3.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging van een fooienpot en arcademuntjes. Aangever heeft verklaard dat hij de camerabeelden van het bedrijf heeft bekeken en dat daarop was te zien dat NN1 geld uit de fooienpot heeft gepakt en dat NN3 arcademuntjes heeft gepakt en onder zijn jas heeft verstopt. Bij de aangifte is ook een bijlage met de gestolen goederen gevoegd. De rechtbank ziet hierin voldoende bewijs dat het geld uit de fooienpot en arcademuntjes zijn weggenomen bij [bedrijf 1] . Verder heeft verdachte op de zitting verklaard dat het kan kloppen dat hij op de camerabeelden is herkend, omdat hij (ook) ter plaatse is geweest. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de strafverzwarende bestanddelen braak, verbreking en inklimming, omdat daarvoor geen bewijs is.
De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging met braak. Verdachte is door meerdere verbalisanten herkend op de camerabeelden van de diefstal bij [bedrijf 1] op 15 februari 2023. Die camerabeelden zijn vergeleken met de camerabeelden van de poging tot inbraak bij [bedrijf 1] op 16 februari 2023. De verbalisanten hebben hiervoor de bewegende camerabeelden bekeken. De bewegende camerabeelden maken geen onderdeel uit van het dossier. Daarom kan niet worden geoordeeld dat deze van slechte kwaliteit zijn. De verbalisanten hebben op basis van de bewegende camerabeelden geverbaliseerd dat op de camerabeelden van 16 februari 2023 dezelfde drie mannen te zien zijn als op de camerabeelden van 15 februari 2023. Verdachte wordt op de camerabeelden van 16 februari 2023 herkend aan zijn opvallende tatoeage op zijn linkerhand, horloge, manier van lopen, wenkbrauwen en vorm van zijn hoofd. De rechtbank oordeelt dat dit, in combinatie met de herkenningen van verdachte op basis van de camerabeelden van 15 februari 2023, voldoende onderscheidende persoonskenmerken zijn om te concluderen dat verdachte weer te zien is op de camerabeelden. De rechtbank vindt met name de tatoeage op de linkerhand, die zowel op de camerabeelden van 15 als 16 februari 2023 te zien is, van belang voor de herkenning. [medeverdachte] is eveneens herkend op de camerabeelden van 15 én 16 februari 2023. De rechtbank oordeelt dat dit bijdraagt aan de betrouwbaarheid en bewijskracht van de herkenning van verdachte op de camerabeelden van 16 februari 2023. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat de herkenning dan wel vergelijking betrouwbaar is. De rechtbank is dan ook voldoende overtuigd dat verdachte bij de poging tot diefstal op 16 februari 2023 betrokken is geweest.
De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met braak en verbreking. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de trui met daarop het DNA van verdachte niet in de woning van aangeefster, maar in een gemeenschappelijke hal daarbuiten is gevonden. Dit blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de trui is aangetroffen in de gemeenschappelijke hal in de woning van aangeefster. Om in die gemeenschappelijke hal te komen, moet namelijk eerst de woning worden betreden via de voordeur. Aangeefster heeft die trui direct na de inbraak in de gemeenschappelijke hal gevonden. Nu de trui niet van een van de bewoners van de woning is en op de trui verf- en houtsnippers zijn aangetroffen, is hoogst aannemelijk dat de trui door de inbreker is achtergelaten.
Eén dag na de inbraak zijn er met het paspoort van verdachte sieraden verkocht bij [bedrijf 2] . De rechtbank ziet voldoende bewijs dat het hier handelde om de uit de woning gestolen sieraden. Aan de opkoper zijn foto’s van de gestolen sieraden getoond en hij heeft verklaard dat hij met 99 procent zekerheid kan zeggen dat de sieraden op de foto’s de sieraden zijn die hij op 19 februari 2023 heeft ingekocht van iemand die zich heeft geïdentificeerd met een paspoort op naam van verdachte. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat [naam] zijn paspoort had geleend om sieraden te verkopen bij [bedrijf 2] ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het verdachte is geweest die de gestolen sieraden heeft verkocht. Dat verdachte de sieraden niet zelf uit de woning heeft gestolen, maar pas na de inbraak heeft verkregen, wordt weerlegd door het aantreffen van het DNA van verdachte op de trui die is achtergelaten in de woning.
Bewijsoverweging feit 4, feit 5 en feit 6
De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en heeft mishandeld. Dit heeft verdachte gedaan met behulp van een vuurwapen. Verdachte is door meerdere verbalisanten herkend op de camerabeelden uit de omgeving van de kringloopwinkel, rondom het tijdstip van het plaatsvinden van de feiten. De verbalisanten hebben hiervoor de bewegende camerabeelden bekeken. De bewegende camerabeelden maken geen onderdeel uit van het dossier. Daarom kan niet worden geoordeeld dat deze van slechte kwaliteit zijn. De verbalisanten hebben op basis van de bewegende camerabeelden geverbaliseerd dat zij verdachte onder andere hebben herkend aan zijn opvallende (brede) loopje, postuur, gezicht, kaaklijn en donkere sik. De rechtbank oordeelt dat dit voldoende onderscheidende persoonskenmerken zijn om te concluderen dat verdachte te zien is op de camerabeelden. Alle verbalisanten die verdachte hebben herkend, hebben vanuit hun werkzaamheden meerdere malen contact gehad met verdachte. De rechtbank oordeelt dat dit bijdraagt aan de betrouwbaarheid en de bewijskracht van de herkenningen van verdachte. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat de herkenningen betrouwbaar zijn en dus voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Op het vuurwapen waarmee aangever is bedreigd en mishandeld, is het DNA van verdachte aangetroffen. Dat niet valt uit te sluiten dat het DNA van verdachte op een ander moment dan de bedreiging en mishandeling op het vuurwapen is terecht gekomen, wordt weerlegd door de herkenningen van verdachte door de verbalisanten. De herkenningen van verdachte in combinatie met het aantreffen van het DNA van verdachte op het vuurwapen vormen voldoende bewijs dat het verdachte was die aangever heeft bedreigd en mishandeld én het vuurwapen voorhanden heeft gehad op 20 februari 2023.
De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging met verbreking. De verbalisant heeft ter plaatse twee personen in donkere kleding dicht bij de desbetreffende bus zien staan. Eén van de personen had schoenen met een opvallend licht vlak aan de zijkanten aan. Toen de personen de verbalisant zagen, renden zij allebei weg. De personen zijn op aanwijzingen van de verbalisant door twee andere verbalisanten gevolgd. Hierop is één van de personen aangehouden. Dit bleek verdachte te zijn. Verdachte droeg donkere schoenen met een opvallend licht, geel, vlak. Op ongeveer 1 meter afstand van verdachte werden op de grond zwarte handschoenen gevonden. Ook werd een paar meter naast de aanhouding een ‘lifehammer’, die wordt gebruikt om ramen in te slaan, gevonden in het gras. De verklaring van verdachte dat hij in de omgeving was, omdat hij op bezoek was bij een kennis, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte kon op de zitting geen concrete gegevens van die kennis noemen, zoals bijvoorbeeld een naam of adres.
Aangever heeft verklaard dat er twee schuurmachines en een stofzuiger uit zijn bus zijn weggenomen. Voordat getuige [naam getuige] uit haar raam keek, hoorde zij al drie kwartier gerommel op straat. De rechtbank ziet hierin voldoende bewijs voor een voltooide diefstal. Dat aangever geen bon en/of types van de schuurmachines en stofzuiger heeft kunnen overleggen en dat die goederen niet zijn gevonden, maakt dit oordeel niet anders.
De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de inbreker door het raam naar binnen probeerde te komen. Aan de binnenzijde van het raamkozijn is vervolgens een bloedspoor gevonden dat matcht met het DNA van verdachte. De rechtbank ziet hierin voldoende bewijs dat verdachte de dader is geweest.