ECLI:NL:RBAMS:2023:4466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
C/13/734984 / KG ZA 23-497
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot publicatieverbod in kort geding over privacy en uitingsvrijheid

In deze zaak, die op 13 juli 2023 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder schrijfster [gedaagde 2], die een boek wil publiceren over de verdwijning van [naam 2]. Eisers, die familie en vrienden zijn van [naam 2], vorderen een verbod op de publicatie van hun persoonsgegevens en andere vertrouwelijke informatie in het boek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de uitingsvrijheid van gedaagden zwaarder weegt dan de privacybelangen van eisers. De rechtbank benadrukt dat de publicatie van het boek een maatschappelijk relevant onderwerp betreft en dat er geen voldoende bewijs is dat de publicatie onrechtmatig zou zijn. De eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat de publicatie hen in diskrediet zou brengen of dat er sprake zou zijn van lichtvaardige beschuldigingen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat gedaagden hebben aangegeven zorgvuldig om te willen gaan met de belangen van eisers. De vorderingen zijn afgewezen en eisers zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/734984 / KG ZA 23-497 EAM/MB
Vonnis in kort geding van 13 juli 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 14 juni 2023 en akte vermeerdering van eis,
advocaat mr. H.G. Ruis te Meppel,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, voor deze zaak woonplaats gekozen hebbend te Amsterdam op het kantoor van haar advocaat,
gedaagden,
advocaat mr. Th.J. Bousie te Amsterdam.

1.De procedure

Ter zitting van 28 juni 2023 hebben eisers de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte vermeerdering eis toegelicht. Gedaagden, hierna ook: [gedaagde 2] en de uitgever hebben verweer gevoerd. Eisers en gedaagden hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
- eisers met mr. Ruis;
- voor gedaagden: [gedaagde 2] en [naam 1] , verbonden aan de uitgever,
met mr. Bousie en mr. S.T.M. Terpstra.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] is schrijfster en heeft het voornemen om een boek te doen verschijnen onder de titel ‘ [boek] ’, dat zal worden uitgebracht door de uitgever. [gedaagde 2] heeft in dit verband (een deel van) eisers benaderd. [naam 2] is in 1992 op 15-jarige leeftijd spoorloos verdwenen, toen zij woonde bij een pleeggezin in Drenthe.
2.2.
Eiseres sub 4 was goed bevriend met [naam 2] , en wordt hierna aangeduid met ‘de vriendin’, eiseres sub 1 is de moeder van de vriendin, eiser sub 5 is de vader van de vriendin en ex-echtgenoot van de moeder, en eiseressen sub 2 en 3 zijn nichtjes van de vriendin. Allen hebben [naam 2] gekend.
2.3.
Op internet ( [site] ) is eind 2022/begin 2023 de volgende aankondiging verschenen:

[gedaagde 2] schrijft boek over [boek] uit [woonplaats]
[gedaagde 2] tekende op 15 september 2022 het contract voor de publicatie van
[boek].
Het boek verschijnt in het voorjaar van 2023.
De verdwijning van [naam 2] is een van de spraakmakendste verhalen van Nederland. Een zaak die na dertig jaar nog altijd niet is opgelost, ondanks meerdere zoektochten en opgravingen rondom de boerderij in [woonplaats] waar het meisje verdween. [gedaagde 2] krijgt inzage in dossiers en spreekt met getuigen, experts en mensen uit de kring van het meisje die al dertig jaar zwegen. Is [naam 2] pleegfamilie bij de verdwijning betrokken, zoals Zoekgroep [zoekgroep] denkt? Maakte de politie werkelijk fouten? Vertrok het meisje vrijwillig en leeft ze nog? Of is er iets heel anders aan de hand en ligt [naam 2] al drie decennia begraven in [woonplaats] ? [gedaagde 2] zal de onderste steen boven keren om antwoorden te vinden.
[gedaagde 2] : 'Van [naam 2] (…) is nooit meer een spoor gevonden. Maar [naam 2] heeft bestaan en daarmee bestaansrecht. In ons boek willen we niet alleen alle feiten verzamelen en nieuwe leads volgen, maar hopen we ook op een doorbraak in deze mysterieuze zaak.”
2.4.
Omstreeks maart 2023 heeft [gedaagde 2] de nichtjes (via Messenger) benaderd en geciteerd uit indertijd afgelegde verklaringen waarin onder meer een mogelijke zwangerschap van [naam 2] aan de orde kwam. [gedaagde 2] heeft de nichtjes gevraagd of ze nog achter hun verklaringen stond. De nichtjes hebben geantwoord dat ze geen toestemming geven deze verklaringen in het boek te gebruiken en niet aan het boek willen meewerken, respectievelijk niet door [gedaagde 2] benaderd willen worden. Een van de nichtjes vraagt zich af hoe [gedaagde 2] aan deze verklaringen komt.
2.5.
Op 2 april 2023 heeft [gedaagde 2] op Facebook het volgende bericht geplaatst:

