Vordering
2. Eiseres vordert dat gedaagde bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 1.309,24 aan hoofdsom;
b. € 237,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 18,07 aan rente, berekend tot 22 mei 2023;
d. rente over € 1.309,94 vanaf 22 mei 2023;
e. de proceskosten.
3. Eiseres stelt dat gedaagde de verschuldigde premie onbetaald heeft gelaten. Naast onbetaalde premie kan de vordering volgens eiseres ook bestaan uit andere posten, zoals door gedaagde onbetaald gelaten zorgkostennota’s en eigen risico. Eiseres brengt via zorgkostennota’s kosten aan gedaagde in rekening, die zij aan de zorgverlener heeft vergoed, maar die (achteraf gezien) niet of niet geheel onder de dekking vielen van de betreffende verzekering dan wel onder het eigen risico vallen van die verzekeringnemer.
4. Op de onderhavige vordering zijn volgens eiseres de polisvoorwaarden van de jaren 2022 en 2023 van toepassing. De vordering is echter volgens eiseres niet gegrond op specifieke bedingen in de algemene voorwaarden. De verschuldigdheid van de hoofdsom, rente en kosten volgt volgens eiseres uit de gesloten zorgverzekering, de bepalingen van de Zorgverzekeringswet en het Burgerlijk wetboek (BW).
Beoordeling
5. Gedaagde is consument. De vordering bestaat uit onbetaald gelaten basis- en/of aanvullende verzekeringspremie, maar kan volgens eiseres ook bestaan uit zorgkostennota’s die eiseres heeft vergoed maar niet of niet geheel onder de dekking vielen van de betreffende verzekering.
6. Omdat gedaagde een consument is moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen in de overeenkomst waarop de gebruiker zich beroept of
zich zou kunnenberoepen, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/12/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Op grond van het Dexia arrest van 27 januari 2021, C-229/19 en het Gupfinger arrest HvJ EU C-625/21 moet de kantonrechter immers ook als eiseres zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de toepasselijke algemene voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/12/EEG. Indien dit beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan eiseres ingevolge deze arresten geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
7. Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is dus de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg.
8. Verder geldt dat voor de toetsing op oneerlijkheid van uitsluitende of beperkende voorwaarden, zoals dat bepaalde kosten (gedeeltelijk) niet onder de dekking van de verzekering vallen, ingevolge het Ocidental arrest, HvJ EU 20 april 2023 C-263/22 van belang is in hoeverre de consument voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst kennis heeft kunnen nemen van deze voorwaarden. De omstandigheid dat de consument vóór de sluiting van de betrokken overeenkomst geen kennis heeft kunnen nemen van een contractueel beding vormt namelijk een essentieel element bij de beoordeling van het eventuele oneerlijke karakter van dat beding, aangezien de consument er daardoor toe kan worden gebracht om verplichtingen op zich te nemen die hij anders niet zou hebben aanvaard, en het evenwicht tussen de wederzijdse verplichtingen van de partijen bij die overeenkomst dus aanzienlijk kan worden verstoord.
9.
Eiseres had dan ook in de dagvaarding moeten toelichten of de vordering is gegrond of had kunnen worden gegrond op een beding in de verzekeringsvoorwaarden en waarom de onbetaald gelaten zorgkosten niet of niet geheel onder de dekking vielen. Ook diende zij in de dagvaarding te stellen wanneer en op welke wijze de overeenkomst(en) en de algemene voorwaarden aan gedaagde zijn toegezonden, of dit als de overeenkomst op afstand is gesloten dan wel buiten de verkoopruimte is gebeurd op een duurzame drager is toegezonden en of en hoe consument in de gelegenheid is gesteld de overeenkomst te ontbinden. Nu zij dit niet heeft gedaan, wordt eiseres alsnog in de gelegenheid gesteld haar vordering op deze punten nader toe te lichten.
10. Op dit moment kan echter al worden vastgesteld dat eiseres buitengerechtelijke kosten vordert op basis van de wet, terwijl zij in het hierboven onder 1.3 opgenomen toepasselijke beding in de algemene voorwaarden administratiekosten en invorderingskosten (waaronder incassokosten) had kunnen bedingen. Dit beding wordt daarom nu al ambtshalve getoetst.
11. De bedongen kosten in het beding zijn niet gespecificeerd, noch wordt toegelicht welke invorderingskosten naast de incassokosten nog in rekening gebracht kunnen worden. Eiseres kan op grond van dit beding een door haar zelf te bepalen bedrag aan kosten, in - en buiten rechte, op de verzekerde verhalen indien er als gevolg van een niet-nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Op basis van deze informatie is de consument niet in staat de economische gevolgen van dit beding te begrijpen en met kennis van zaken te beslissen of hij zich contractueel wil verbinden.
12. Bovendien zou het beding tot gevolg kunnen hebben dat de consument belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. De consument is grond van de wettelijke regeling uitsluitend buitengerechtelijke kosten verschuldigd, indien is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid ook nog moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016: 2704) gestelde eisen. Hiermee wordt het contractuele evenwicht tussen partijen onevenredig verstoord. Dit beding wordt daarom vermoed oneerlijk te zijn.
13.
De kantonrechter is dan ook voornemens voornoemd beding in de algemene voorwaarden van 2022 en 2023 ambtshalve te vernietigen.
14. De zaak zal gelet op het bovenstaande naar de rol worden verwezen om eiseres in de gelegenheid te stellen haar stellingen met betrekking tot de gevorderde hoofdsom toe te lichten, zoals hierboven overwogen. Voorts kan zij zich uitlaten over het vermoeden van oneerlijkheid van het onder 1.3 opgenomen incassobeding en het voornemen tot ambtshalve vernietiging van dit beding.
15. Eiseres dient in het vervolg in iedere afzonderlijke zaak waarbij de gedaagde is aan te merken als een consument haar stellingen met betrekking tot de gevorderde hoofdsom toe te lichten en in te gaan op de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn c.q. kunnen worden gelegd.
16. Indien zij daar niet aan voldoet, leidt dat bij dagvaardingen betekend op of na 1 september 2023 direct tot afwijzing van de vordering wegens het niet voldoen aan de stelplicht (artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
17. Eiseres dient een afschrift van dit vonnis en van de door haar te nemen akte aan gedaagde toe te sturen en gedaagde in de gelegenheid te stellen hierop uiterlijk op de na te melden rolzitting te reageren.
Eiseres dient in de akte te vermelden dat zij dit heeft gedaan.22. Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van de door eiseres te nemen akte aangehouden.