ECLI:NL:RBAMS:2023:4437

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/082033-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een ambtenaar en voorhanden hebben van vuurwapens in aanwezigheid van jonge kinderen

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een ambtenaar en het voorhanden hebben van vuurwapens. De feiten vonden plaats op 22 maart 2023 te Amsterdam, waar de verdachte een politieambtenaar, verbalisant [naam 1], heeft mishandeld door haar met de platte hand tegen haar arm te slaan. Dit gebeurde tijdens een poging van de politie om de woning van de verdachte binnen te gaan, nadat er een paniekalarm was ingedrukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verbalisant pijn heeft ervaren en dat er zichtbare verwondingen waren, zoals een blauwe plek en een kras op haar arm, wat door getuigen werd bevestigd.

Daarnaast zijn in de woning van de partner van de verdachte twee vuurwapens aangetroffen, waaronder een geladen revolver en een pistool, die zich bevonden in de slaapkamer waar ook een baby en twee jonge kinderen verbleven. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van deze vuurwapens in een woning met jonge kinderen een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt. De verdachte heeft bekend dat de wapens van hem zijn, maar ontkende de mishandeling van de verbalisant.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de risico's voor de veiligheid van de kinderen in de woning. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor mogelijke agressie- en middelenproblematiek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/082033-23
Datum uitspraak: 28 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Brouwer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er - samengevat - van beschuldigd dat hij telkens op 22 maart 2023 te Amsterdam:
1.
ambtenaar [naam 1] heeft mishandeld door met de platte hand tegen haar (boven)arm te slaan;
2.
een vuurwapen (doorgeladen en onmiddellijk gereed voor gebruik) in de vorm van een revolver en/of een aantal bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad;
3.
een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de onder 1. tenlastegelegde gekwalificeerde mishandeling bevat het dossier zowel de aangifte van verbalisant [naam 1] als het mede door haar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, waarin zij beschrijft dat verdachte op haar arm heeft geslagen en dat zij direct pijn voelde. Dat verdachte verbalisant [naam 1] heeft geslagen, wordt in dat proces-verbaal van bevindingen ook gerelateerd door haar collega [naam 2] . Ook zijn op de foto in het dossier een blauwe plek en een kras zichtbaar op de arm van verbalisant [naam 1] .
Ook het onder 2. en 3. tenlastegelegde, het telkens voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, kan worden bewezen. De vuurwapens (en de bijbehorende patronen) zijn in de slaapkamer van de woning van de partner van verdachte aangetroffen en verdachte heeft bekend dat de wapens van hem zijn. Uit het wapenonderzoek blijkt dat de revolver was geladen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Gelet op de ervaring van verdachte - gezien zijn strafblad - met wapens, en het gegeven dat er patronen in de revolver zaten en er bij het pistool scherpe munitie is aangetroffen, is zijn verklaring dat hij dacht dat het enkel om alarmpistolen ging ongeloofwaardig.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1. tenlastegelegde gekwalificeerde mishandeling, wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Verdachte ontkent verbalisant [naam 1] te hebben geslagen. Het dossier bevat naast de aangifte alleen het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] , maar dit is op