Zojuist zette ik een punt. Gewoon door een toetsje in te drukken. [boek] staat op papier (of eigenlijk in mijn computer).
(…) 30 mei ligt het boek in de winkel. Van de zomer kunnen jullie de podcast ervan beluisteren.
2.6.
Op 18 april 2023 heeft [gedaagde 2] een boodschap ingesproken op de telefoon van een kennis van de moeder van de vriendin. Daarin zegt zij onder meer:

Er zijn in 1997 twee mannen betrokken geraakt bij deze zaak (…) die hebben alles (…) opgenomen, iedere stap die ze binnen het huis van [eiser 5] hebben gezet of in de tuin of in de auto of wandelend met (…)[eiseres sub 4, vzr.]
in het bos (…) ik heb die opnames en daar schrik ik gewoon van want ook daar staan dingen op, dat ik denk van (…) ja, wat moet ik ermee?”
2.7.
Bij brief van 19 april 2023 heeft de advocaat van eisers aan [gedaagde 2] (met een kopie naar de uitgever) verzocht te bevestigen dat zij in haar boek de namen van eisers niet zal noemen noch de rapportages van een destijds ingeschakelde privé-detective, noch delen van brieven van en naar (een van) eisers, noch heimelijk gemaakte geluidsopnames zal citeren, noch verdenkingen van incest, waarvoor geen enkele objectieve aanwijzing bestaat, openbaar zal maken.
2.8.
Bij brief van 2 mei 2023 hebben gedaagden gereageerd en bevestigd dat een boek op stapel staat, dat echter nog niet gereed is en waarvan de inhoud dus nog niet vast staat. Zij benoemen in de brief dat de zaak van [naam 2] al jaren een onderwerp van maatschappelijke discussie is, dat de verdwijning tot grote onrust heeft geleid en tot op de dag van vandaag, ondanks vele inspanningen van de politie en andere betrokkenen, niet is opgelost. Zij hebben eisers (nogmaals) uitgenodigd om hun kijk op de zaak te geven en hebben meegedeeld dat enige beschuldiging van incest in het boek niet zal voorkomen.
Verder staat in de brief onder meer:

Het is (…) aan mevrouw [gedaagde 2] te bepalen welke bronnen zij gebruikt bij haar onderzoek. Het is op voorhand niet mogelijk te bepalen of bepaalde privacybelangen van uw cliënten zich tegen het gebruik van het materiaal zou verzetten. (…)
Om die beoordeling te maken zullen (…) de uitingen in de context van het gehele boek in ogenschouw moeten worden genomen. Nu het boek nog niet is verschenen, is dat niet mogelijk en is uw brief prematuur. Namens mevrouw [gedaagde 2] en de uitgeverij kan ik u echter wel bevestigen dat de belangen van uw cliënten zorgvuldig zullen worden meegenomen.”
2.9.
Bij brief van 8 mei 2023 heeft de advocaat van eisers een kort geding aangekondigd, dat alleen kan worden voorkomen als gedaagden schriftelijk en zonder voorbehoud zouden bevestigen zich te houden aan het volgende:
1. geen van eisers met naam en toenaam dan wel met initialen en/of
woonplaats dan wel op enigerlei wijze herleidbaar in het boek noemen;
2. geen letterlijke passages opnemen uit de brieven en rapporten die [gedaagde 2] van de privédetective ter beschikking heeft gekregen en de brieven die eisers destijds aan deze detective hebben geschreven niet gebruiken;
3. geen letterlijke passages overnemen uit de bandopnames die twee zich – volgens deze brief – voor politiemannen uitgevende personen destijds bij eisers thuis hebben gemaakt, en die bandopnames ook niet (gedeeltelijk) verwerken tot een podcast over de kwestie;
4. niet citeren uit verklaringen van personen die een geheimhoudingsplicht jegens eisers hadden (ook niet als zij die hebben geschonden), zoals artsen en/of
therapeuten.
2.10.
In een e-mail van 10 mei 2023 heeft de advocaat van gedaagden aan de advocaat van eisers meegedeeld dat het boek niet eerder dan op 3 oktober 2023 zal verschijnen.
2.11.
Op 22 mei 2023 heeft de advocaat van eisers aan de advocaat van gedaagden geschreven dat eisers graag een bevestiging willen dat hun privacy en vertrouwelijke gegevens worden gerespecteerd.
2.12.
Bij brief van 26 mei 2023 heeft de advocaat van gedaagden aan de advocaat van eisers onder meer geschreven dat gedaagden zich beroepen op hun uitingsvrijheid, dat het niet aangaat om vooraf allerlei voorwaarden te stellen en dat als het boek verschenen is de eventuele onrechtmatigheid kan worden beoordeeld. In deze brief is ook vermeld dat sommige(n) van eisers zelf nadrukkelijk en langdurig de publiciteit hebben gezocht.
2.13.
Bij e-mail van 31 mei 2023 heeft de advocaat van eisers aan de advocaat van gedaagden meegedeeld het kort geding te zullen doorzetten, als gedaagden niet willen verklaren af te zien van ‘het onzorgvuldige en onrechtmatige gebruik van de persoonsgegevens en de brieven’.
2.14.
Op 25 juni 2023 heeft de privédetective het volgende verklaard:

