ECLI:NL:RBAMS:2023:44

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
13/156041-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting via Marktplaats met gebruik van valse berichten en identiteiten

Op 6 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting via Marktplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in samenwerking met een medeverdachte, betrokken was bij het oplichten van meerdere personen door zich voor te doen als koper van dure goederen. De oplichtingen vonden plaats tussen 1 oktober 2019 en 30 mei 2020. De modus operandi bestond uit het benaderen van verkopers op Marktplaats, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte gebruik maakten van valse berichten die leken te komen van Marktplaats zelf. Hierdoor wekten zij de indruk dat de verkopers hun geld al hadden ontvangen, terwijl dit niet het geval was. De rechtbank heeft op basis van chatgesprekken en bewijs van de politie vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in het onderscheppen van de pakketten die door de verkopers waren verzonden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van oplichting. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast werd beslag gelegd op de in beslag genomen telefoon van de verdachte, die werd gebruikt voor de communicatie over de oplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/156041-20
(Promis)
Datum uitspraak: 6 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
wonende op het [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A ter Veer en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte mr. C.J. Nierop naar voren heeft gebracht. Verdachte is niet verschenen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 mei 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Primair:medeplegen van oplichting van meerdere personen via Marktplaats;
Subsidiairis medeplichtigheid aan die oplichtingen tenlastegelegd.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
De aangevers in deze zaak zijn omstreeks de tenlastegelegde periode via Marktplaats opgelicht. De modus operandi van de oplichtingen was als volgt. De aangevers, die (dure) goederen of elektronica aanboden via Marktplaats, werden benaderd door een persoon die zich als koper voordeed. Deze koper stuurde vervolgens aan op het gebruik van de betaalfunctie ‘Gelijk Oversteken’. [1] De aangevers ontvingen vervolgens berichten die van Marktplaats afkomstig leken te zijn en waarin stond dat het aankoopbedrag op de tussenrekening van Marktplaats was gestort. Deze berichten waren echter via Messagebird [2] opgemaakt en waren afkomstig van de ‘koper’. De verkoper was hierdoor in de veronderstelling dat het aankoopbedrag door de koper was betaald en stuurde het goed en de track & trace-code op, maar ontving het geld nooit.
[medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ) is hiervoor op 7 april 2021 veroordeeld. [3] Op grond van de WhatsApp-chatgesprekken die op de telefoon van [medeverdachte] zijn aangetroffen, blijkt dat bij de oplichtingen een persoon betrokken is geweest die bezorgadressen leverde, van [medeverdachte] track & trace-codes ontving, de Marktplaatspakketjes onderschepte en hiervoor een vast bedrag per pakket ontving. [medeverdachte] heeft in een chatgesprek met de persoon die de valse Marktplaatsaccounts leverde aangegeven dat er een postbezorger voor hem werkte. Tegen verdachte is de verdenking gerezen dat hij bij de oplichtingen betrokken is geweest door als postbezorger de Marktplaatspakketten te onderscheppen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar het schriftelijke requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Zij heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen genoemd. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd voor de oplichting van [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 10] , nu op basis van het dossier niet vast is komen te staan dat verdachte deze pakketten heeft onderschept. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt, omdat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en het opzet van verdachte niet enkel gericht is geweest op de samenwerking, maar ook op de strafbare feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
3.3.1
Het primaire standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Uit geen van de deeldossiers, met uitzondering van de deeldossiers van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] , blijkt van betrokkenheid van verdachte. Ten aanzien van deze twee deeldossiers zou de betrokkenheid van verdachte blijken uit de verdenking dat hij schuilgaat onder het nummer ‘ [whatsappnaam 1] ’. Verdachte ontkent niet dat dit zijn telefoonnummer is, hij ontkent evenwel dat hij degene is geweest die de aangehaalde WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd met dit nummer. Ook via andere onderdelen uit het procesdossier kan verdachte niet aan de afzonderlijke deeldossiers worden gelinkt, aldus de raadsman.
