ECLI:NL:RBAMS:2023:4430

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
AMS 20/6492
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor herinrichting recreatiegebied ‘Waterfront’ Aalsmeer

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, wonende in Aalsmeer, en het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer, over de omgevingsvergunning voor de herinrichting van het recreatiegebied ‘Waterfront’ aan de Westeinderplas. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning, die op 29 oktober 2020 was verleend, slechts beperkt in strijd was met het bestemmingsplan. De betrokken belangen waren voldoende afgewogen, en het beroep van eisers werd ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat het project, dat onder andere de aanleg van een wandel- en fietspad en de vergroting van de toegankelijkheid van de watertoren omvatte, niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. Eisers voerden aan dat het bestreden besluit in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de overlast die zij zouden ervaren. De rechtbank oordeelde echter dat de vergunninghouder voldoende maatregelen had genomen om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning op een goede ruimtelijke onderbouwing berustte en dat de belangenafweging in het kader van de goede ruimtelijke ordening in dit geval in het nadeel van eisers uitviel. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en het beroep van eisers werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6492

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eisers] , te Aalsmeer, eisers

(gemachtigde: mr. M.H.J. van Driel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Janssen).

Tevens heeft aan het geding deelgenomen: de gemeente Aalsmeer, vergunninghouder

(gemachtigde: T. Rohde).
Partijen worden hierna aangeduid als eisers, het college en vergunninghouder.

Procesverloop

Op 29 oktober 2020 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend (het bestreden besluit). Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek met een uitspraak van 16 maart 2021 (zaaknummer: 21/805) gedeeltelijk toegewezen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Met een besluit van 8 december 2022 heeft het college het bestreden besluit gedeeltelijk ingetrokken.
Het beroep is op de zitting van 16 mei 2023 gelijktijdig behandeld met de beroepen met de zaaknummers 21/3162 en 21/6498. [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, samen met mrs. M.J.P. van Lent en D. Elmhassani. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 3 oktober 2019 heeft de gemeente Aalsmeer op grond van de Wabo [1] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het, in afwijking van het bestemmingsplan, herinrichten van het recreatiegebied ‘Waterfront’ aan de Westeinderplas in Aalsmeer (hierna: het project). De aanvraag ziet alleen op het gebruik van gronden of bouwwerken. Het project loopt van de [straat 1] , langs de [straat 2] tot aan de kruising met de [straat 3] . Ook het realiseren van een parkeerstrook langs de [straat 3] behoort tot het plan. Eisers wonen aan de [straat 2] , in de voormalige dienstwoning behorend bij de aan de Westeinderplas gelegen watertoren, die centraal in het project is gelegen en is aangewezen als rijksmonument.
2. Het project voorziet onder meer in:
- het verwijderen van houtopstanden langs de Westeinderplas;
- het realiseren van een aantrekkelijke wandel- en fietsboulevard langs het water;
- het vergroten van de publieke toegankelijkheid van de watertoren;
- het vergroten van de recreatieve aantrekkelijkheid van het Surfeiland.
3. Het project is deels gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Uiterweg Plasoevers 2005' (hierna: het bestemmingsplan UP05) en deels in het plangebied van het bestemmingsplan 'Kudelstaart 2006'.
4. Ter hoogte van de woning van eisers geldt het bestemmingsplan UP05. Daar hebben de gronden de bestemming 'Recreatieve en culturele voorzieningen' (planregel 20), 'Verkeersdoeleinden' (planregel 29), 'Groenvoorzieningen' (planregel 30), 'Water, tevens landschappelijk waardevol terrein' (planregel 32) en 'Waterkering' (planregel 33). Op die locatie voorziet het project in het verbreden van de oevers voor het aanleggen van een kade en wandelpromenade, op gronden met de bestemmingen 'Water-tevens landschappelijk waardevol terrein’ en 'Waterkering'.
5. Voor het project zijn verschillende vergunningen aangevraagd en verleend. Het gaat om twee inmiddels onherroepelijke omgevingsvergunningen voor het realiseren van steigers, parkeervoorzieningen en het uitbreiden van het surfstrand, een op 17 december 2020 verleende aanlegvergunning [2] en de in dit geschil voorliggende vergunning. Verder heeft de gemeente specifiek voor het project een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding.