[gedaagde 2] heeft mij gevraagd of (…)[eiseres sub 1 en eiser sub 5, vzr.]
en hun dochter mijn voormalig particulieronderzoeksbureau ooit de opdracht hebben verstrekt dan wel opdrachtgever(s) zijn geweest om onderzoek te doen naar de verdwijning van [naam 2] . Ik verklaar dat daarvan nooit sprake is geweest. Mijn bureau heeft in het verleden slechts één specifiek onderzoek uitgevoerd dat door dan wel namens [eiseres sub 1] is betaald. Dit betrof een enkelvoudig onderzoek (…) waarbij ik werd gevraagd een observatie te doen in Groningen, naar aanleiding van een tip.”
2.15.
Onder de gedingstukken bevindt zich een brief, vermoedelijk uit 1997, van de privédetective aan een niet met naam genoemde persoon, waarin onder meer staat:

Ik weet dat ik volgens de wet een particulier bedrijf ben, maar volgens de wet heb ik ook een vergunning voor een Particulier Recherche Bureau. Daarom verzoek ik u vriendelijk of er voor wat betreft deze zaak toch tot een diepere samenwerking te komen waarbij een geheimhouding natuurlijk wordt geboden en gehouden. Daarom zou ik bijvoorbeeld het dossier van [naam 2] graag willen bestuderen om vervolgens samen met u proberen tot een oplossing te komen.”
3. Het geschil
3.1.
Eisers vorderen, onder verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, na vermeerdering van eis, samengevat:
a. [gedaagde 2] te verbieden om de persoonsgegevens (naam, voornamen, initialen, adres, woonplaats) van eisers in enig medium (zoals een boek, een e-book, een podcast, een luisterboek) te publiceren of aan het publiek bekend te maken en/of om de persoon van eisers op zodanige wijze in enig medium te vermelden dat enige eiser daarin herkenbaar en herleidbaar zal voorkomen voor het publiek;
b. [gedaagde 2] te verbieden om in enig medium (zoals een boek, een e-book, een podcast, een luisterboek) enig citaat uit brieven van een van de eisers aan de privédetective [naam 3] en/of uit brieven en/of rapporten van [naam 3] aan diens opdrachtgevers (eiseres sub 1 en eiser sub 5) te publiceren of een dergelijk citaat aan het publiek bekend te maken;
c. [gedaagde 2] te verbieden om enig geluidsfragment te publiceren van de opnames die in of omstreeks het jaar 1997 zonder medeweten van de bewoners in en rondom het woonhuis van eisers (eiseres sub 1 en eiser sub 5) zijn gemaakt of een dergelijke geluidsopname aan het publiek bekend te maken;
d. de uitgever te verbieden enige medewerking te verlenen aan enige publicatie van [gedaagde 2] in enig medium (zoals een boek, een e-book, een podcast, een luisterboek) waarin enige overtreding van het sub a tot en met sub c gevorderde voorkomt.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan gedaagden aanvoeren hebben eisers bij hun vorderingen een spoedeisend belang, aangezien publicatie van het boek over [naam 2] , waarmee hun privacy volgens hen onrechtmatig wordt aangetast, aanstaande is. Weliswaar staat het uitkomen van het boek inmiddels pas gepland voor oktober 2023, maar eisers hebben voldoende redenen om aan te nemen dat het manuscript zich in een eindfase bevindt (zie daarvoor 2.5). Eisers hebben er belang bij om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over mogelijke aanpassingen, voordat het boek in de winkel ligt. Voorkomen is beter dan genezen, zo hebben eisers in dit verband terecht opgemerkt.
4.2.
Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van gedaagden het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) en aan de zijde van eisers hun recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM). Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende belangen.
4.3.
Het belang van gedaagden is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van eisers is dat hun persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hen ongewenste publiciteit omtrent hun privé-gegevens en privé-situatie. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.4.
