ECLI:NL:RBAMS:2023:4436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/029459-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en belediging van een politieambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 januari 2023 in Amsterdam een politieambtenaar heeft mishandeld en beledigd. De verdachte, geboren in 2002, heeft tijdens een confrontatie met de politie de agent in het gezicht geschopt en hem beledigd door hem de woorden 'Kankerhond' toe te voegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van de politieambtenaar als bewijsmiddelen zijn gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten bewezen zijn en heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 300,- toegewezen aan de benadeelde partij, de politieambtenaar, voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij zich vrijwillig heeft aangemeld voor behandeling van zijn agressieproblematiek. De rechtbank heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht overwogen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/029459-23
Datum uitspraak: 28 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.E. Menick, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat – ten laste gelegd dat hij zich, telkens op 7 januari 2023 te Amsterdam, heeft schuldig gemaakt aan:
1.
mishandeling van een ambtenaar, te weten [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] , door hem in/tegen het gezicht te schoppen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.belediging van een ambtenaar, te weten [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] , door hem mondeling de woorden toe te voegen “je Kankerhond”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1en geldt als hier ingevoegd.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de tenlastegelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen, gelet op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hierna in rubriek 5.1 opgesomde bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte:
1.
op 7 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar heeft mishandeld, te weten [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] , agent van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door hem in het gezicht te schoppen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 7 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar heeft beledigd, te weten de aldaar dienstdoende en in uniform geklede [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] , agent van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid, door hem mondeling de woorden toe te voegen: "Kankerhond".

5.Het bewijs

5.1.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte nr. PL1300-2023005127-11 in wettige vorm op 7 januari 2023 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsprongsambtenaar [naam] (doorgenummerd p. 001 e.v.)een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023005127-11 van 7 januari 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [naam] , doorgenummerd pagina’s 001 t/m 003;
  • het proces-verbaal van bevindingen nr. PL1300-2023005127-4 in wettige vorm op 7 januari 2023 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsprongsambtenaren [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] en [naam] (doorgenummerd p. 004 e.v.)een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023005127-4 van 7 januari 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] en [naam] , doorgenummerd pagina’s 004 t/m 007.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezengeachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren zal worden opgelegd.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft, in tegenstelling tot de officier van justitie, bepleit dat bij het bepalen van de strafmaat geen aansluiting moet worden gezocht bij de richtlijn voor het geven van een kopstoot. Het trappen vanuit een zittende positie en met de zool van een schoen heeft een mindere impact dan het geven van een kopstoot.
Gelet op de financiële situatie van verdachte heeft de raadsman verzocht aan hem geen geldboete, maar een taakstraf op te leggen. De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een lagere taakstraf dient te worden opgelegd dan de eis van de officier van justitie, door een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen. Dit omdat verdachte heeft laten zien over zelfinzicht te beschikken door, samen met zijn moeder, hulp te zoeken voor zijn agressieproblematiek en zich vrijwillig aan te melden voor een behandeling bij de Waag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich na een avondje stappen met zijn vrienden en onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan belediging en mishandeling van een politieambtenaar in functie. Verdachte heeft, nadat hij was aangehouden in verband met het uitschelden van een politieambtenaar voor “kankerhond”, vanuit een zittende positie in het dienstvoertuig en met geschoeide voet diezelfde politieambtenaar in zijn gezicht geschopt. Het op deze wijze uitschelden van een politieambtenaar is kwalijk en getuigt van gebrek aan respect voor het publieke belang dat opsporingsambtenaren dienen. Door vervolgens de politieambtenaar in zijn gezicht te schoppen heeft verdachte zowel het gezag van de politie in zijn algemeen als het gezag van deze specifieke ambtenaar aangetast en hem belemmerd in de uitoefening van zijn taak. Ook heeft dit incident voor de betrokken ambtenaar persoonlijk de nodige impact gehad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 juni 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde brief van de Waag, waaruit blijkt dat verdachte sinds 31 maart 2023 vrijwillig onder behandeling is voor het verminderen van zijn agressie. Verdachte heeft inmiddels zeven gesprekken gehad.
Bij het bepalen van de straf ligt naar het oordeel van de rechtbank het zwaartepunt bij de mishandeling van politieambtenaar [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] . Normaliter staat op het mishandelen (en ook op het beledigen) van een politieambtenaar een (verhoogde) geldboete. Omdat verdachte op het moment dat hij politieambtenaar [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] in zijn gezicht trapte in het dienstvoertuig zat, en zich dus op korte afstand van hem bevond en veel kracht kon gebruiken doordat zijn rug steun vond in de leuning van de achterbank, vindt de rechtbank de situatie qua impact wel degelijk vergelijkbaar met die van het geven van een kopstoot.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 20 jaar. Dat betekent dat hij ten tijde van het begaan van de feiten de leeftijd van 18, maar nog niet die van 23 jaar had bereikt. Op de voet van artikel 77c van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter dan, als hij daartoe grond vindt in de persoonlijke omstandigheden van de dader of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, recht doen overeenkomstig het op minderjarigen toepasselijke
sanctierecht.
De verdachte is nog jong en woont nog bij zijn moeder thuis. Hij heeft verklaard dat hij werk als zzp’er niet aan kon en weer in loondienst is getreden. Het feit is begaan in het uitgaansleven. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen. De oriëntatiepunten die de rechtbanken hebben vastgesteld voor de aan jeugden op te leggen straffen voorzien in het geval van een mishandeling door een het geven van een kopstoot waarbij het slachtoffer enig letsel heeft opgelopen, in een werkstraf voor de duur van 60 uren.
De rechtbank ziet redenen om van dit uitgangspunt af te wijken door een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen. Allereerst is het letsel van het slachtoffer zeer beperkt gebleven. Dit is een gelukkige omstandigheid die verder niet aan verdachte is te danken. Daarnaast heeft verdachte een gering strafblad, heeft hij zich schuldbewust opgesteld en heeft hij laten zien over zelfinzicht te beschikken door zich vrijwillig aan te melden voor een behandeling bij de Waag voor zijn agressieproblematiek. Ook heeft hij ingezien dat het beter voor hem is om voor een baas te werken dan als zelfstandige. Verdachte heeft uit zichzelf goede stappen gezet om zijn leven te verbeteren en de rechtbank weegt dit in zijn voordeel mee. Alles tezamen vindt de rechtbank een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