3.3.1.1 Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft een tweetal voorwaardelijke verzoeken tot aanhouding van de behandeling gedaan. Ten eerste heeft de raadsman verzocht om, in het geval dat de WhatsApp-conversatie die is aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte] met ‘ [whatsappnaam 1] ’ wordt toegeschreven aan verdachte, de verdediging toegang te verschaffen tot de in beslag genomen telefoon om haar de gelegenheid te bieden haar stelling nader te onderbouwen. Ten tweede heeft de raadsman verzocht om, indien de verklaring die [medeverdachte] in zijn eigen zaak ter terechtzitting van 22 maart 2021 heeft afgelegd voor een bewezenverklaring wordt gebruikt, hem te laten horen. In het licht van de Keskin-jurisprudentie dient de verdediging in de gelegenheid te worden gesteld om een belastende getuige te bevragen.
3.3.2
Het subsidiaire standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van medeplegen, maar slechts van medeplichtigheid. De rol van verdachte is beperkt gebleven tot een onderdeel van de uitvoering, namelijk het afvangen van de goederen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichtingen van aangevers [benadeelde partij 1] , [aangever 1] , [aangever 2] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij] , [benadeelde partij 9] en [aangever 3] . De rechtbank komt op grond van het volgende tot dit oordeel.
3.4.1
Chatgesprekken [whatsappnaam 2] en [whatsappnaam 1]
Op de telefoon van [medeverdachte] zijn twee WhatsApp-gesprekken aangetroffen, waarvan de ene met een gebruiker die in de telefoon is opgeslagen onder de naam [whatsappnaam 2] en de andere met een gebruiker die is opgeslagen als [whatsappnaam 1] . Uit de inhoud van de gesprekken blijkt dat er overleg wordt gevoerd over zaken die verband houden met de Marktplaatsoplichtingen. Zo worden van de zijde van [whatsappnaam 2] en [whatsappnaam 1] (al dan niet op aanvraag van [medeverdachte] ) adressen geleverd waarnaar de pakketjes verstuurd kunnen worden, stuurt [medeverdachte] track & trace-codes van door aangevers verzonden pakketjes naar [whatsappnaam 2] en [whatsappnaam 1] , wordt door [medeverdachte] doorgegeven op welke dagen op welke adressen pakketjes bezorgd zullen worden, wordt gesproken over het niet afleveren van pakketjes en worden bedragen overeengekomen die aan [whatsappnaam 2] dan wel [whatsappnaam 1] zullen worden betaald per achtergehouden pakket. Op grond van het voorgaande, in combinatie met het gegeven dat in de gesprekken wordt gesproken over werktijden van [whatsappnaam 2] en [whatsappnaam 1] en het feit dat [medeverdachte] in chatgesprekken met gebruiker ‘ [naam gebruiker] ’ aangeeft dat er een postbezorger voor hem werkt, stelt de rechtbank vast dat bij de oplichtingen een postbezorger betrokken is, die de Marktplaatspakketten onderschept en dat [whatsappnaam 2] en [whatsappnaam 1] deze postbezorger betreffen; hierover later meer.
3.4.2
Identificatie gebruiker telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
Uit de CIOT-bevraging blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat in de telefoon van [medeverdachte] is opgeslagen onder [whatsappnaam 1] , op naam staat van verdachte. Uit onderzoek blijkt dat bij het koppelen van een telefoonnummer aan WhatsApp gebruik wordt gemaakt van een activatiecode die in een sms-bericht naar het opgegeven nummer wordt verstuurd. Het is daarom niet mogelijk dat een gebruiker van een ander telefoonnummer via WhatsApp toegang had tot het WhatsApp-account dat was gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Daarmee staat voor de rechtbank vast dat het chatgesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (dat is opgeslagen als [whatsappnaam 1] ) aan verdachte kan worden toegeschreven. De CIOT-bevraging heeft ten aanzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (dat is opgeslagen als [whatsappnaam 2] ) geen gegevens opgeleverd. De rechtbank constateert, net als de politie, dat de spreek- en werkwijze in het chatgesprek met [whatsappnaam 2] overeenkomt met het chatgesprek met [whatsappnaam 1] . Daarnaast vangt het chatgesprek tussen [medeverdachte] en [whatsappnaam 1] vrijwel direct aan nadat het gesprek met [whatsappnaam 2] is beëindigd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat de gebruiker die staat opgeslagen als [whatsappnaam 2] en [whatsappnaam 1] dezelfde persoon, namelijk verdachte, betreft.