6. Met het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning verleend [3] met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wabo. Vergunning is verleend voor het in afwijking van:
- artikel 20.1 van het bestemmingsplan UP05 realiseren van een vlonder;
- artikel 30.1 van het bestemmingsplan UP05 realiseren van steigers, vlonders en parkeervoorzieningen;
- artikel 32.1 van het bestemmingsplan UP05 uitbreiden van het surfstrand;
- artikel 19.1 van het bestemmingsplan Kudelstaart 2006 realiseren van parkeervoorzieningen. Het bestreden besluit berust op de ‘Ruimtelijke onderbouwing Waterfront Aalsmeer’ van 23 oktober 2020.
7. Met de uitspraak van 16 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit gedeeltelijk geschorst, voor zover het de ontwikkeling van het gebied rondom de watertoren betreft: “Dit betekent dat de afwijkingsvergunning tot de uitspraak op het beroep geen afwijkingsmogelijkheid verleent voor de vlonder/steiger, de verplaatsing van het hek en de vergroting van de fietsenstalling op het terrein van de watertoren.”
8. Met inachtneming van de uitspraak van de voorzieningenrechter is het project nagenoeg volledig uitgevoerd en op 25 mei 2022 officieel geopend. Op 8 december 2022 heeft het college, op verzoek van vergunninghouder, het bestreden besluit gedeeltelijk ingetrokken, voor zover het de vlonder bij de watertoren betreft. Deze vlonder zal niet worden gerealiseerd vanwege een mogelijk negatief effect op de bouwkundige staat van de watertoren.
Toetsingskader
9. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling van het beroep
Afwijking van het bestemmingsplan
10. De omgevingsvergunning die ter beoordeling voorligt is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder c, onder 3° van de Wabo. Dat artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Het college komt beleidsruimte toe bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het in deze zaak toepasselijke recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het verlenen van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [4]
11. Het college moet bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning kijken naar de gevolgen van het gehele project, maar mag bij de afweging van de betrokken belangen betrekken dat het project (groten)deels in overeenstemming is met het bestemmingsplan. [5] De rechtbank oordeelt dat het project slechts voor een beperkt deel in strijd is met het bestemmingsplan UP05 en overweegt daarover het volgende.
12. Ter hoogte van de woning van eisers is het project gelegen op gronden met de bestemmingen 'Verkeersdoeleinden', 'Groenvoorzieningen', 'Water' en 'Waterkering'. Op die locatie voorziet het project in het verbreden van de oevers voor het aanleggen van een kade en wandelpromenade, op gronden met de bestemmingen 'Water-tevens landschappelijk waardevol terrein' en 'Waterkering'. Met het bestreden besluit is binnen die bestemmingen afgeweken van het bestemmingsplan UP05 voor het elders binnen het project – en dus niet ter hoogte van de woning van eisers – realiseren van steigers, vlonders en parkeervoorzieningen en het uitbreiden van het surfstrand. Dit is niet in geschil. Hierbij betrekt de rechtbank dat de vlonder bij de watertoren niet zal worden gerealiseerd.
Rechtszekerheidsbeginsel
13. Eisers stellen dat het bestreden besluit in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat de verbeeldingen in de ruimtelijke onderbouwing en in de bijlagen op onderdelen van elkaar afwijken. Daardoor is onduidelijk wat met het bestreden besluit precies is vergund en in hoeverre met dit besluit van de geldende bestemmingsplannen wordt afgeweken. Volgens eisers maakt dit hun rechtspositie onzeker.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet. Tijdens de zitting is besproken dat het bestreden besluit uitgaat van een ontwerp dat eind februari 2019 als voorkeursvariant is aangemerkt en sindsdien niet meer is gewijzigd. Dit betekent dat zowel de aanvraag van 3 oktober 2019 als het bestreden besluit op dit ontwerp zijn gebaseerd, dat als bijlage 9 bij de ruimtelijke onderbouwing ook onderdeel is van de gepubliceerde omgevingsvergunning. Daarmee was voldoende duidelijk wat met het bestreden besluit is vergund, in afwijking van de geldende bestemmingsplannen. Juist is dat het project daarna op onderdelen is uitgevoerd in afwijking van de voorkeursvariant, maar deze afwijking ziet niet op een onderdeel van het project dat effect heeft op (de woonsituatie van) eisers.