hetzelfde moment opgemaakt en kan niet worden aangemerkt als twee losse verklaringen. Het kan zo zijn dat verdachte de deur heeft dichtgeduwd waardoor de arm van verbalisant [naam 1] is geraakt, maar dit levert nog geen mishandeling op.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de onder 2. en 3. tenlastegelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsoverweging mishandeling verbalisant [naam 1] (feit 1)
Verbalisant [naam 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Zij heeft verklaard dat verdachte haar op haar arm heeft geslagen en dat zij op die plek direct een brandende pijn voelde. Ook heeft zij er een kras en een blauwe plek op haar arm aan overgehouden. Hiervan zijn foto’s bij de aangifte gevoegd. Dat verdachte verbalisant [naam 1] op haar arm heeft geslagen, wordt bevestigd door verbalisant [naam 2] . Uit het door hen beide op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen volgt dat verbalisanten [naam 1] en [naam 2] zagen dat verdachte, nadat hij wederom probeerde om de deur dicht te doen en zij met veel kracht de deur moesten tegenhouden en met hun lichaam en armen de deur weer hebben opengeduwd, zijn rechterhand van een gebalde vuist naar een platte hand veranderde en met veel kracht en snelheid op de arm van verbalisant [naam 1] sloeg. Verdacht heeft, zowel bij de politie als ter terechtzitting, ontkent te hebben geslagen en heeft verklaard dat hij enkel met zijn handen de deur heeft dichtgeduwd. Volgens verdachte kan het zo zijn dat daarbij een hand van de verbalisant tussen de deur is gekomen, maar dat heeft hij niet gezien.
Op basis van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen vindt de rechtbank wel bewezen dat verdachte verbalisant [naam 1] heeft mishandeld door op haar arm te slaan. De rechtbank wordt in haar overtuiging hiertoe gesterkt door het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [naam 3] , waaruit volgt dat verdachte met zijn gebalde rechtsvuist heeft geprobeerd uit te halen richting het hoofd van [naam 3] . Uit het dossier volgt duidelijk dat verdachte pertinent niet wilde dat de politie de woning van zijn partner zou betreden en de verbalisanten weg wilde hebben, waardoor bij de voordeur tumult ontstond. Daarbij heeft verdachte wellicht enkel de bedoeling gehad om met zijn (zwaaiende) armen en handen de voordeur dicht te duwen, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn handelen op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarbij de verbalisanten zou raken en hen pijn en/of letsel zou toebrengen, hetgeen ook is gebeurd bij verbalisant [naam 1] . De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1. tenlastegelegde feit.
3.3.2.
Bewijsoverweging voorhanden hebben vuurwapens (feit 2 en 3)
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, kan worden bewezen dat hij twee vuurwapens van categorie III van de Wet wapens en munitie en bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad. Gelet op het standpunt van de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de in
bijlage 2opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 22 maart 2023 te Amsterdam een ambtenaar, [naam 1] verbalisant politie eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door met kracht die [naam 1] met de platte hand te slaan tegen haar arm;
2.
op 22 maart 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1o van de Wet wapens en munitie, te weten een (geladen en onmiddellijk gereed voor gebruik) revolver, van het merk Bruno Bruni Milano (BBM), type Olympic 38, kaliber .22 knal, omgebouwd naar .22 long, een vuurwapen in de vorm van een revolver en een aantal bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad;
3.
op 22 maart 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1o van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Ekol, type Special 99 ref.2, kaliber 7.65mm Br (synoniem .32 auto), een vuurwapen in de vorm van een pistool en 5 bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezengeachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

