3.1.[eisers] vordert – samengevat en na wijziging eis – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde]
onrechtmatige hinder
gebiedt om de onrechtmatige geluidshinder die vanuit/in zijn privégedeelte wordt veroorzaakt te beëindigen, waarbij onder onrechtmatige geluidshinder wordt verstaan dat de geluidsnormen voor in- en aanpandige gevoelige gebouwen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit vanuit het privégedeelte van [gedaagde] ten opzichte van het privégedeelte van [eisers] worden overschreden en dat de machinale geluiden vanuit de hondentrimsalon hoorbaar zijn in het privégedeelte van [eisers] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 50.000,00,
veroordeelt om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis zodanig isolerende en geluiddempende voorzieningen aan te brengen, dat daarmee de onrechtmatige hinder ten opzichte van [eisers] zal zijn beëindigd, althans dat de geluidsnormen voor in- en aanpandige gevoelige gebouwen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit vanuit het privégedeelte van [gedaagde] ten opzichte van het privégedeelte van [eisers] niet meer worden overschreden en dat de machinale geluiden van de hondentrimsalon niet meer hoorbaar zijn in het privégedeelte van [eisers] , waarbij voor de aan te brengen isolerende en geluiddempende voorzieningen geldt dat hieronder in elk geval wordt verstaan dat, zoals overeengekomen, alle muren van de hondensalon, inclusief de ruimte achter de wasbak, het plafond van de hondensalon en de muur achter de vide, worden geïsoleerd, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 100.000,00,
schadevergoeding
primair
veroordeelt tot vergoeding van het gederfde woongenot aan [eisers] vanaf oktober 2019 danwel oktober 2020 tot aan de datum van het vonnis, te begroten en te vermeerderen met wettelijke rente, en waarbij het gederfde woongenot na de datum van dit vonnis tot aan de dag dat de onrechtmatige hinder wordt beëindigd wordt opgemaakt bij staat, vermeerderd met wettelijke rente,
subsidiair
veroordeelt tot vergoeding van het gederfde woongenot vanaf oktober 2019 danwel oktober 2020 tot aan de datum dat de onrechtmatige hinder is beëindigd, op te maken bij staat,
kosten geluidsonderzoeken
veroordeelt tot betaling van € 2.265,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 augustus 2021 althans 13 juni 2022,
proceskosten
veroordeelt tot vergoeding van de kosten van dit geding en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.