Overlast
15. Eisers voeren verder aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de overlast die zij zullen ervaren. Het gaat eisers daarbij vooral om het verplaatsen van het hekwerk rond de watertoren om de publieke toegankelijkheid daarvan te vergroten en daar een grote nieuwe fietsenstalling te realiseren en om het realiseren van een direct aan de noordzijde van hun woonperceel grenzende ligweide met recreatieve voorzieningen zoals zitbanken, een barbecue plek, een buitendouche en trappen naar het water. Deze ontwikkelingen leiden volgens eisers tot meer bezoekers, met als gevolg geluidsoverlast en verlies van woongenot door inbreuk op hun dag- en nachtrust, privacy en (sociale) veiligheid. In dit kader hebben eisers op de zitting ook nog gesteld dat de vissteiger aan de noordzijde van hun woonperceel feitelijk dient als een jongerenontmoetingsplek.
16. De rechtbank stelt vast dat de gronden rondom de watertoren de bestemming 'Recreatieve en culturele voorzieningen' hebben, waar onder meer horeca, culturele voorzieningen, en parkeervoorzieningen zijn toegestaan. Het bestreden besluit is dus in zoverre in overeenstemming met het bestemmingsplan UP05. De aanwezigheid en de plaats van het hekwerk rondom het watertorenterrein doet niets af aan de op deze gronden rustende bestemming. Daarom is voor een goede ruimtelijke ordening niet van belang dat een nieuw op dit terrein te plaatsen hekwerk tot gevolg heeft dat bezoekers dichter bij het woonperceel van eisers kunnen komen dan in de huidige situatie het geval is. Dit hekwerk wordt direct langs het pad naar de watertoren gerealiseerd, op de wijze als in bijlage 9 van de ruimtelijke onderbouwing verbeeld. De rechtbank is van oordeel dat het college met het laten terugkeren van een hekwerk in het plan, hoewel op een andere plaats, voldoende rekening heeft gehouden met het belang van eisers bij een goed woon- en leefklimaat. Verder heeft het college in het verweerschrift toegelicht dat de gronden rondom de watertoren, net als het gehele Waterfront, al publiek toegankelijk zijn en dat de toename van publiek afhankelijk is van het weer en zich zal concentreren aan het strand en de oevers, te meer omdat van de aanleg van een vlonder rondom de watertoren wordt afgezien.
17. Zoals ook tijdens de zitting is besproken, zijn de genoemde recreatieve voorzieningen voorzien op gronden die op de plankaart van het bestemmingsplan UP05 voor ‘Groenvoorzieningen’ zijn bestemd voor: a. bermen en groenstroken; b voetpaden en speelterreinen; c. water; met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde (planregel 30.1). Met het college acht de rechtbank de ligweide en het realiseren van die recreatieve voorzieningen in overeenstemming met de bestemming ‘Groenvoorzieningen’. Het college heeft op de zitting toegelicht dat voor het realiseren daarvan geen vergunning is vereist.
18. Voor zover het project in overeenstemming is met het bestemmingsplan, heeft het college geen rekening gehouden – en hoefde het ook geen rekening te houden – met de zorgen van eisers over hun woon- en leefklimaat. Het college heeft de belangenafweging dan ook kunnen toespitsten op dat deel van het project dat in strijd is met het bestemmingsplan UP05. [6] De rechtbank oordeelt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de beperkte afwijking van het bestemmingsplan, te weten: het elders binnen het project realiseren van steigers, vlonders en parkeervoorzieningen en het uitbreiden van het surfstrand, in zo geringe mate gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van eisers dat de belangenafweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening in dit geval in hun nadeel uitvalt. Hierbij betrekt de rechtbank nogmaals dat de vlonder bij de watertoren niet zal worden gerealiseerd.
