ECLI:NL:RBAMS:2023:4392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/017857-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in verband met niet verschenen opgeëiste persoon

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die wordt verdacht van een strafbaar feit waarvoor een vrijheidsstraf van vier jaren en zes maanden is opgelegd. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 mei 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De officier van justitie heeft verzocht om de overlevering van de opgeëiste persoon, maar de verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Dit artikel stelt dat overlevering kan worden geweigerd als de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen in de procedure die tot het vonnis heeft geleid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB onduidelijkheden bevatte over de procedure in eerste aanleg versus hoger beroep en of de opgeëiste persoon daadwerkelijk in persoon aanwezig was bij de rechtszittingen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende informatie is om te bepalen of de rechten van de verdediging van de opgeëiste persoon zijn geschonden. Daarom heeft de rechtbank besloten om de overlevering te weigeren op basis van artikel 12 OLW, zonder verdere afwachting van informatie van de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van toepassing is en dat er geen omstandigheden zijn die een uitzondering op deze weigeringsgrond rechtvaardigen.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29 van de OLW. De rechtbank heeft de beslissing om de overlevering te weigeren op schrift gesteld en de relevante wetsbepalingen zijn in de uitspraak opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/017857-23
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 23 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 oktober 2022 door
the Office of the Prosecutor of the Republic attached to the Court of Messina(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1984,
verblijvende op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 mei 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment n. 617/2011 of the Court of Messina, rendered in criminal proceeding n. 3214/2008 R.G.N.R., enforceable on 28 September 2015.Uit het zogenaamde A-formulier blijkt dat op 5 april 2011 door
the Court of Messinavonnis gewezen is.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In het EAB is onder d. aangegeven dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen in de procedure die tot het vonnis heeft geleid. Voorts is aangegeven dat zich (kort gezegd) de omstandigheden als bedoeld in artikel 12 onder a voordoen. In het A-formulier is aangegeven dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft van verzet. De officier van justitie heeft hieromtrent vragen gesteld.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van artikel 12 OLW. Zij heeft in dat verband een vertaling van een arrest het Hof van Beroep in Roemenië overgelegd van 30 oktober 2018, waarin de overlevering van de opgeëiste persoon ter zake van hetzelfde feit naar Italië geweigerd zou zijn op grond van artikel 12 OLW.
De officier van justitie heeft aangegeven dat naar aanleiding van het EAB reeds op 12 april 2023 vragen zijn uitgezet nu het EAB in samenhang gelezen met het A-formulier onduidelijk is met betrekking tot de vraag of een uitzondering van artikel 12 OLW van toepassing is en, zo ja, welke. Zij heeft aangegeven dat zij nog geen antwoorden heeft ontvangen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van deze nadere informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB wordt alleen melding gemaakt van het vonnis van the
Court of Messinavan 5 april 2011, welk vonnis eerst op 20 september 2015 uitvoerbaar geworden is. Uit het door de raadsvrouw overgelegde stuk blijkt dat dit vonnis bij arrest door het Hof van Beroep in Messina op 23 januari 2015 bekrachtigd is, welk arrest op 29 september 2015 onherroepelijk geworden is. Op dat moment werd het vonnis uitvoerbaar. De rechtbank gaat ervanuit dat het om dezelfde zaak gaat, nu hetzelfde dossiernummer (3214) vermeld wordt.
Het is echter in de eerste plaats onduidelijk of het EAB en het A-formulier zijn ingevuld met betrekking tot de procedure in eerste aanleg of met betrekking tot de procedure in hoger beroep. Daarnaast is onduidelijk welke instantie definitief geoordeeld heeft over de schuld van de opgeëiste persoon en de aan hem op te leggen straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4] Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen of de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, alsmede of zich één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, onder a tot en met d, OLW heeft voorgedaan. Op basis van de voorhanden zijnde informatie kan de rechtbank dus niet vaststellen dat overlevering geen schending van de rechten van de verdediging van opgeëiste persoon inhoudt.
De rechtbank ziet geen aanleiding in het kader van de beoordeling van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW nadere informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit af te wachten, dan wel zelf nog nadere informatie op te vragen. Het EAB is op 23 februari 2023 door de officier van justitie ontvangen, zodat er ruim de tijd is geweest duidelijkheid te verschaffen over genoemde vragen. Daarbij is het op zijn minst opmerkelijk dat het EAB geen enkele melding maakt van het arrest in hoger beroep waarbij mogelijk definitief geoordeeld is over de schuld van de opgeëiste persoon en de op te leggen straf, ook niet in onderdeel b van het EAB. De rechtbank ziet bovendien geen mogelijkheid tot het alsnog stellen van dezelfde vragen dan wel aanvullende vragen, nu de beslistermijn op dusdanig korte termijn verstrijkt dat niet verwacht kan worden dat de (vertaalde) antwoorden op de vragen tijdig ontvangen zullen worden.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is zonder dat zich een van de omstandigheden als bedoeld onder a. tot en met c. van toepassing is, en evenmin sprake is van een garantie als bedoeld in artikel 12 onder d.. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 van de Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor of the Republic Messina(Italië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017 in de zaak Tupikas, ECLI:EU:C:2017:628.