3.4.2.1 Het oordeel van de rechtbank over het eerste voorwaardelijke verzoek
De rechtbank wijst het eerste voorwaardelijke verzoek tot aanhouding af. De uitkomst van het door de raadsman verzochte onderzoek kan niet afdoen aan hetgeen hiervoor is overwogen. Voor de rechtbank is komen vast te staan dat het niet mogelijk is dat een gebruiker van een ander telefoonnummer toegang had tot het WhatsApp-account dat was gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
3.4.3
Link tussen verdachte en aangiftes
Uit de aangiftes blijkt dat alle bezorgadressen binnen postcodegebied [nummer 3] vallen. De politie heeft navraag gedaan bij PostNL, waaruit naar voren is gekomen dat verdachte in de periode van 16 juli 2019 tot en met 6 maart 2020 als postbezorger werkzaam was in dit postcodegebied. PostNL heeft aangegeven dat iedere postbezorger een persoonlijke handscanner heeft, waarmee wordt geregistreerd welke postpakketten door deze bezorger worden gescand. PostNL heeft een overzicht geleverd van alle door verdachte gescande pakketten in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 3 maart 2020 in het postcodegebied [nummer 3] . De track & trace-codes van de pakketten van aangevers [benadeelde partij 1] , [aangever 2] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij] , [benadeelde partij 9] en [aangever 3] komen op deze lijst voor. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte deze pakketten heeft gescand, wat zou betekenen dat deze pakketten bij de ontvangers zijn afgeleverd.
De track & trace-code van het pakket van aangeefster [aangever 1] komt niet in het overzicht van de handscanner van verdachte voor. Uit het chatgesprek tussen [medeverdachte] en verdachte ( [whatsappnaam 1] ) blijkt dat [medeverdachte] op 18 februari 2020 een screenshot van de track & trace-pagina van [whatsappnaam 2] met de verwachte bezorgtijd van het pakket van [aangever 1] naar verdachte heeft gestuurd. Deze track & trace-code komt overeen met de code die door [aangever 1] bij haar aangifte is geleverd.
3.4.4
Oplichting
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte een feitelijke bijdrage heeft geleverd aan elf van de ten laste gelegde oplichtingen. Het gaat dan om oplichting van aangevers [benadeelde partij 1] , [aangever 2] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij] , [benadeelde partij 9] , [aangever 3] en [aangever 1] . Deze bijdrage heeft verdachte geleverd door aan [medeverdachte] adressen aan te leveren waarnaar pakketjes konden worden verstuurd en deze pakketjes vervolgens te onderscheppen en aan [medeverdachte] te overhandigen. Verdachte heeft hiervoor per pakket een bedrag ontvangen van [medeverdachte] .
3.4.5
Partiële vrijspraken
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de oplichting van aangevers [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 10] . De track & trace-codes van de pakketten van aangevers komen niet voor in het overzicht van de handscanner van verdachte en ook uit de communicatie tussen verdachte en [medeverdachte] blijkt niet dat verdachte beschikte over informatie met betrekking tot deze pakketten of dat hij de track & trace-codes daarvan heeft ontvangen. De rechtbank komt daarom tot een partiële vrijspraak ten aanzien van de voornoemde deeldossiers.