19. Dat eisers, zoals zij op de zitting hebben toegelicht, overlast ervaren van jongeren die samen komen op de vissteiger aan de noordzijde van hun woonperceel, leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten of de afstand tussen de steiger en hun woning minder dan 100 meter bedraagt, blijkt uit de verbeelding in bijlage 9 bij de ruimtelijke onderbouwing dat het om een betrekkelijk ruime afstand gaat. Bovendien ondervinden eisers geen inkijk vanaf de steiger door de bosschages rondom hun aan de noordzijde van hun woonperceel gelegen tuin. Ook voor zover het om deze steiger gaat, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank in de besluitvorming voldoende rekening gehouden met de belangen van eisers. Overigens hebben eisers op de zitting desgevraagd verklaard dat zij één keer overlast hebben gemeld. Hier zijn echter geen stukken van en zoals hierna zal blijken is met het door [deskundige] verrichte akoestisch onderzoek ook geen aanmerkelijke geluidsoverlast geconstateerd.
20. Ten aanzien van de overige door eisers gevreesde geluidsoverlast en (sociale) onveiligheid is het volgende van belang. De mogelijke geluidsoverlast en onveiligheid is verder een kwestie van handhaving van de openbare orde. Met het bestreden besluit is het veroorzaken van deze en andere overlast niet vergund. Daarnaast heeft het college voldoende maatregelen genomen op het gebied van toezicht en handhaving om een goed woon- en leefklimaat te borgen. De rechtbank verwijst naar wat het verweerschrift daarover vermeldt:
“Handhaving van de openbare orde vindt plaats binnen de kaders van de geldende APV [7] en het IVA [8] , waar ook de Spelregels [9] integraal onderdeel van uitmaken. In de Spelregels zijn criteria en kortetermijnacties opgenomen voor situaties van overlast. Mocht er na realisatie van het Waterfrontproject daadwerkelijk overlast plaatsvinden, dan kan daartegen handhavend worden opgetreden. Ingeval sprake is van (zware) overlast zal de handhaving en politie repressief optreden en indien nodig overgaan op verbaliseren. Bij herhaalde overtreding kan eventueel ook een individueel gebiedsverbod worden opgelegd. Politie en handhaving zal meer zichtbaar aanwezig zijn en strikt handhaven, zo volgt uit de Spelregels. Aalsmeer heeft vier BOA's [10] , waarvan twee personen surveilleren op het water. Daarnaast is Buurtwerk ook te land en te water inzetbaar in het gebied Waterfront. Meldingen en/of klachten kunnen telefonisch, via de website van de gemeente en sinds kort ook via de app “Fixi” worden ingediend.”
21. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
22. Eisers voeren verder aan dat een evidente privaatrechtelijke belemmering aan de uitvoerbaarheid van het bestreden besluit in de weg staat. Volgens eisers is de gemeente jegens hen zakenrechtelijk gehouden om het hekwerk rondom de watertoren in stand te houden. Zij verwijzen daartoe naar een akte van levering van 11 januari 2001, waarbij de gemeente het perceel van de watertoren in eigendom verkreeg van Nutsbedrijf Amstelland.
23. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening komt aan bestaande privaatrechtelijke verhoudingen geen doorslaggevende betekenis toe. Dit is slechts anders als op voorhand duidelijk is dat deze verhoudingen aan de verwezenlijking van de vergunde activiteit in de weg staan. Voor het antwoord op de vraag of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, is de burgerlijke rechter de eerst aangewezen rechter. De bestuursrechter zal daarom pas tot dit oordeel komen, wanneer zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor de realisering van een bouwwerk de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven. Deze belemmering heeft dan een evident karakter. Dit is vaste rechtspraak. [11]
24. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde privaatrechtelijke belemmering geen evident karakter heeft, alleen al omdat partijen een verschil van mening hebben of uit die akte van levering een recht volgt voor eisers om de instandhouding van het hekwerk af te dwingen en die vraag door de burgerlijke rechter moet worden beantwoord. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Stemgeluid
25. Het beroep van eisers gaf vergunninghouder aanleiding [deskundige] opdracht te geven akoestisch onderzoek te verrichten naar het stemgeluid van roepende recreanten aan het Waterfront, ter hoogte van nabijgelegen geluidgevoelige bestemmingen. In een rapport van 25 juni 2021 concludeert [deskundige] dat overdag (7.00 uur tot 19.00 uur) en ‘s avonds (19.00 uur tot 23.00 uur) het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten hoogste 35 dB(A) (dag) en 33 dB(A) (avond) bedraagt ter hoogte van [adres] . Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde ter hoogte van geluidgevoelige bestemmingen. Dit betekent dat volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat. [deskundige] concludeert daarom dat het project wat geluid betreft past binnen een goed woon- en leefklimaat. Uit het rekenmodel met bijbehorende kaart en de tabel met rekenresultaten (bijlage 2 bij het rapport van [deskundige] ) blijkt dat het akoestisch onderzoek onder meer ter hoogte van de woning van eisers is verricht.
