Op 6 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een Poolse opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 30 november 2016 door de Poolse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1975, was in Nederland verblijvend en had een verzoek tot gelijkstelling met een Nederlander ingediend. Tijdens de zittingen op 28 maart 2017 en 22 juni 2023 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank vaststelde dat de wettelijke beslistermijn voor de overlevering was verstreken. De verdediging stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vordering, maar de rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de beslistermijn niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De rechtbank onderzocht vervolgens de weigeringsgronden van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon had aangetoond dat hij meer dan vijf jaar rechtmatig in Nederland verbleef, wat hem gelijkstelling met een Nederlander verleende. De rechtbank concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kon worden overgenomen, maar dat de overlevering op basis van artikel 6a OLW moest worden geweigerd. De rechtbank besloot de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen, evenals de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.