ECLI:NL:RBAMS:2023:4378

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/026254-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

Op 5 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 maart 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en vijf maanden, waarvan nog één jaar, één maand en negen dagen resteert. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn, en dat het verweer van de raadsman, dat de dubbele strafbaarheid niet zou zijn voldaan, niet opgaat.

De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft benadrukt dat de relevante wetgeving, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, van toepassing zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29 van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/026254-23
RK nummer: 23/287
Datum uitspraak: 5 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 27 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 december 2022 door
the Circuit Court in Tarnobrzeg(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
verblijfadres: [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement of the District Court in Mielecvan 22 oktober 2019, referentienummer II K 495/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en vijf maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog één jaar, één maand en negen dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3] In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
(poging tot) diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
De raadsman heeft bepleit dat het ‘opium’ feit niet voldoet aan het vereiste van de dubbele strafbaarheid, omdat het gaat om het bezit van 2,89 gram cannabis. Wanneer de feitelijke elementen zich in Nederland hadden afgespeeld, was er zeer waarschijnlijk geen sprake geweest van vervolging wegens de geringe hoeveelheid cannabis. Om die reden moet de overlevering worden geweigerd.
De rechtbank is van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan niet relevant is of voor het feit in Nederland een gedoogbeleid geldt, maar alleen of het feit ook in Nederland strafbaar is. De rechtbank stelt vast dat aan dat vereiste is voldaan en verwerpt het verweer.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, 3 en 10 Opiumwet en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Tarnobrzeg(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.