26. Eisers stellen dat door het project met ligweide en de eerder genoemde recreatieve voorzieningen het aantal bezoekers en hun geluidsoverlast tot niet acceptabele proporties zal stijgen. Eisers hebben deze stelling niet onderbouwd en het akoestisch onderzoek niet met een rapport van een eigen deskundige betwist. De rechtbank ziet dan ook geen grond om de conclusie van het door [deskundige] verrichte akoestisch onderzoek niet te volgen. Hierbij betrekt de rechtbank dat volgens het verweerschrift de hinder in werkelijkheid beperkter is, omdat in het akoestisch onderzoek nog is uitgegaan van de verwachting dat de steiger/vlonder rond de watertoren zou worden gerealiseerd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Cultuurhistorische waarden
27. Eisers betogen dat het bestreden besluit voorziet in een functionele ontwikkeling van de watertoren(locatie) tot een intensieve publiek aantrekkende horeca- en verblijfsrecreatie, die ver af staat van de oorspronkelijke historische functie van de watertoren, het daarbij behorende terrein dat sinds jaar en dag met hekken is omheind (afgesloten voor publiek) en de naastgelegen dienstwoning. Volgens eisers is voor een nieuwe gebruiksfunctie een monumentenvergunning vereist. [12] Het rijksmonument krijgt daarmee een ‘nieuwe bestemming’. [13] Dit vereist een voorafgaand (positief) advies van de minister van OCW. [14] De ruimtelijke onderbouwing maakt niet inzichtelijk waarom deze ingrijpende ontwikkeling zich zou verhouden tot de aanwezige monumentale en cultuurhistorische waarden. Ook is het bestreden besluit in strijd met artikel 22 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, omdat het bestreden besluit intensieve vormen van verblijfsrecreatie en horeca vergunt die de kernkwaliteiten van de watertoren-locatie als Unesco-erfgoed aantasten, aldus eisers.
28. Hiervoor is al overwogen dat het bestreden besluit geen verandering in de functie van de watertoren als culturele en recreatieve locatie omvat. Er zijn geen nieuwe functies en bebouwing voorzien die de kernkwaliteiten van het erfgoed aantasten. In paragraaf 4.9 van de ruimtelijke onderbouwing staat dat de beoogde ontwikkeling vanuit het aspect archeologie aan een goede ruimtelijke ordening voldoet. Wel wil de gemeente de watertoren meer zichtbaarheid geven en toegankelijk houden voor het geïnteresseerde publiek. Gelet op het voorgaande is een monumentenvergunning noch een advies van de minister van OCW vereist en doet de gestelde strijd met artikel 22 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening zich niet voor. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Slechtvalken
29. Eisers betwisten de in de quickscan door [de persoon] van 7 augustus 2020 getrokken conclusie ten aanzien van de slechtvalk met een nestlocatie bovenop de watertoren.
30. Het college meent dat zij op het advies van de deskundige mag afgaan, omdat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, met een begrijpelijke redenering en daarop aansluitende conclusies. De rechtbank ziet geen grond om het college hierin niet te volgen.