8.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/opsporingsambtenaar]

De benadeelde partij [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] vordert € 400,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en vraagt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Daarom heeft de benadeelde partij, op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze schade. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
Op grond van het feit dat het letsel van de benadeelde partij beperkt is gebleven en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 300,- zodat het gevorderde bedrag tot dit bedrag zal worden toegewezen, ter vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige worden afgewezen.
In het belang van [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] wordt, als extra waarborg voor betaling aan hem, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd. Gelet op de financiële situatie van verdachte bepaalt de rechtbank op grond van artikel 36f, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dat verdachte overeenkomstig artikel 24a Sr, het op grond van de maatregel aan de Staat verschuldigde mag voldoen in zes termijnen van elk € 50,- (vermeerderd met de wettelijke rente) per maand.

9.9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24a, 36f, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Ten aanzien van feit 2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot taakstraf bestaande uit een werkstraf van
60 (zestig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) uren, van deze werkstraf
nietten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de werkstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 15 (vijftien) dagen.
Vordering tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] toe tot een bedrag van € 300,- (driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 januari 2023) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van benadeelde partij voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] aan de Staat € 300,- (driehonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 januari 2023) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 6 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij aan de Staat mag worden voldaan in
6 (zes) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50 (vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2023.
Bijlage 1 – tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] , agent van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in/tegen het gezicht heeft geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van
Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten de aldaar dienstdoende en/of in uniform geklede, [benadeelde partij/opsporingsambtenaar] , agent van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in diens/dier tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd heeft toegevoegd de woorden: "je Kankerhond", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )