ECLI:NL:RBAMS:2023:4381

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/021967-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Litouwen

Op 5 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Litouwse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1982, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op 22 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, de rechtbank vertegenwoordigde. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, en een tolk in de Litouwse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De Litouwse autoriteiten hebben de opgeëiste persoon beschuldigd van strafbare feiten, waaronder oplichting, en het niet naleven van detentievoorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de dubbele strafbaarheid voor het feit van het niet naleven van detentievoorwaarden ontbreekt, de overlevering toch kan worden toegestaan op basis van het facultatieve karakter van artikel 7 OLW. Dit is in het belang van de opgeëiste persoon, aangezien de gezamenlijke afdoening van beide feiten wenselijk is.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen, zoals artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet, zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen, en de rechters mrs. R. Godthelp en L. Sanders, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/021967-23
RK nummer: 23/249
Datum uitspraak: 5 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 december 2022 door
the Office of the Prosecutor General of the Republic Lithuania(Litouwen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van
the District Court of Marijampolévan 8 november 2022, no. 01-0-00392-22.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat steeds een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en die feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan ten aanzien van onder 2 genoemde feit is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
oplichting
De verdenking onder 1 houdt – kort gezegd – in dat de opgeëiste persoon zich niet heeft gehouden aan zijn detentievoorwaarden en zich aan detentie heeft onttrokken. De raadsman heeft aangevoerd dat dit feit naar Nederlands recht niet strafbaar is en de overlevering om die reden moet worden geweigerd. Alhoewel de dubbele strafbaarheid ontbreekt, vindt de officier van justitie dat de rechtbank kan afzien van weigering.
De rechtbank stelt vast dat de dubbele strafbaarheid voor het onder 1 genoemde feit ontbreekt. Het genoemde feit heeft geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde. Het feit is immers begaan in Litouwen, en de overlevering is al toelaatbaar geacht voor de strafvervolging in Litouwen voor het feit onder 2. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om gebruik te maken van het facultatieve karakter van artikel 7 OLW en de overlevering ook voor het feit onder 1 toe te staan. De gezamenlijke afdoening van beide feiten is bovendien in het belang van de opgeëiste persoon. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 326 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor General of the Republic Lithuania(Litouwen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.