niet doorgenummerd.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021123535-4, p. 037.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021123535-10, p. 039 en een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021123535-11, p. 107.
6.Een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van 21 december 2021, p. 135.
7.Een geschrift, te weten een uitdraai van de Kamer van Koophandel, p. 133-134.
8.Een proces-verbaal van schadepassing (VOA) met nummer 2021123535, p. 019-029.
9.Een proces-verbaal van herkenning met nummer 2021123535, p. 051.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021123535-39, pagina’s niet doorgenummerd.