De opvatting van gedaagden dat aan een belangenafweging niet kan worden toegekomen, omdat nog niet bekend is wat er wel en niet in het boek terecht komt, wordt niet gedeeld. Nu het manuscript kennelijk al (zo goed als) af is, over de inhoud van het te verschijnen boek al het nodige is meegedeeld en de hoofdlijnen daarvan uit de aard der zaak bij gedaagden bekend zijn, kan de voorgenomen publicatie, ook als die nog niet definitief is, op eventuele onrechtmatigheden worden getoetst. Wel dient daarbij tot uitgangspunt dat een publicatieverbod vooraf alleen in uitzonderlijke omstandigheden wordt toegewezen, als dat uit het oogpunt van effectieve rechtsbescherming nodig is. Er moet in ieder geval voldoende bekend zijn over de voorgenomen publicatie om de onrechtmatigheid daarvan te kunnen vaststellen.
4.5.
Een ander uitgangspunt is dat artikel 10 EVRM journalisten in beginsel de vrijheid geeft om te beslissen welke details zij willen publiceren om de geloofwaardigheid van een artikel te waarborgen, op voorwaarde dat de gemaakte keuzes zijn gebaseerd op binnen de journalistiek geldende ethische regels en gedragscodes. Die vrijheid geldt in het verlengde daarvan ook voor schrijvers van non-fictie boeken over een maatschappelijk relevant onderwerp. De keuze om iemands naam te noemen is van deze journalistieke vrijheid niet uitgezonderd.
4.6.
Niet in geschil is dat de verdwijning van [naam 2] en de omstandigheid dat die nooit is opgehelderd onderwerp is geweest, en nog steeds is, van veel discussie en publiciteit. Serieuze publicaties daarover kunnen bijdragen aan een debat van algemeen belang. Gedaagden hebben in dit verband verwezen naar de talloze krantenartikelen en Tv-uitzendingen die aan dit onderwerp zijn gewijd. In 2017 en 2018 was er hernieuwde aandacht voor de kwestie, vanwege de opname van de zaak [naam 2] op de zogeheten Cold Case kalender van de politie en omdat de politie en anderen nabij de boerderij van het pleeggezin waar zij verbleef – tevergeefs – zijn gaan graven op zoek naar haar lichaam. In 2022 heeft het Dagblad van het Noorden een podcast gewijd aan dit onderwerp. De moeder van de vriendin en de vriendin van [naam 2] hebben, ook recent nog, aan veel van deze publicaties meegewerkt. De moeder van de vriendin is ook zeer betrokken geweest bij pogingen om de zaak alsnog op te helderen. Verder is in een krantenartikel vermeld dat de vriendin van plan is geweest om zelf een boek te schrijven over de verdwijning van [naam 2] . Alle eisers hebben [naam 2] goed gekend en zij kwam heel regelmatig bij de vriendin en haar ouders over de vloer.
4.7.
In de geschetste omstandigheden is het onvermijdelijk dat met name de vriendin en haar ouders in het boek zullen worden genoemd en dat zij, ook als hun naam achterwege wordt gelaten, herleidbaar zijn, zeker bij mensen uit de omgeving. Eisers hebben er terecht op gewezen dat het weglaten van deze personen of het niet benoemen van hun relatie met [naam 2] erop neer zou komen dat het verhaal niet volledig kan worden verteld, wat feitelijk zou neerkomen op een verbod van het boek. Het treffen van een dergelijke vergaande maatregel zou alleen gerechtvaardigd zijn, als op voorhand duidelijk is dat het vermelden van deze gegevens jegens eisers onrechtmatig zou zijn. Dat is het in dit geval niet. Weliswaar heeft de advocaat van eisers het voorgenomen werk bestempeld als een “roddelboek”, maar deze kwalificatie heeft hij niet nader onderbouwd; uit hetgeen nu bekend is over het boek is vooralsnog niet aannemelijk geworden dat de voorgenomen publicatie eisers in diskrediet brengt dan wel lichtvaardige beschuldigingen zal bevatten die geen basis hebben in de feiten. Gedaagden hebben aangegeven met de belangen van eisers zorgvuldig te zullen omspringen en bijvoorbeeld een verwijzing naar mogelijke incest in kringen van eisers, die kennelijk nergens op is gebaseerd, niet in het boek te zullen vermelden.
4.8.