Er is literatuur- en veldonderzoek gedaan en de situatie van de slechtvalk met een nestlocatie bovenop de watertoren is beschreven. Op basis van het gedane onderzoek wordt geconcludeerd dat geen negatieve effecten worden verwacht voor de slechtvalk. Eisers hebben hun stellingen niet met onderzoek door een eigen deskundige onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Locatie-specifieke behoefte
31. Eisers betogen tot slot dat niet gebleken is van een behoefte aan de vlonder rondom de watertoren en de beoogde publiek aantrekkende recreatieve en horecafuncties van de watertoren en het omliggende terrein.
32. Hiervoor is al overwogen dat de vlonder rondom de watertoren niet zal worden gerealiseerd en dat de recreatieve voorzieningen en de horecafuncties al op grond van het bestemmingsplan UIP05 zijn toegestaan. Het college merkt in het verweerschrift dan ook terecht op dat de behoefte aan deze functies in het kader van het bestreden besluit niet nader hoeft te worden onderzocht. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
33. Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en op een goede ruimtelijke onderbouwing berust. Wat eisers meer of anders hebben aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning dan ook in redelijkheid kunnen verlenen.
34. Het beroep is ongegrond.
35. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter, en mr. J.F. Kuiken en mr. M.W. Speksnijder, leden, in aanwezigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Is uw zaak spoedeisend en moet al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1 luidt:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. (. . .)
b. (. . .)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (. . .),
(. . .).
Artikel 2.10 luidt:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. (. . .);
b. (. . .);
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (. . .), tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. (. . .).
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12 luidt:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (. . .):
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan (. . .) opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(. . .).
Bestemmingsplan 'Uiterweg Plasoevers 2005'
Planregel 20.1 luidt:
De op de plankaart voor “Recreatieve en culturele voorzieningen ” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horeca;
b. culturele voorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. toegangswegen, erven en groenvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken.
Planregel 30.1 luidt:
De op de plankaart voor “Groenvoorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bermen en groenstroken;
b voetpaden en speelterreinen;
c. water; met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ter plaatse waar dit op de kaart als zodanig is aangegeven zijn de gronden mede bestemd voor:
d. een laad- en loswal.
Planregel 32.1 luidt:
De op de plankaart voor “Water, tevens landschappelijk waardevol terrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterhuishouding;
b. verkeer te water;
c. bruggen;
d. ontwikkeling ecologische verbindingszone, daar waar aangegeven op de plankaart;
e. natuurontwikkeling;
f. steigers:
- mits grenzend aan de bestemming “Recreatieve voorzieningen I”
- mits grenzend aan de bestemming “Recreatieve voorzieningen II”, uitsluitend ter plaatse waar op de plankaart de aanduiding “aanlegplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen toegestaan” is aangegeven;
- ten behoeve van één aanlegplaats bij recreatiekavel, of tuinbouwbedrijf;
- ten behoeve van één aanlegplaats waar de mede bestemming “woning of “recreatiewoning” is aangegeven;
- ter plaatse waar op de plankaart de aanduiding “aanlegplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen toegestaan” is aangegeven;
- mits er een vrije vaarbreedte van minimaal 4,5 m gewaarborgd is; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is uitgesloten.
Bestemmingsplan 'Kudelstaart 2006'
Planregel 19.1 luidt:
De gronden, op de plankaart bestemd voor "Ecologische Groenvoorzieningen" (EG) zijn aangewezen voor:
a. ecologische groenvoorzieningen;
b. voet- en fietspaden;
c. water en oevervoorzieningen.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Als bedoeld in planregel 36.1 van het bestemmingsplan UP05. Daarover gaat de uitspraak van de rechtbank van 12 juli 2023 met zaaknummer 21/3162.
3.In dit geval op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 3º, van de Wabo.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1742 (overweging 3.).
5.Uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:464 (overweging 4.2.).
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3688 (overweging 4.3).
7.Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
8.Integraal Veiligheidsplan Aalsmeer 2019-2022 (IVA)
9.'Spelregels, toezicht en handhaving Waterfront' (Spelregels).
10.Bijzondere opsporingsambtenaren (Boa’s).
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4314 (overweging 8.2).
12.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo.
13.Artikel 6.4, eerste lid, onder a, onder 4°, van het Besluit omgevingsrecht.
14.Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.