ECLI:NL:RBAMS:2023:4369

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
23/012171
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift beslag in strafzaak met betrekking tot inbeslaggenomen goederen

Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift inzake beslag op goederen, ingediend door een klager die gedetineerd is. De klager, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had op 7 februari 2023 goederen in beslag laten nemen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. Het klaagschrift werd op 15 mei 2023 ingediend en op 23 juni 2023 behandeld. De klager verzocht om teruggave van een geldbedrag van € 420,- en verschillende kledingstukken, waarbij hij stelde dat hij de rechthebbende was van het geld, dat hij op 6 februari 2023 bij Western Union had opgehaald. De officier van justitie betwistte de teruggave van het geld, omdat het mogelijk van een slachtoffer was gestolen, en stelde dat er geen kledingstukken in beslag waren genomen.

De rechtbank oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang was dat de teruggave van het geld in de weg stond, en dat niet kon worden vastgesteld dat de kledingstukken van de klager waren. De rechtbank verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag voor de kledingstukken, maar gegrond voor het geldbedrag. De rechtbank gelastte de teruggave van het geld aan de klager. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Bos, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
Parketnummer : 13/040448-23
Raadkamernummer : 23/012171
Datum : 7 juli 2023
Beslissing van de meervoudige strafkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in [plaats detentie] .
hierna te noemen: klager, tevens beslagene.

Feiten

In het strafvorderlijk onderzoek tegen verdachte zijn op 7 februari 2023 goederen in beslag genomen op grond van artikel 94 Sv.

Procedure

Het klaagschrift is op 15 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand haar standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 23 juni 2023 het klaagschrift op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie, klager en zijn raadsman, mr. M. Rafik, ter terechtzitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal € 420,- (goednummers 6299580 en 6298925), verschillende kledingstukken en een telefoon. Ter terechtzitting is namens klager aangevoerd dat de telefoon al is teruggegeven. Het beklag strekt daarom nog tot teruggave van het geld en de kledingstukken.
Namens klager is aangevoerd dat klager de rechthebbende van het geld is. Klager heeft het geld op 6 februari 2023 bij Western Union opgehaald. Hij heeft dit geld ontvangen van een contact uit Frankrijk.
Voor wat betreft de kledingstukken geldt dat het klager bevreemdt dat de goederen uit de Audi zijn teruggegeven aan de eigenaar van de Audi. Dit is een evidente misslag, omdat het vaststaat dat er in de Audi meerdere personen hebben gezeten.
Er is niet langer een strafvorderlijk belang dat het voortduren van het beslag noodzakelijk maakt. Het laten voortduren van het beslag zou bovendien evident disproportioneel zijn, omdat klager er groot belang bij heeft dat hij zijn goederen terug krijgt.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag voor zover dit is gericht op de kledingstukken. Er zijn geen kledingstukken in beslag genomen en die zijn dus ook niet in het bezit van justitie.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen teruggave van het in beslag genomen geld aan klager. Het valt niet uit te sluiten dat dit geld het geld is dat van het slachtoffer is gestolen. Het geld moet daarom worden teruggegeven aan het slachtoffer.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Gelet op de stukken uit het strafvorderlijk onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting oordeelt de rechtbank dat zij niet kan vaststellen dat er kledingstukken van verdachte in beslag zijn genomen. De rechtbank verklaart de klager daarom niet-ontvankelijk in zijn beklag voor zover dit is gericht op de kledingstukken.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag moet de rechtbank eerst beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast. Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Gelet op de stukken uit het strafvorderlijk onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting oordeelt de rechtbank dat er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat. Bovendien kan de rechtbank niet vaststellen dat het slachtoffer rechthebbende van het geld is. De rechtbank verklaart het beklag daarom gegrond voor zover dit is gericht op het geld en gelast de teruggave van het geld aan klager.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • klager
  • het beklag
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.J. Bos, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en C.F.J. Heemskerk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na de dagtekening van deze beslissing.