3.4.6
Medeplegen
Nu de rechtbank de feitelijke bijdrage van verdachte aan elf van de tenlastegelegde oplichtingen heeft vastgesteld, dient te worden beoordeeld of het handelen van verdachte als medeplegen kan worden aangemerkt of dat verdachte medeplichtig is. Voor medeplegen is vereist dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] en dat verdachte een significante bijdrage aan het gepleegde feit heeft geleverd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichtingen en weegt in haar oordeel het volgende mee. Er is intensieve communicatie tussen verdachte en [medeverdachte] geweest. Uit het dossier blijkt dat verdachte en [medeverdachte] voorafgaand aan de oplichtingen overleg hebben gevoerd. Verdachte leverde daarbij bezorgadressen aan [medeverdachte] . Verdachte liet aan [medeverdachte] weten wanneer hij werkte en stelde [medeverdachte] op de hoogte indien hij op een bezorgmoment niet beschikbaar was. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
Daarnaast heeft verdachte een significante bijdrage aan de gepleegde feiten geleverd. De rechtbank gaat er namelijk vanuit dat verdachte de feitelijke wegnemingshandeling verrichtte en het bezit van de Marktplaatspakketten aan [medeverdachte] verschafte. Verdachte speelde hierdoor een onmisbare rol in de uitvoering van de oplichtingen. Dat verdachte niet deelde in de winst, maar per pakket een vast bedrag ontving, doet hieraan niet af.
De rechtbank oordeelt dat verdachte daarom schuldig is aan het medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 1] , [aangever 1] , [aangever 2] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij] , [benadeelde partij 9] en [aangever 3] .
3.4.7
Het oordeel van de rechtbank over het tweede voorwaardelijke verzoek
Blijkens het bovenstaande en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen maakt de rechtbank voor de bewezenverklaring van de feiten geen gebruik van de door [medeverdachte] in zijn eigen zaak afgelegde verklaring. Om die reden komt de rechtbank niet aan een inhoudelijke beoordeling van dit voorwaardelijke verzoek toe.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1 primair:
in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 3 maart 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen (telkens) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, personen heeft bewogen tot de afgifte van (dure) elektronica en/of goederen, in elk geval enig goed, te weten:
- [benadeelde partij 1] , een MacBook Air en
- [aangever 1] , een iPhone XR en
- [aangever 2] , een paar Balenciaga (triple S) en
- [benadeelde partij 2] , een Louis Vuitton handtas en
- [benadeelde partij 3] , een iPhone X en
- [benadeelde partij 4] , een iPhone 8 en
- [benadeelde partij 5] , een iPhone XS en
- [benadeelde partij 6] , een iPhone 8 plus en
- [benadeelde partij] , een iPhone 8 en
- [benadeelde partij 9] , een MacBook Pro i7 en
- [aangever 3] , een paar Yeezy Boost schoenen en
nog andere onbekend gebleven personen door (telkens)
- gebruik te maken van valse namen, te weten
“ [naam 1] ” en/of “ [naam 2] ” en/of “ [naam 3] ” en/of
“ [naam 4] ” en/of “ [naam 5] ” en/of “ [naam 14] ” en/of “ [naam 6] ” en/of
“ [naam 15] ” en/of " [naam 7] " en/of " [naam 8] " en/of
" [naam 9] )" en/of " [naam 10] " en/of " [naam 16] " en/of " [naam 12] "
en/of " [naam 13] " en
- (vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de website www.marktplaats.nl, advertenties op te zoeken waarin (dure) elektronica en/of goederen te koop werden aangeboden en
- met een of meer van voornoemde personen telefonisch en/of via (gehackte) e-mailadressen en/of (gehackte) accounts een of meermalen contact te onderhouden en overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden elektronica en/of goederen en
- daarbij zich voor te doen als bonafide/betrouwbare koper van die elektronica en goederen en
- daarbij gebruik te maken van (valse) berichten via het Messagebird platform

namens Marktplaats en

- via die berichtenmodule de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat ze betaald zullen worden via de tussenrekening van Marktplaats ( d.m.v. gelijk oversteken) en
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat de betalingen van de verkochte elektronica en/of goederen daadwerkelijk zouden worden ontvangen en
- de door aangevers als postpakket verzonden producten te onderscheppen en niet op het bezorgadres af te leveren.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, zal worden opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat in het kader van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de bevindingen van de reclassering, die onder meer heeft aangegeven dat er geen sprake is van een delictpatroon, dat verdachte een positieve invulling aan zijn leven wil geven, dat er contra-indicaties zijn voor een gevangenisstraf en dat verdachte een schuld heeft gehad die hij inmiddels heeft afgelost. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat daarmee in de strafmaat rekening dient te worden gehouden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich over een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van elf oplichtingen via Marktplaats. Mede door het handelen van verdachte zijn meerdere slachtoffers financieel benadeeld en is aan het vertrouwen in de handel van goederen via internetsites als Marktplaats schade toegebracht. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat verdachte vanuit zijn functie als pakketbezorger bij PostNL de oplichtingen heeft medegepleegd. Hij heeft hiermee niet enkel het vertrouwen in het handelsverkeer beschaamd, maar ook schade toegebracht aan het vertrouwen dat men mag stellen in medewerkers van een bedrijf als PostNL. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn functie, dat rekent de rechtbank hem aan. Het handelen van verdachte werd kennelijk enkel ingegeven door persoonlijk financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 22 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte binnen de recidivetermijn niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten en dat verdachte daarom als first offender moet worden beschouwd. Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij zich na het onderhavige feit niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 29 oktober 2021, waarin de reclassering heeft geadviseerd om bij bewezenverklaring een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank constateert dat verdachte op 7 juli 2020 in verzekering is gesteld en dat de redelijke termijn op het moment van deze uitspraak met zes maanden is overschreden. De rechtbank weegt dit mee in de strafmaat.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en aan verdachte een lagere taakstraf op te leggen en, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de strafbare feiten eind 2019 en begin 2020 plaatsvonden, een kortere proeftijd te verbinden aan de voorwaardelijke straf. Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden met een proeftijd van één (1) jaar passend en geboden.

8.Beslag

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK GSM
(Omschrijving: [nummer 1] , Samsung zwart, merk: [nummer 2] )behoort aan verdachte toe. Verdachte had deze telefoon ten tijde van zijn aanhouding in gebruik. Het overleg tussen verdachte en [medeverdachte] over de oplichtingen vond via de applicatie WhatsApp plaats. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat met het voorwerp het bewezen geachte feit is begaan en dat het voorwerp dus vatbaar is voor verbeurdverklaring. De in beslag genomen telefoon zal daarom verbeurd verklaard worden.

9.Vorderingen benadeelde partij

[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 725,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 1.460,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert € 600,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] vordert € 306,75 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 5]
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] vordert € 825,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] vordert € 538,74 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 470,45 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 7]
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] vordert € 600,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] vordert € 856,75 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 11]
De benadeelde partij [benadeelde partij 11] vordert € 500,00 aan vergoeding van materiële schade en € 250,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 9]
De benadeelde partij [benadeelde partij 9] vordert € 700,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 10]
De benadeelde partij [benadeelde partij 10] vordert € 600,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd voor de tenlastegelegde oplichting van [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 10] . Gelet hierop heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding van deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat zij zich ook hebben gevoegd als benadeelde partij in de strafzaak tegen [medeverdachte] en de rechtbank hun vorderingen in die zaak in zijn geheel heeft toegewezen. Hierbij is geen hoofdelijkheid bepaald, waardoor er geen ruimte meer is voor toewijzing van de vorderingen in de zaak tegen verdachte.
De rechtbank heeft in de strafzaak tegen [medeverdachte] de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij] gedeeltelijk toegewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat het meerdere alsnog wordt toegewezen. Voor het reeds toegewezen bedrag, dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vorderingen benadeelde partij van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] af te wijzen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht deze vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
Vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 10]
Gelet op de partiële vrijspraak ten aanzien van aangevers [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 10] verklaart de rechtbank de vorderingen van de voorgenoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk. De benadeelde partijen kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank bepaalt dat ieder de eigen proceskosten draagt.
