Op 5 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Litouwse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1982, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op 22 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, de rechtbank vertegenwoordigde. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, en een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De Litouwse autoriteiten hebben de opgeëiste persoon beschuldigd van strafbare feiten, waaronder oplichting, en het niet naleven van detentievoorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de dubbele strafbaarheid voor het feit van het niet naleven van detentievoorwaarden ontbreekt, de overlevering toch kan worden toegestaan op basis van het facultatieve karakter van artikel 7 OLW. Dit is in het belang van de opgeëiste persoon, aangezien de gezamenlijke afdoening van beide feiten wenselijk is.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen, zoals artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet, zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen, en de rechters mrs. R. Godthelp en L. Sanders, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.