5.Motivering van de straf

5.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd.
5.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie dient te worden gematigd. Verdachte zit al ruim drie maanden vast en zijn detentie heeft grote consequenties gehad. Verdachte is zijn woning, baan en uitkering kwijtgeraakt. Hij was op de goede weg, maar moet nu alles weer opnieuw opbouwen. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het
bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
5.3.1.
Ernst van de feiten
Nadat de politie ter plaatse was gekomen bij de woning van de partner van verdachte, omdat er om onbekende reden een paniekalarm was ingedrukt, weigerde verdachte de politie binnen te laten en heeft hij bij de voordeur een politieambtenaar mishandeld. Bij de doorzoeking van de woning, waar naast verdachte en zijn partner ook hun baby en twee jonge kinderen uit een eerdere relatie van zijn partner verblijven, zijn in de ouderslaapkamer waar ook de baby sliep twee vuurwapens van verdachte aangetroffen met bijbehorende munitie. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij in het algemeen met zich mee. Niet in de laatste plaats omdat de vuurwapens in dan wel op de kast in de slaapkamer lagen en de revolver zelfs geladen was en voor onmiddellijk gebruik gereed. De revolver lag op heuphoogte in de kast en kon dus makkelijk worden bereikt. Het is niet ondenkbaar dat één van de jonge kinderen dit vuurwapen zou vinden en er dientengevolge een zeer ernstig ongeluk, met al dan niet dodelijke afloop, had kunnen plaatsvinden. De rechtbank vindt het zeer onverantwoord dat verdachte twee vuurwapens voorhanden heeft gehad in de woning van zijn partner waar ook drie (zeer) jonge kinderen wonen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
5.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 26 april 2023, waaruit blijkt dat hij op 18 september 2018 is veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf voor (onder meer) het voorhanden hebben van een vuurwapen. Verdachte was dus wat wapens betreft een gewaarschuwd man. Ook blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens mishandeling.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 13 juni 2023, opgemaakt door [naam 4] , reclasseringswerker. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat er sprake is van een patroon inzake geweldsdelicten. Het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. Verdachte leek voorafgaand aan zijn detentie een redelijk stabiel leven te lijden. Vanuit de maatschappelijke opvang was hij doorgestroomd naar een andere woonvoorziening, hij had een dagbesteding, was zojuist aangenomen als vuilnisman en had geregeld contact met hulpverleningsinstanties. Verdachte heeft een relatie en een zoon. Zijn partner heeft nog twee kinderen uit een eerdere relatie. Naar aanleiding van onderhavige feiten is Veilig Thuis betrokken geraakt en zij zijn tot de conclusie gekomen dat de zaak zal moeten worden overdragen aan de Jeugdbescherming, in de hoop de veiligheid binnen het gezin te verbeteren. De reclassering heeft onvoldoende inzicht gekregen op het sociale netwerk van verdachte, evenals zijn middelengebruik en de toedracht van het delict. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (gericht op de mogelijke agressie- en middelenproblematiek) en meewerken aan middelencontrole.
Verdachte heeft zich, ondanks dat hij geen hulpvraag heeft, ter terechtzitting bereid verklaard te houden aan de voorgestelde voorwaarden.
5.3.3.
Straf
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, zoals in rubriek 5.3.1 is uiteengezet, is naar het oordeel van de rechtbank de enige passende strafmodaliteit een gevangenisstraf. De vraag is van welke duur deze gevangenisstraf moet zijn en voor welk deel deze straf voorwaardelijk moet zijn. De oriëntatiepunten die de rechtbanken voor straffen hebben vastgesteld noemen bij het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in een woning een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Verdachte heeft echter twee vuurwapens voorhanden gehad, waardoor het uitgangspunt voor de straf in beginsel neerkomt op acht maanden gevangenisstraf.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met een aantal factoren. Allereerst is er sprake van recidive. Daarnaast was een van de vuurwapens geladen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Dit vuurwapen lag ook nog eens op een plek, namelijk op heuphoogte in de kast in de slaapkamer, waardoor andere mensen - waaronder de jonge kinderen van het gezin - er gemakkelijk bij konden.
Alles tezamen vindt de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, passend en geboden. Als stok achter de deur en om te voorkomen dat verdachte opnieuw recidiveert (in het algemeen, maar met name ten aanzien van het voorhanden hebben van vuurwapens), is een groot voorwaardelijk strafdeel van belang. Daarom zal de rechtbank daarvan zes maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden.

6.Beslag

Onder verdachte is een honkbalknuppel in beslag genomen. De rechtbank zal gelasten die te bewaren ten behoeve van de rechthebbende, omdat niet is komen vast te staan dat deze honkbalknuppel in enige verband staat tot de bewezenverklaarde feiten. De verdachte heeft verklaard dat hij niet aan hem toebehoort en ook niet kan worden vastgesteld aan wie deze wel toebehoort.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Ten aanzien van feit 2
eendaadse samenloop van
-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 3
-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Honkbalknuppel, goednummer G6317300.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2023.
Bijlage 1 – tenlastelegging
[…]
Bijlage 2 – bewijsmiddelen
[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…][…]
[…]
[…]
[…]
[…]

[…]

[…][…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]

[…]

5.[…]