9.3.2
Vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5]
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen benadeelde partij in de strafzaak tegen [medeverdachte] volledig, zonder hoofdelijkheid, zijn toegewezen. Deze vorderingen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen het (eventueel) resterende deel van hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank bepaalt dat ieder de eigen proceskosten draagt.
9.3.3
Vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 3]
Op basis van de aangifte, de daarbij gevoegde stukken en het voegingsformulier staat vast dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank begroot de materiële schade van benadeelde partij [benadeelde partij 3] op een bedrag van € 500,00. Nu is gebleken dat de benadeelde partij zich in de strafzaak tegen [medeverdachte] heeft gevoegd en zijn vordering reeds tot dat bedrag is toegewezen, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij geen schade te verhalen heeft in deze zaak. De rechtbank verklaart de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel (€ 100,00) van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank bepaalt dat ieder de eigen proceskosten draagt.
9.3.4
Vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 9]
Op basis van de aangifte, de daarbij gevoegde stukken en het voegingsformulier staat vast dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 9] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank begroot de materiële schade van benadeelde partij [benadeelde partij 9] op een bedrag van € 500,00. Nu is gebleken dat de benadeelde partij zich in de strafzaak tegen [medeverdachte] heeft gevoegd en zijn vordering reeds tot dat bedrag is toegewezen, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij geen schade te verhalen heeft in deze zaak. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering (€ 200,00) bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank bepaalt dat ieder de eigen proceskosten draagt.
9.3.5
Vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 6]
Op basis van de aangifte, de daarbij gevoegde stukken en het voegingsformulier staat vast dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 6] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank begroot de materiële schade van benadeelde partij [benadeelde partij 6] op een bedrag van € 300,00. Nu is gebleken dat de benadeelde partij zich in de strafzaak tegen [medeverdachte] heeft gevoegd en zijn vordering reeds tot dat bedrag is toegewezen, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij geen schade te verhalen heeft in deze zaak. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering (€ 238,74) bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank bepaalt dat ieder de eigen proceskosten dragen.
9.3.6
Vordering benadeelde partij van [benadeelde partij]
Op basis van de aangifte, het voegingsformulier en de daarbij gevoegde stukken staat vast dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank begroot de materiële schade van benadeelde partij [benadeelde partij] op een bedrag van € 270,45. Nu is gebleken dat de benadeelde partij zich in de strafzaak tegen [medeverdachte] heeft gevoegd en zijn vordering reeds tot dat bedrag is toegewezen, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij geen schade te verhalen heeft in deze zaak. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering (€ 200,00) bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank bepaalt dat ieder de eigen proceskosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
1 (één) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:

1 STK GSM (Omschrijving: [nummer 1] , Samsung zwart, merk: [nummer 2] )

Vorderingen benadeelde partij
Verklaart niet-ontvankelijk in zijn/haar vordering:
- [benadeelde partij 7] ;
- [benadeelde partij 8] ;
- [benadeelde partij 11] ;
- [benadeelde partij 10] ;
- [benadeelde partij 1] ;
- [benadeelde partij 2] ;
- [benadeelde partij 4] ;
- [benadeelde partij 5] ;
- [benadeelde partij 3] ;
- [benadeelde partij 9] ;
- [benadeelde partij 6] ;
- [benadeelde partij] .
Bepaalt ten aanzien van alle bovengenoemde benadeelde partijen dat deze en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 januari 2023.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Dit is een service van Marktplaats, waarbij gebruik wordt gemaakt van een tussenrekening van Marktplaats en de verkoper pas het aankoopbedrag ontvangt wanneer de koper het gekochte goed heeft ontvangen.
2.Dit is een online platform, waarbij vanuit iedere willekeurige naam sms-berichten verstuurd kunnen worden.
3.Parketnummer 13/152057-20.