Eisers hebben overigens ook niet zozeer bezwaren geuit tegen de verwachte inhoud van het boek op zichzelf: zij hebben verklaard het prima te vinden als [gedaagde 2] haar bevindingen deelt met de politie en het Cold Case team. Zij willen echter niet dat hun verklaringen in het boek terecht komen, met name niet omdat zij bij elke publicatie over de kwestie [naam 2] geconfronteerd worden met onaangename reacties en zelfs concrete bedreigingen of onrechtmatige acties, zoals het (bijna) van de weg worden gereden, door derden die kennelijk van het oprakelen van de zaak niet gediend zijn, of menen dat eisers iets te verbergen hebben. Het valt te begrijpen dat eisers grote problemen hebben met dit soort acties en om die reden liever niet meer met publiciteit rond de zaak [naam 2] worden geconfronteerd. Het is aan gedaagden om met de gerechtvaardigde belangen van eisers rekening te houden. Zij hebben in dat verband al toegezegd de namen van de nichtjes in het boek niet te zullen noemen. Het is aan [gedaagde 2] om eventueel ook de overige eisers te anonimiseren of een andere naam te geven. Het voert echter te ver om aan gedaagden op dit punt de verboden op te leggen zoals door eisers gevorderd. Of er onaangename reacties van derden op de uiteindelijke publicatie zullen volgen valt op dit moment nog moeilijk in te schatten en de kans daarop maakt de publicatie op zichzelf niet op voorhand onrechtmatig. Daarnaast kan het noemen van een naam in een bepaalde context gerechtvaardigd zijn. De privacybelangen van de overige eisers leggen onvoldoende gewicht in de schaal om daarover in dit geval anders te oordelen, mede vanwege de omstandigheid dat zij eerder, eiseres sub 1 ook nog zeer recent, en veelvuldig al in het nieuws zijn geweest, eiseres sub 1 daarbij ook zelf actief de publiciteit zoekend. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering onder a zal worden afgewezen. Het bepaalde in artikel 6 van de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) waarop eisers zich hebben beroepen staat daaraan niet in de weg. Gedaagden hebben in dat verband terecht gewezen op de in artikel 85 AVG en artikel 43 Uitvoeringswet AVG vastgelegde journalistieke exceptie.
4.9.
Met de vordering onder b. beogen eisers te verhinderen dat [gedaagde 2] in haar boek gebruik maakt van ‘brieven’ van (een van) eisers uit het dossier van de privé-detective. Partijen verschillen erover van mening of de privédetective de opdrachtnemer van (een van) eisers was en, evenals een geciteerde therapeut, al dan niet zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Mede gelet op zijn onder 2.15 aangehaalde verklaring kan inderdaad eraan worden getwijfeld of de detective, als hij zijn hele dossier aan [gedaagde 2] heeft verstrekt, zijn boekje niet te buiten is gegaan. Wat daarvan ook zij, dat heeft niet bij voorbaat tot gevolg dat [gedaagde 2] , als zij gegevens uit dat dossier gebruikt ten behoeve van haar boek, zich schuldig maakt aan onrechtmatig handelen en/of het profiteren van onrechtmatig handelen en/of wanprestatie van een derde. Dat hangt immers af van de context waarin de gegevens worden gebruikt en de waarde ervan in het kader van het maatschappelijke vraagstuk en mogelijke misstanden waaraan het boek is gewijd. In die zin is ook een eventuele schending van het briefgeheim – voor zover de verklaringen van eisers al aan te merken zijn als brieven en voor zover zij zich kunnen beroepen op de ‘horizontale werking’ van deze in eerste instantie op de overheid gerichte bepaling – niet absoluut. Voorshands bestaan onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat [gedaagde 2] alleen al door de gebruikmaking van deze bron onrechtmatig handelt.
4.10.
Het voorgaande geldt evenzeer voor de geluidsopnames waarvan op zichzelf aannemelijk is dat deze op onrechtmatige wijze, namelijk binnenshuis en zonder toestemming van eisers, tot stand zijn gekomen. Het is in eerste instantie aan [gedaagde 2] om daarmee zorgvuldig om te gaan en niet op voorhand onrechtmatig om iets uit deze bron te gebruiken.
4.11.
De vorderingen onder b en c worden op basis van het hiervoor overwogene afgewezen. Aangezien de vordering onder d stoelt op een toewijzing van de eerdere vorderingen ligt ook deze voor afwijzing gereed.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij worden eisers veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van gedaagden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op:
– € 676,- aan griffierecht en
– € 1.079,- aan salaris advocaat,
5.3.
veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan
door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023. [1]
Bij afwezigheid van mr. Messer, is dit vonnis ondertekend en uitgesproken door
mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter.

Voetnoten

1.type: MB