Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift inzake beslag op goederen, ingediend door een klager die gedetineerd is. De klager, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had op 7 februari 2023 goederen in beslag laten nemen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. Het klaagschrift werd op 15 mei 2023 ingediend en op 23 juni 2023 behandeld. De klager verzocht om teruggave van een geldbedrag van € 420,- en verschillende kledingstukken, waarbij hij stelde dat hij de rechthebbende was van het geld, dat hij op 6 februari 2023 bij Western Union had opgehaald. De officier van justitie betwistte de teruggave van het geld, omdat het mogelijk van een slachtoffer was gestolen, en stelde dat er geen kledingstukken in beslag waren genomen.
De rechtbank oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang was dat de teruggave van het geld in de weg stond, en dat niet kon worden vastgesteld dat de kledingstukken van de klager waren. De rechtbank verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag voor de kledingstukken, maar gegrond voor het geldbedrag. De rechtbank gelastte de teruggave van het geld aan de klager. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Bos, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.