Op 6 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een Poolse opgeëiste persoon op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Katowice op 23 februari 2018, met als doel de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat hij in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij in persoon aanwezig was bij de procedures die hebben geleid tot de veroordelingen in Polen. De opgeëiste persoon heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar en vier maanden opgelegd gekregen, die later is omgezet in een onvoorwaardelijke straf vanwege nieuwe veroordelingen. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing geacht, maar heeft wel geoordeeld dat de opgeëiste persoon gelijk kan worden gesteld met een Nederlander, wat van belang is voor de toepassing van artikel 6a OLW.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon voldoende economische en familiale banden met Nederland heeft, en dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraffen in Nederland kan worden overgenomen. Daarom heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen in Nederland bevolen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen bevolen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.